ECLI:NL:RBASS:2012:BW7554

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/605466-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van uitbuiting en prostitutie

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van uitbuiting en prostitutie, heeft de rechtbank Assen op 5 juni 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij in de periode van 20 oktober 2006 tot en met 28 april 2010, in of omstreeks de gemeente Assen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot prostitutie en voordeel heeft getrokken uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enige bewijsbron de verklaring van de aangeefster was, die door de verdachte werd ontkend. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen, waaronder de moeder van de aangeefster, niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen, omdat deze getuigen geen directe waarnemingen hadden gedaan maar enkel hoorden wat de aangeefster had verteld.

Tijdens de zitting op 22 mei 2012 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.J. Pellinkhof. De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling en vroeg de rechtbank om de verdachte vrij te spreken. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd, en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig bewijs was dat de verdachte de hem tenlastegelegde feiten had begaan. Ook werd de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, aangezien de verdachte integraal werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Assen, met de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19/605466-11
19/620013-09 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juni 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1981,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 mei 2012.
Verdachte/veroordeelde is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 20 oktober 2006 tot en met 28 april 2010 in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) [slachtoffer] (die door verdachte en/of zijn mededader(s) in huis was genomen) met een of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht genoemde middel(en) heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer] met en/of voor een derde,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat verdachtes mededader een schuld (van eur 11.000,--) had en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat verdachte, die escortchauffeur was, wel wist hoe die [slachtoffer] beter kon verdienen en/of
- voortdurend op die [slachtoffer] ingepraat om haar in de prostitutie te krijgen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat als zij niet in de prostitutie zou willen werken verdachtes mededader dan misschien niet bij die [betrokkene] wilde zijn en/of
- die [slachtoffer] aan een hoerenmadam voorgesteld en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd (nadat zij een tijd in de prostitutie had gewerkt) dat verdachts mededader nog steeds niet uit de schulden was en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij ergens anders misschien meer kon verdienen en/of
- geweigerd die [slachtoffer] een vrije dag te geven en/of
- toen die [slachtoffer] aangaf niet langer voor verdachte en/of zijn mededader(s) te willen werken, opnieuw op haar in hebben/heeft gepraat en/of hebben/heeft gezegd dat verdachtes mededader nog steeds niet uit de schulden was en hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) aldus, in ieder geval door dwang en/of door geweld en/of door een feitelijkheid en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer] (telkens) gedwongen dan wel bewogen het geld, dat zij had verdiend door zich te prostitueren, aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 20 oktober 2006 tot en met 28 april 2010 in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) het geld dat die [slachtoffer] verdiende met het zich prostitueren, waartoe die [slachtoffer] door verdachte en/of zijn mededader(s) was gedwongen/bewogen, van die [slachtoffer] afgenomen, althans in ontvangst genomen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, acht hetgeen primair en subsidiair aan verdachte is tenlastegelegd met name niet wettig bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het hem tenlastegelegde. Voorts vordert hij dat de rechtbank de vordering na voorwaardelijke veroordeling en de ontnemingsvordering ter terechtzitting zal afwijzen.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, met name niet wettig bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, nu verdachte het hem tenlastegelegde ontkent en slechts de verklaring van aangeefster [slachtoffer] als bewijs van het tenlastegelegde kan worden gebruikt.
Weliswaar hebben [getuige 1], locatiehoofd bij [instantie], de moeder van [slachtoffer], en de getuigen [getuigen 2, 3, 4 en 5] voor verdachte belastende verklaringen afgelegd, maar voornoemde personen ontlenen hun kennis aan hetgeen zij van aangeefster of van elkaar hebben gehoord. Hun verklaringen bevatten dan ook geen feiten of omstandigheden die zijzelf hebben waargenomen of ondervonden.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/620013-09
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde integraal zal worden vrijgesproken, behoort de vordering na voorwaardelijke veroordeling, strekkende tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 maart 2010, te worden afgewezen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/620013-09
De rechtbank wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H.H.A. Fransen en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 5 juni 2012.