ECLI:NL:RBASS:2012:BW3208
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.H.A. Fransen
- E.C.M. Wolfert
- C. Brouwer
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de feiten had gepleegd. De rechtbank constateerde dat de aangiftes van de slachtoffers niet met de vereiste zorgvuldigheid waren behandeld. Er was geen informatief gesprek gevoerd met [slachtoffer 1], en de processen-verbaal van de gesprekken met [slachtoffer 2] en getuige [getuige 1] waren niet in het dossier opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat er onvoldoende steunbewijs was voor de aangiftes.
De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de getuigen, waaronder [getuige 1], niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De enige getuige die uit eigen waarneming had verklaard, was [slachtoffer 2], maar haar verklaring was ook niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging was gekomen dat hij de feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen achtte. De rechtbank bepaalde dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter konden aanbrengen, en dat de kosten voor zowel de benadeelde partijen als de verdachte voor eigen rekening kwamen.