ECLI:NL:RBASS:2012:BW2532

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830068-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en vrijheidsberoving met geweld in de woning van verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, vrijheidsberoving, bedreiging en mishandeling. De feiten vonden plaats op 13 maart 2011, toen de verdachte drie slachtoffers in zijn woning wederrechtelijk van hun vrijheid beroofde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met geweld en bedreiging, waaronder het gebruik van een hamer en een schroevendraaier, de slachtoffers dwong om op bed te gaan liggen en hen bedreigde met de dood. De slachtoffers, waaronder een minderjarig meisje, hebben verklaard dat zij onder druk van de verdachte seksuele handelingen moesten verrichten, waarbij de verdachte hen met geweld en bedreiging onder controle hield. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verbalisanten die ter plaatse kwamen na een 112-melding als overtuigend beschouwd. De verdachte heeft zijn medewerking aan psychologisch onderzoek geweigerd, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden schade, zowel materieel als immaterieel. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de gebruikte voorwerpen, zoals de hamer en schroevendraaier, bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830068-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 6 maart 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonadres],
[detentieadres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 juni 2011 (pro forma), 30 augustus 2011 (pro forma), 25 november 2011 (pro forma) en 21 februari 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plats delict] opzettelijk [slachtoffer 1, hierna s1] en/of [slachtoffer 2, hierna s2] en/of [slachtoffer 3, hierna s3] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet, terwijl die [s1] en/of [s2] en/of [s3] in zijn, verdachtes woning/kamer waren/was,
meermalen de deur heeft afgesloten (gehouden) (en de sleutel uit het slot gehaald) en/of met een hamer, althans een hard voorwerp op een tafel heeft geslagen en/of
meermalen die [s1] en/of die [s2] en/of die [s3]
- heeft gedreigd met een hamer, althans met een hard voorwerp, te slaan en/of met een schroevendraaier, althans met een scherp voorwerp, te steken en/of
- de woorden heeft toegevoegd “ga op bed zitten/liggen” en/of “ik maak jullie dood” en/of “ik ga jullie nu gijzelen, ik maak jullie vanavond helemaal kapot” en/of “als jullie aangifte doen, dan maak ik jullie af” en/of
- die [s2] en/of die [s3] meermalen, met een hamer, althans met een hard voorwerp heeft geslagen,
waardoor die [s1] en/of die [s2] en/of die [s3] de woning/kamer niet kon(den) verlaten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [s1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [s1],
hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [s1] gebracht/gehouden en/of heen en weer bewogen en/of zijn penis in de vagina van die [s1] geduwd/gebracht/gehouden en/of heen en weer bewogen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [s1]
(die kort daarvoor getuige was geweest van het feit dat verdachte, de aldaar aanwezige [s2] ernstig had mishandeld en/of goederen had vernield met een hamer en/of dat verdachte al eerder bedreigingen had geuit in de richting van die [s1] en/of die [s2]
- meermalen heeft opgesloten/vast gehouden in zijn woning/kamer en/of
- meermalen heeft gedreigd met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp door deze tegen haar keel/hals en/of in haar rug te drukken/houden en/of
- een hamer heeft getoond en/of
- heeft bevolen zijn penis in haar mond te nemen en/of hem te pijpen en/of
- heeft bevolen haar (onder-)kleding uit te trekken en/of bij hem op schoot te gaan zitten
en/of (aldus) voor die [s1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict], met [s1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [s1], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [s1] gebracht/gehouden en/of heen en weer bewogen en/of zijn penis in de vagina van die [s1] geduwd/gebracht/gehouden en/of heen en weer bewogen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] aan een persoon genaamd
[s2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, met kracht, met een hamer, althans met een hard voorwerp op de benen te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [s2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [s2] meermalen, met kracht, met een hamer, althans een hard voorwerp, op de benen en/of op het lichaam heeft geslagen en/of met een schroevendraaier, althans met een scherp voorwerp, in de arm heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [s2]), meermalen, met kracht, met een hamer op de benen/een been en/of het lichaam heeft geslagen en/of met een schroevendraaier, althans met een scherp voorwerp, in de arm heeft gestoken/geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [s3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, met kracht, met een hamer, althans met een hard voorwerp, op de benen/een been heeft geslagen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [s3]), meermalen, met een hamer, althans met een hard voorwerp, op de benen/een been heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 in de [plaats delict] [s1] en/of [s2] en/of [s3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [s1] en/of [s2] en/of [s3] dreigend de woorden toegevoegd: “ik maak jullie dood” en/of “ ik maak jullie vanavond helemaal kapot” en/of “als jullie aangifte doen, dan maak ik jullie af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.G. van der Burg acht hetgeen onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en onder 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Het beslag dient verbeurd te worden verklaard en de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden toegewezen zoals gevorderd, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 3 primair en subsidiair en onder 4 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Bewijsmotivering
Feit 1:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte en aanvullende verklaring van [s1] bij de politie, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: dat zij op 13 maart 2011 samen met [s2] en [s3] in de woning van verdachte was. Op enig moment ontstond er ruzie tussen verdachte en [s2] over geld dat verdachte van [s2] moest hebben . Verdachte en [s2] gingen naar de gang. Toen zij terug kwamen in de kamer deed verdachte de deur op slot . Verdachte pakte een schroevendraaier en een hamer uit een kastje en heeft daarmee gedreigd. Hij heeft [s2] in zijn hand geraakt met de schroevendraaier. Aangeefster, [s2] en [s3] moesten op het bed gaan liggen. Verdachte zwaaide met de hamer en riep “ik maak jullie allemaal dood”. Verdachte sloeg met de hamer op tafel en op het bed en vervolgens ook op de benen van [s2] en [s3] . Aangeefster heeft wel 1000 maal aan verdachte gevraagd om haar te laten gaan maar daar reageerde hij niet op. Zij moesten hun telefoons inleveren bij verdachte.
- de verklaring van [s1] bij de rechter-commissaris : “op het moment dat zij nog aan het vechten waren heb ik mijn jas en tas gepakt en wilde weg gaan, maar de deur zat op slot. U vraagt mij of de deur de hele avond op slot zat. De deur was wel dicht maar de sleutel zat in het slot. Toen ik naar de deur rende, rende verdachte ook naar de deur. Hij was mij voor en deed de deur op slot. Volgens mij heeft hij de sleutel in zijn broekzak gestopt. (…)
Wij moesten toen op bed gaan liggen. Hij wees met de schroevendraaier naar het bed en zei dat we daar met zijn drieën moesten gaan liggen. Hij heeft toen van ons alle drie de telefoon afgepakt. (…)
Elke keer dat [s2] zei “ik heb het niet”, sloeg hij met de hamer op zijn benen of op het bed.
- de aangifte van [s2] bij de politie, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Toen zei hij (verdachte): Jullie gaan nu met zijn drieën op het bed liggen. Dit is een gijzeling. Dat zei hij tegen mij, [s1] en [s3]. Hij wilde geld. Ik snapte er helemaal niets van. Toen pakte hij een hamer en begon mij op de knie en op de voet te slaan. Ik zei dat hij ons gewoon moest laten gaan. Hij zei nee. Want anders zou hij zijn kamer kwijtraken en wij zouden naar de politie gaan. Hij zei dat als we dat zouden doen dat hij ons dan af zou maken.
- de verklaring van [s2] bij de rechter-commissaris : We zaten toen op de bank en hij deed de deur op slot. Toen pakte hij uit de keuken een hamer en een schroevendraaier en toen moesten we met zijn drieën op bed gaan zitten. Volgens mij was hij dronken. Hij wilde geld van ons hebben. We hebben toen nog voorgesteld om naar de bank te gaan. Dat wilde hij niet. Toen heeft hij [s3] en mij geslagen.
- de aangifte van [s3] bij de politie, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: op een gegeven moment gingen [s2] en verdachte de gang in. Het viel mij toen al op dat verdachte de kamerdeur op slot deed zodat [s1] en ik er niet uit konden. Op een gegeven moment gaat de kamerdeur weer open. Volgens mij was het [s2] die als eerste naar binnen ging. Ik zag dat verdachte achter hem aan kwam. Ik zag vervolgens dat verdachte de deur weer op slot deed. Ik zag tevens dat [s2] een doek om zijn linkerhand had Ik hoorde dat verdachte tegen ons zei: ik ga jullie nu gijzelen en ik maak jullie vanavond helemaal kapot.
- de verklaring van [s3] bij de rechter-commissaris : Nadat [s2] was binnengekomen en verdachte hem volgde, zei verdachte: ik ga jullie gijzelen. Toen heeft hij de deur op slot gedaan en konden we er niet meer uit.
- de inhoud van het sms bericht dat [s2] die avond stuurt naar een begeleider: “Kom nu naar [verdachte] zen kamer hij geiseld ons nu komen nu. Niet bellen of smsen gr. [s2].”
- De inhoud van de 112 melding(en) op 13 maart 2011 om 04.13.35 uur en 04.19.24 uur, waaruit blijkt dat de deur dicht is en dat verdachte de deur niet open doet.
Feit 2 primair:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte en aanvullende verklaring van [s1] bij de politie, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Ik moest van verdachte een stoel bij de deur zetten. Ik moest toen in die stoel gaan zitten. Toen trok [verdachte] zijn broek naar beneden. Ik moest hem toen gaan pijpen. Ik zei dat ik dat niet wilde. [verdachte] had die schroevendraaier en hamer bij zich. Ik voelde de punt van de schroevendraaier in mijn rug. Toen heb ik het wel gedaan. (…) Ik haalde drinken uit de keuken. Toen ik terug kwam zat [verdachte] op de stoel. Ik moest bij hem op schoot komen zitten. Hij zei dat hij seks met mij wilde. Ik zei dat ik dat niet wilde. Ik kreeg toen de schroevendraaier in mijn keel gezet. Ik duwde zijn hand weg. Ik stond op. Ik moest weer bij hem op schoot gaan zitten en toen stopte hij zijn piemel in mijn vagina.
- de verklaring van [s1] bij de rechter-commissaris : [verdachte] zei tegen mij dat ik hem moest pijpen. Dat wilde ik niet doen, maar hij had een schroevendraaier in zijn hand tegen mijn rug aangeduwd. Ik voelde de punt van de schroevendraaier in mijn rug. Toen heb ik hem wel gepijpt. Later moest ik het nog een keer doen toen hij op de stoel zat. Later op de avond moest ik mijn legging uittrekken en op zijn schoot gaan zitten. Ik herinner mij dat [verdachte] de schroevendraaier steeds tegen mijn rug hield terwijl ik hem aan het pijpen was. (…) Eerst zat ik op één been bij hem en daarna moest ik bij hem op schoot zitten en duwde hij zijn piemel bij mijn vagina naar binnen. (…) Ik heb op geen enkel moment vrijwillige seks gehad met [verdachte].
- de aangifte van [s2] : Ik zag dat hij zijn broek uitdeed en dat [s1] hem moest pijpen. Ze begon te huilen. Hij zette de schroevendraaier in haar nek. Ze moest het doen. Toen heeft ze hem gepijpt. U vraagt mij wat ik onder pijpen versta. Gewoon. Zij moest gewoon zijn piemel in haar mond doen. (…) Toen moest zij haar kleren uitdoen. Zij moest huilen en zei dat ze het niet wilde. Hij zei: “je moet gewoon ophouden vieze kankerslet, vieze hoer”. Ze deed haar kleren uit. Toen ging zij boven op hem zitten. Hij had de schroevendraaier bij haar rug. Toen waren ze bezig met neuken. En zij alleen maar huilen en huilen.
- de verklaring van [s2] bij de rechter-commissaris : [s1] moest meekomen om hem te pijpen. Ik weet niet hoe lang het duurde. Ze hebben ook andere dingen gedaan. Toen [s1] haar kleren uit moest doen huilde zij en zij verzette zich. Ik zag dat [s1] haar broek heeft uitgedaan en daarna ging ze boven op hem zitten.
- de verklaring van [s3] bij de rechter-commissaris : Ik hoorde dat zij weigerde. Ik hoorde dat zij niet wilde. Ik hoorde hem zeggen “hou je stil”. Ik heb haar ook horen huilen.
- de rapportage van het NFI waaruit blijkt dat op de schaamlip van [s1] DNA materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van verdachte en dat op de penis van verdachte DNA materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [s1].
- de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting dat hij seks met [s1] heeft gehad. Hij verklaart dat [s1] orale seks met hem heeft gehad en dat zij geprobeerd heeft om op hem te gaan zitten maar dat het niet goed lukte. Het kan wel zijn dat er contact is geweest tussen haar vagina en zijn penis.
Bijzondere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 primair:
Het verweer van de verdediging dat verdachte weliswaar seks heeft gehad met [s1] maar dat deze seks vrijwillig was verwerpt de rechtbank op grond van de verklaringen van [s1], [s2] en [s3], zoals hiervoor weergegeven, alsmede op grond van de verklaring van de verbalisanten die na de 112 melding ter plaats gingen en de deur van de kamer van verdachte hebben geforceerd. Zij hebben verklaard dat met name het meisje een angstige indruk maakte en dat zij tranen in haar ogen had. Zij heeft direct tegen verbalisanten gezegd dat zij de man had moeten pijpen en dat zij door hem verkracht was.
Feit 3 meer subsidiair:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [s2] : Toen pakte hij de hamer en begon mij op de knie en op de voet te slaan. Eerst heel rustig maar steeds harder.
- de verklaring van [s2] bij de rechter-commissaris : Hij had een hamer en een schroevendraaier in zijn hand. U vraagt mij waar ik gewond ben geraakt. Hij heeft op mijn scheenbeen en op mijn voet geslagen met de hamer. Hij is met de punt van de schroevendraaier langs mijn rechterpols gekomen. Ik had daar een snee.
- de verklaring van [s1] bij de politie en bij de rechter-commissaris : dat verdachte een schroevendraaier en een hamer uit een kastje pakte en daarmee heeft gedreigd. Hij heeft [s2] in zijn hand geraakt met de schroevendraaier. Zij moesten op bed gaan liggen en toen heeft verdachte [s2] en [s3] met een hamer op de benen geslagen.
- de verklaring van [s3] : Ik zag toen dat verdachte steeds kwader werd. Ik zag dat hij [s2] meerdere keren met de klauwhamer sloeg. Ik zag dat hij een aantal keren hard sloeg.
- de letselrapportage waaruit blijkt van snijletsel aan de rechterpols en meerdere bloeduitstortingen onder andere op het rechter onderbeen en de rechter voet.
Feit 4 subsidiair:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 4 subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [s3] inhoudende dat verdachte hem een aantal keren met een hamer krachtig op de enkel heeft geslagen.
- de verklaring van [s2] inhoudende dat hij heeft gezien dat verdachte [s3] heeft geslagen met de hamer.
- de verklaring van [s1] bij de politie en bij de rechter-commissaris : dat verdachte een schroevendraaier en een hamer uit een kastje pakte en daarmee heeft gedreigd. Hij heeft [s2] in zijn hand geraakt met de schroevendraaier. Zij moesten op bed gaan liggen en toen heeft verdachte [s2] en [s3] met een hamer op de benen geslagen.
- de letselrapportage waaruit blijkt van bloeduitstortingen en ontvellingen aan het linkeronderbeen van [s3].
Feit 5:
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [s1] : Hij zwaaide met de hamer en riep ‘ik maak jullie allemaal dood”.
- de aangifte van [s2] : ‘Je moet het nu geven anders maak ik je alle drie dood.’ (…) ‘Als jullie dat doen dan maak ik jullie af.’
- de aangifte van [s3] : Ik hoorde dat [verdachte] tegen ons zei: ‘Ik ga jullie nu gijzelen en ik maak jullie vanavond helemaal kapot’.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2 primair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 maart 2011 in de [plaats delict] opzettelijk [s1] en [s2] en [s3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet, terwijl die [s1] en [s2] en [s3] in zijn, verdachtes woning waren,
de deur heeft afgesloten (gehouden) en met een hamer op een tafel heeft geslagen en
die [s1] en die [s2] en die [s3]
- heeft gedreigd met een hamer te slaan en met een schroevendraaier te steken en
- de woorden heeft toegevoegd “ga op bed zitten/liggen” en/of “ik maak jullie dood” en/of “ik ga jullie nu gijzelen, ik maak jullie vanavond helemaal kapot” en/of “als jullie aangifte doen, dan maak ik jullie af” en/of
- die [s2] en die [s3] meermalen, met een hamer heeft geslagen,
waardoor die [s1] en die [s2] en die [s3] de woning niet konden verlaten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op 13 maart 2011 in de [plaats delict] door bedreiging met geweld [s1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [s1], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [s1] gebracht/gehouden en heen en weer bewogen en zijn penis in de vagina van die [s1] gebracht/gehouden
en bestaande die bedreiging met geweld hierin dat verdachte die [s1]
- heeft vast gehouden in zijn woning en
- heeft gedreigd met een schroevendraaier door deze in haar rug te drukken/houden en
- een hamer heeft getoond en
- heeft bevolen zijn penis in haar mond te nemen en hem te pijpen en
- heeft bevolen haar (onder-)kleding uit te trekken en bij hem op schoot te gaan zitten
en (aldus) voor die [s1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op 13 maart 2011 in de [plaats delict] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [s2]), meermalen, met kracht, met een hamer op een been heeft geslagen en met een schroevendraaier in de arm heeft geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op 13 maart 2011 in de [plaats delict] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [s3]), meermalen, met een hamer op een been heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op 13 maart 2011 in [plaats delict], [s1] en [s2] en [s3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [s1] en [s2] en [s3] dreigend de woorden toegevoegd: “ik maak jullie dood” en/of “ ik maak jullie vanavond helemaal kapot” en/of “als jullie aangifte doen, dan maak ik jullie af”.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder onder 1, onder 2 primair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden,
strafbaar gesteld bij artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd;
onder 2: verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 primair en 5 bewezenverklaarde sprake is van eendaadse samenloop.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de totstandkoming van ambulante rapportage door psychiater T.S. van der Veer (briefrapport d.d. 6 mei 2011) en door psycholoog E.R. Sam (briefrapport d.d. 9 mei 2011). Vervolgens is verdachte, in opdracht van de rechter-commissaris te Assen, van 11 november 2011 tot 30 december 2011 ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum, alwaar hij werd onderzocht door een multidisciplinair team dat bestond uit een psychiater, een psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport d.d. 2 februari 2012, opgemaakt door J. Marx, psychiater en P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, inzake het onderzoek naar de geestvermogens van verdachte.
Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Door de weigering hebben onderzoekers geen informatie uit eigen gesprekken met verdachte. Evenmin werd test- en neuropsychologisch en medisch onderzoek verricht. Onderzoekers hebben informatie gehaald uit de beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepsobservatie. Op de afdeling heeft verdachte voornamelijk in zijn cel verbleven en hij heeft geen deel genomen aan de aangeboden activiteiten.
Vanuit de beschikbare collaterale informatie zijn er enige aanwijzingen voor randpsychotische overschrijdingen ten tijde van het verblijf in het PPC in Scheveningen en in de periode bij Connecting Human. Door de weigerende houding van verdachte is het niet mogelijk geweest dit verder te onderzoeken. Dit geldt ook voor mogelijk depressieve symptomen (al dan niet in combinatie met een verstoord rouwproces) of stoornissen binnen het autistiforme spectrum. Evenmin is zicht gekregen op mogelijke verslavingsproblematiek. Vanuit de collaterale informatie zijn er aanwijzingen voor problematisch alcoholgebruik ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Gelet op de weigerachtige houding van verdachte is het voor onderzoekers niet mogelijk om gefundeerde uitspraken te doen over de door de rechter-commissaris gestelde vragen, in het bijzonder of ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte.
De rechtbank overweegt dat het hiervoor bewezen verklaarde, bij gebrek aan -anders luidende- informatie met betrekking tot de geestvermogens van verdachte, aan verdachte kan worden toegerekend.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan,
hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 27 juli 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede de door het NIFP (locatie Pieter Baan Centrum) opgemaakte rapportage d.d. 2 februari 2012.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting (van een minderjarig meisje), bedreiging en mishandeling. Verdachte heeft door zijn gedragingen de hoogste rechtsgoederen geschonden die door de wet en door internationale verdragen worden beschermd, te weten de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integriteit.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt voorts welke impact het gebeuren op de slachtoffers heeft gehad.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat deze door verdachte gepleegde normschendingen zo ernstig zijn dat zij een gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigen. Nu verdachte (bij herhaling) heeft geweigerd om aan onderzoeken naar zijn persoonlijkheid mee te werken zijn er voor de rechtbank geen aanknopingspunten om andere -mogelijk ten voordele van verdachte strekkende- omstandigheden mee te laten wegen bij de strafoplegging dan sec de aard en de ernst van de feiten en de (forse) justitiële documentatie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair en onder 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en gevorderd dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. De rechtbank volgt de officier van justitie niet op alle punten en heeft -zoals hiervoor aangegeven- het onder 1, onder 2 primair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde bewezen verklaard. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van één complex van feiten (waar het betreft de feiten 1, 3 meer subsidiair, 4 subsidiair en 5), die ten dele gelijktijdig hebben plaatsgevonden. De rechtbank rekent verdachte de verkrachting van [s1] het zwaarst aan. Met betrekking tot de vrijheidsberoving constateert de rechtbank dat onduidelijk is hoe lang deze heeft geduurd. Ten aanzien van het door verdachte toegepaste geweld is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig om aan te kunnen nemen dat sprake is van (een poging tot) zware mishandeling. Dit alles afwegende komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring
- gereedschap: een hamer,
- gereedschap: een schroevendraaier,
aangezien deze aan de verdachte toebehoren en het voorwerpen betreft met behulp waarvan de feiten zijn gepleegd.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer
- vijf plastic flessen gevuld met onbekende vloeistof,
aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Benadeelde partij [s1]
Door [s1] is een vordering ingediend tot vergoeding van door haar geleden schade ten bedrage van in totaal € 5.037,17. De vordering bestaat uit materiële schade ten bedrage van € 37,17 (reiskosten, kleding en telefoonkosten) en immateriële schade ten bedrage van
€ 5.000,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot het bedrag van € 37,17 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde immateriële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot het bedrag van € 2.000,00 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. De vordering van de benadeelde partij zal in zoverre worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1, 2 primair en 5 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [s1] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij [s2]
Door [s2] is een vordering ingediend tot vergoeding van door hem geleden schade ten bedrage van in totaal € 1.525,95. De vordering bestaat uit materiële schade ten bedrage van € 25,95 (T-shirt) en immateriële schade ten bedrage van € 1.500,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot het bedrag van € 25,95 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde immateriële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot het bedrag van € 500,00 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. De vordering van de benadeelde partij zal in zoverre worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1, 3 meer subsidiair en 5 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [s2] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij [s3]
Door [s3] is een vordering ingediend tot vergoeding van door hem geleden schade ten bedrage van in totaal € 1.525,55. De vordering bestaat uit materiële schade ten bedrage van € 25,55 (reiskosten € 10,55 en een nieuwe simkaart € 15,00) en immateriële schade ten bedrage van € 1.500,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot het bedrag van € 10,55 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde immateriële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot het bedrag van € 500,00 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. De vordering van de benadeelde partij zal in zoverre worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1, 4 subsidiair en 5 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [s3] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 55, 242, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 primair en subsidiair, en onder 4 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2 primair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2 primair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 subsidiair en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaard verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
- gereedschap: een hamer,
- gereedschap: een schroevendraaier.
De rechtbank verklaard onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
- vijf plastic flessen gevuld met onbekende vloeistof.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- een washandje.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [s1] van de som van € 2037,17 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [s1], een bedrag van € 2037,17 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [s2] van de som van € 525,95 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [s2], een bedrag van € 525,95 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [s3] van de som van € 510,55 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [s3], een bedrag van € 510,55 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. A. Fransen, voorzitter en mrs. E.C.M. Wolfert en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 maart 2012, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.