RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830315-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 6 maart 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans gedetineerd in [detentieadres],
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 februari 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(parketnummer: 19.830315-11)
hij op of omstreeks 04 november 2011 te [plaats delict], op de openbare weg, te weten de [straatnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (werkzaam als buschauffeur) te dwingen tot de afgifte van (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [vervoersmaatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
in de bus is gegaan, waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft getoond, en/of (daarbij/vervolgens) de (volgende) woorden aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd: "Ik wil de kas", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 317, lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 04 november 2011 te [plaats delict], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, geheel of ten dele toebehorende aan [vervoersmaatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, in de bus is gegaan, waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (werkzaam als buschauffeur), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of (daarbij/vervolgens) de volgende woorden aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd: "Ik wil de kas", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 november 2011 te [plaats delict], op de openbare weg, te weten de [straatnaam], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] (werkzaam als buschauffeur) heeft gedwongen tot de afgifte van een (kassa)lade met inhoud (te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld en/of buskaartje(s)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [vervoersmaatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden, althans aan die [slachtoffer 2] heeft getoond, en/of (daarbij/vervolgens) aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Je geld" en/of “Je portemonnee”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 317, lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 20 september 2010 te [plaats delict], op de openbare weg te weten de [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (kassa)lade met inhoud (te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld en/of buskaartje(s)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [vervoersmaatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], (werkzaam als buschauffeur), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden, althans aan die [slachtoffer 2] heeft getoond, en/of (daarbij/vervolgens) aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Je geld" en/of “Je portemonnee”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt in de
richting van die [slachtoffer 2];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met 10 november 2011,
te [plaats delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een sportkantine, gelegen aan of bij de [straatnaam], heeft weggenomen (een)
hoeveelhe(i)d(en) snoep (onder meer van het merk mars en/of twix en/of m&m), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
(parketnummer: 19.605700-11)
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te [plaats delict], met een ander of anderen, op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het (meermalen) (met kracht) schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen en/of duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 4], (al dan niet terwijl die [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag);
art 141 lid 1 wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te [plaats delict], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]) (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen onder 1, onder 2 en onder 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals in het advies van VNN is omschreven. Voorts dient de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te worden toegewezen zoals gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder 4 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] is dientengevolge niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het onder 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouwe op deze punten vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Feit 1:
- de aangifte en aanvullende verklaring van [slachtoffer 1];
- het proces-verbaal van onderzoek naar de gegevensdragers afkomstig van [vervoersbedrijf], inhoudende beelden van de overval op 4 november 2011 op de bus van aangever [slachtoffer 1], alsmede de van deze beelden gemaakte fotoafdrukken ;
- de verklaring van de getuige [getuige 1-1] , die verdachte van de foto’s herkent;
- de verklaring van de getuige [getuige 1-2] , die verdachte van de foto’s herkent;
- de verklaring van de getuige [getuige 1-3] , die verdachte (haar zoon) op de camerabeelden herkent als de overvaller van de buschauffeur;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting dat hij de overval op de bus op 4 november 2011 heeft gepleegd;
Feit 2:
- de aangifte van [slachtoffer 2] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting dat hij de overval op de bus op 20 september 2010 heeft gepleegd;
Feit 3:
- de aangifte van [slachtoffer 3], van inbraak in de voetbalkantine en diefstal van een hoeveelheid snoep;
- het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon; op de telefoon stond een foto van een zestal dozen snoep ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting dat hij de inbraak in de voetbalkantine heeft gepleegd; hij heeft met een breekijzer een ruit ingeslagen en de dozen snoep weggenomen;
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(parketnummer: 19.830315-11)
hij op 04 november 2011 te [plaats delict], op de openbare weg, te weten de [straatnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (werkzaam als buschauffeur) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [vervoersmaatschappij], in de bus is gegaan, waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, en (vervolgens) een mes aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en daarbij de (volgende) woorden aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd: "Ik wil de kas", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
2.
hij op 20 november 2011 te [plaats delict], op de openbare weg, te weten de [straatnaam], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] (werkzaam als buschauffeur) heeft gedwongen tot de afgifte van een (kassa)lade met inhoud (te weten een hoeveelheid geld en buskaartjes), toebehorende aan [vervoersmaatschappij], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes, in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en daarbij aan die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Je geld" en “Je portemonnee”;
3.
hij in de periode van 9 november 2011 tot en met 10 november 2011, te [plaats delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een sportkantine, gelegen aan of bij de [straatnaam], heeft weggenomen een
hoeveelheid snoep (onder meer van het merk mars en twix en m&m), toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: poging tot afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 8 februari 2012, opgemaakt door Y.W.G. Blom-Dieks, gz-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
“ Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een antisociale gedragsstoornis. Ook is er sprak van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Cognitief functioneert verdachte op beneden gemiddeld niveau. Er lijkt sprake te zijn van een afname van de cognitieve vermogens onder invloed van langdurig en veelvuldig wietgebruik. De antisociale gedragsstoornis ligt ten grondslag aan verdachtes handelen. Verdachte heeft een gebrekkige gewetensfunctie, heeft waarden en normen onvoldoende geïnternaliseerd en leeft zich onvoldoende in het gevolg van zijn gedrag voor anderen in. Verder is bij verdachte sprake van verslavingsproblematiek met name met betrekking tot blowen. Bij het hem ten laste gelegde heeft verdachte zich laten leiden door egocentrische motieven. Hij had geld nodig om aan genotsmiddelen te komen zoals wiet, bier en sigaretten. Op grond van zijn gedragsstoornis dient verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. “
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte rapportages van de reclassering en van de psycholoog.
De rechtbank heeft bij haar oordeel voorts in het bijzonder laten meewegen dat sprake is van ernstige feiten. Verdachte heeft tweemaal een overval op een buschauffeur gepleegd omdat hij geld nodig had voor het kopen van genotsmiddelen. Geweld tegen dienstverleners, zoals in casu tegen buschauffeurs, heeft niet enkel grote impact op de directe slachtoffers, maar veroorzaakt grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de hele beroepsgroep. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit de rapportages van de deskundigen (reclassering en psycholoog) komt onder meer het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een antisociale gedragsstoornis alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek met name met betrekking tot blowen.
Het drugsmisbruik heeft erg veel invloed op de levensstijl van verdachte en ondermijnt zijn leven zowel in sociaal-emotioneel opzicht als in lichamelijk opzicht. Bij niet veranderende omstandigheden en zonder behandeling wordt het recidiverisico als groot ingeschat en is er een reële kans dat verdachte in zijn gedrag verder afglijdt.
Gezien de ernst en de aard van de problematiek adviseren rapporteurs dat verdachte hulp en begeleiding krijgt bij het vinden van een nieuwe positieve lifestyle, dat hij hulp krijgt bij het stoppen met blowen en clean blijven en dat hij wordt geplaatst in een begeleid wonen project (bijvoorbeeld Exodus). Daarnaast dient verdachte (ambulant) behandeld te worden bij de AFPN (of soortgelijke instelling).
Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is om mee te werken aan de geadviseerde behandeling en dat hij gemotiveerd is voor het begeleid wonen traject vanuit Exodus te Groningen.
De rechtbank volgt de in grote lijnen overeenkomende bevindingen en conclusies van de reclassering en de psycholoog en neemt deze over.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk. De rechtbank zal daarbij een extra lange proeftijd opleggen van 3 jaren om verdachte (hopelijk) te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten en om hem gemotiveerd te houden voor de (nader te omschrijven) bijzondere voorwaarden.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
Door [slachtoffer 1] is een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend ten bedrage van in totaal € 284,29. De vordering bestaat uit materiële schade ten bedrage van € 24,29 (medicijnen € 13,01 en reiskosten € 11,28) en immateriële schade ten bedrage van € 260,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade aanwezig. Het gevorderde bedrag is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en door verdachte niet weersproken. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4)
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 36f, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden waarvan een gedeelte groot 15 (vijftien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen mede inhoudt:
- een meldingsgebod: verdachte dient zich binnen 14 dagen volgend op de dag van de invrijheidsstelling te melden bij de reclassering (Leonard Springerlaan 21, 9727 KB Groningen, telefoon 050-3188188);
- deelname aan de volgende gedragsinterventies: een Cognitieve vaardigheidstraining en een Leefstijltraining;
- een behandelverplichting: verdachte dient mee te werken aan een intake bij de AFPN of een soortgelijke instelling en, indien geïndiceerd, een behandeling te volgen;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang: verdachte dient te verblijven binnen Exodus (of een soortgelijke woonvorm) en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering zal opstellen.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 284,29 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, een bedrag van € 284,29 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. E.C.M. Wolfert en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 maart 2012.