ECLI:NL:RBASS:2012:BW2281

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830363-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en poging tot zware mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in Assen, werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer 1], op 23 december 2011. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet zijn levensgezel in het gezicht had geslagen en geschopt, wat resulteerde in aanzienlijke verwondingen, waaronder een hersenschudding en een gescheurde lip. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van een andere persoon, [slachtoffer 2], op 17 november 2010. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deze persoon had mishandeld door haar in de arm te knijpen, wat ook letsel had veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van € 100,00 te betalen aan [slachtoffer 2]. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren.

De uitspraak benadrukt de ernst van geweld in de huiselijke sfeer en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, toegewezen, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19.830363-11 en 19.910156-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 april 2012 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1971,
wonende te Assen, thans verblijvende in het huis van bewaring te Ter Apel.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 maart 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Tenlasteleggingen
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat
ten aanzien van parketnummer 19.830363-11:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Assen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet [slachtoffer 1] met kracht, met zijn tot vuist gebalde
hand, in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt en/of
haar, met kracht, in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Assen aan een persoon, te weten
verdachtes levensgezel, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk met verdachtes tot vuist
gebalde hand, met kracht, in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan of
te stompen en/of met kracht, in het gezicht, althans tegen het hoofd, te
schoppen of te trappen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Assen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten zijn levensgezel,
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met verdachtes tot vuist gebalde hand, met kracht, in het gezicht,
althans tegen het hoofd, heeft geslagen of gestompt en/of met kracht, in het
gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geschopft of getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van parketnummer 19.910156-12:
1.
hij op of omstreeks 17 november 2010 te Assen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 2]), met kracht in haar arm(en) heeft geknepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 november 2010 te Assen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 3]), met kracht heeft geslagen en/of heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen onder parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
* vergoeding van de schade van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder parketnummer 19.830363-11 primair en subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de raadsvrouw van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht onder parketnummer 19.830363-11 met name niet bewezen, dat verdachte opzet had op doodslag van het slachtoffer (primair tenlastegelegde) of dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht (subsidiair tenlastegelegde).
De rechtbank acht onder parketnummer 19.910156-12 ten aanzien van feit 2 met name niet bewezen -door het ontbreken van een aangifte- dat het slachtoffer letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsmotivering
Ten aanzien van parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair (poging tot zware mishandeling):
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij zijn levensgezel.
De raadsvrouw acht niet bewezen dat het handelen van verdachte kan worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij acht daartoe het (voorwaardelijk) opzet niet aanwezig. De raadsvrouw acht het handelen te kwalificeren als eenvoudige mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij zijn levensgezel.
Verdachte heeft met kracht geschopt/getrapt en met kracht (met gebalde vuist) geslagen/gestompt in het gezicht van het slachtoffer. Het gezicht en met name de omgeving rond het oog is een uiterst kwetsbare plaats. Het slachtoffer heeft aanzienlijke verwondingen (onder ander een hersenschudding en een gescheurde lip) opgelopen zoals blijkt uit de bij het dossier aanwezige foto's en de letselrapportage van de forensisch arts. Uit de feitelijke omstandigheden en handelingen, zoals hierboven omschreven, kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart1 dat hij op 23 december 2011 te Assen slachtoffer [slachtoffer 1] aantrof. Haar gezicht zat onder het bloed. Haar bovenlip was ingescheurd en haar gezicht was opgezwollen. Ze deelde mede dat haar vriend [verdachte] haar waarschijnlijk in elkaar had geslagen terwijl ze op bed lag te slapen.
Van het letsel en uiterlijk van het slachtoffer werden door verbalisant [verbalisant 2] 2 foto's gemaakt.2
Slachtoffer [slachtoffer 1] verklaart3 dat zij op 23 december 2011 in bed lag. Verdachte kwam bij haar liggen. Ze kregen ruzie met woorden. Verder kan zij zich niets herinneren. Toen zij na de ruzie wakker werd, besefte zij dat zij was mishandeld. Verdachte is de enige die deze mishandeling gepleegd kan hebben.
Verdachte verklaart4 dat hij het slachtoffer heeft geslagen en geschopt. Zij duwde hem weg en toen heeft hij haar eerst een klap gegeven. Daarna heeft hij haar getrapt in het gezicht. Hij heeft haar met een vuistslag in haar gezicht gestompt. Hij heeft haar goed geraakt. Hij zag veel bloed over haar gezicht lopen.
Uit de letselrapportage van [naam], forensisch arts van de GGD Drenthe, blijkt dat bij het slachtoffer een groot aantal letsels zijn geconstateerd in de vorm van bloeduitstortingen, krasletsel en een tweetal scheurwonden. De letsels bestaan bloeduitstortingen in het gelaat. Dit zijn uitingen van een kneuzing. Dit kan zijn ontstaan door stomp botsend en drukkend geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen. Ook is er een scheurwondje iets boven de neusrug. Scheurwonden ontstaan onder invloed van een stompe krachtsinwerking met een in twee richtingen werkende kracht zoals schoppen, vuistslagen en slaan met voorwerpen. Naast deze zichtbare letsels is er sprake van een hersenschudding (commotio cerebri). Een hersenschudding ontstaat als gevolg van een geweldsinwerking direct of indirect op de schedel zoals bij een val of stoot.
Ten aanzien van parketnummer 19.910156-12 feit 1 (mishandeling):
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld.
De raadsvrouw acht de mishandeling niet bewezen. Zij acht niet bewezen dat verdachte het slachtoffer bij de arm heeft gepakt waardoor de geconstateerde blauwe plek op de arm zou zijn ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld door haar in de arm te knijpen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart5 dat verdachte op 17 november2010 te Assen bij haar in de woning is gekomen. Verdachte pakte haar vast. Ze denkt bij haar armen. Zij heeft blauwe plekken op haar rechter arm. Zij heeft pijn aan haar bovenarm ten gevolge van het duwen. Hij heeft haar met kracht vastgepakt waardoor een afdruk van op haar bovenarm is te zien.
Opmerking verbalisant: zij zag bij het slachtoffer het volgende letsel: blauwe plekken op rechter onder en boven arm.
Foto's van het letsel bij aangeefster.6
Verdachte verklaart7 dat hij naar de buurvrouw is gelopen. Hij verklaart dat hij heeft geprobeerd de deur open te duwen. De buurvrouw probeerde de deur dicht te houden. Mogelijk heeft zij daarbij verwondingen opgelopen.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van parketnummer 19.830363-11:
hij op 23 december 2011 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met verdachtes tot vuist gebalde hand, met kracht, in het gezicht heeft geslagen of gestompt en met kracht in het gezicht heeft geschopt of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van parketnummer 19.910156-12:
1.
hij op 17 november 2010 te Assen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], met kracht in haar arm heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 1 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
ten aanzien van parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel,
strafbaar gesteld bij artikel 302 junctis de artikelen 304 en 45 van het Wetboek van Strafrecht;
ten aanzien van parketnummer 19.910156-12 feit 1:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op 23 december 2011 gepoogd zijn levensgezel zwaar te mishandelen. Hij is na de mishandeling het huis uitgegaan en heeft het slachtoffer en de baby in hulpeloze toestand achtergelaten. De rechtbank rekent verdachte het in de huiselijke omgeving uitgeoefende forse geweld, bestaande uit stompen en schoppen in het gezicht, zwaar aan. Verdachte heeft vervolgens geen empathie getoond voor het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte op 17 november 2010 in de nachtelijke uren slachtoffer [slachtoffer 2] in haar woning -waar men zich veilig mag voelen- mishandeld.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 06 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen ter zake van (ernstige) geweldmisdrijven is veroordeeld en met het omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet openstaat voor hulpverlening en dat hij niet bereid is zich te laten onderzoeken en/of te laten behandelen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden dient te worden opgelegd. De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank is gelet op het hiervoor genoemde van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, uit het oogpunt van vergelding niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden is.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de materiële schade (de posten pyama, ring en witten muur) onvoldoende aangetoond. Zij zal derhalve dit deel van de vordering afwijzen.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de immateriële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt.
De civiele vordering is dan ook gegrond en de rechtbank acht -naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld -een bedrag van € 100,-- voor toewijzing vatbaar. Het meer gevorderde zal zij afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder parketnummer 19.910156-12 onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder onder parketnummer 19.830363-11 primair en subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte het onder parketnummer 19.830363-11 meer subsidiair en onder parketnummer 19.910156-12 onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van de som van € 100,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2010 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst het overige deel van de vordering af. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 100,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2010 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. O.J. Bosker en
mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 april 2012.
1 op pagina 50ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL031V 2011090967 (PV 1)
2 op pagina 45/46 van PV 1
3 op pagina 17ev van PV 1
4 op pagina 35/36 van PV 1
5 op pagina 16ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL031V 2011035985 (PV 2)
6 op pagina 11/12 van PV 2
7 op pagina 22ev van PV 2