ECLI:NL:RBASS:2012:BW2270

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830008-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf met verplichting tot behandeling voor winkelinbraak en woninginbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee inbraken. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in Emmen, werd beschuldigd van het stelen van twee plasma televisies uit een winkelpand en diverse goederen uit een woning. De inbraken vonden plaats op respectievelijk 7 januari 2012 en 10 september 2011 in de gemeente Emmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en zich toegang tot de plaatsen des misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Tijdens de rechtszitting op 27 maart 2012 zijn verschillende getuigenverklaringen en bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder verklaringen van verbalisanten en slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarden zijn een meldingsgebod, een gedragsinterventie en een behandelverplichting opgelegd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf. Deze uitspraak benadrukt de impact van inbraken op slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830008-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 april 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1975,
wonende te Emmen, thans verblijvende in PI Noord, De Marwei te Leeuwarden.
.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 maart 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M. Smid, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 07 januari 2012 te Emmen, althans in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (gelegen aan
de [straat]) heeft weggenomen twee, althans één (plasma) televisie
(merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 september 2011 te Erica, althans in de gemeente Emmen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening tesamen en in verenging met
anderen of een ander, althans alleen, in/uit een woning (aan de [straat]), heeft weggenomen diverse computer apparatuur en/of een JVC recorder en/of een Tomtom navigatiesysteem en/of een t.v. (merk Samsung), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of diens medeverdachte(n) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of zijn mededader(s)" lezen alsof daar staat "verdachte en/of zijn medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 8 maanden gevangenisstraf.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Opgave bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
- de verklaring van verbalisanten [verbalisanten 1 en 2];1
- de verklaring van aangever [slachtoffer 1];2
- de verklaring van verbalisanten [verbalisanten 3 en 4];3
- de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2:
- de verklaring van aangever [slachtoffer 2];4
- een rapport van dactyloscopisch sporenonderzoek;5
- de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 07 januari 2012 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [straat] heeft weggenomen twee plasma televisies (merk Samsung), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 10 september 2011 te Erica, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening tezamen en in verenging met een ander, uit een woning aan de [straat]), heeft weggenomen computerapparatuur en een JVC recorder en een Tomtom navigatiesysteem en een t.v. (merk Samsung), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en diens medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte met een medeverdachte heeft ingebroken in een winkelpand en in een woning.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden zal worden opgelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, inhoudende een behandelverplichting en een leefstijltraining, aangewezen is.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het
bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de
rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de
verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapportage en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 06 maart 2012. Uit het uitreksel blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank rekent verdachte de winkelinbraak en de woninginbraak aan. Bij de inbraak in de nachtelijke uren in de winkel is forse schade ontstaan. Bij de inbraak in de woning is een ernstige inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners. Dergelijke feiten hebben veel impact op de slachtoffers en veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Een langdurige gevangenisstraf is gelet op de ernst van de feiten en gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie, passend en geboden. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd, onder de bijzondere voorwaarde zoals de reclassering in haar rapport heeft opgenomen. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod, een gedragsinterventie (leefstijltraining) en een behandelverplichting opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan een gedeelte groot 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering van de Verslavingszorg Noord Nederland, hetgeen mede inhoudt een meldingsgebod, een gedragsinterventie (leefstijltraining) en een behandelverplichting (ambulante behandeling bij de AFPN en meewerken aan verwijzing naar de Forensische Poli van Verslavingszorg Noord Nederland en meewerken aan een behandeling als dat wordt geadviseerd) met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. O.J. Bosker en
mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 april 2012.
1 op pagina 22/23 van het proces-verbaal van de politie Drenthe, registratienummer: PL032V 2012002386 (het PV)
2 op pagina 41/42 van het PV
3 op pagina 47ev van het PV
4 op pagina 67ev van het PV
5 op pagina 76/77 van het PV