ECLI:NL:RBASS:2012:BW0717

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91372 - HA RK 12-14
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in civiele zaken

In deze zaak heeft verzoeker op 14 februari 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter in twee civiele zaken. Verzoeker stelt dat er een probleem is ontstaan bij een eerder wrakingsverzoek, omdat de president van de rechtbank betrokken was bij een moordaanslag op hem. Hij vreest dat de president, die ook deel uitmaakt van de wrakingskamer, niet onpartijdig kan oordelen. De rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben om gehoord te worden. De rechtbank heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen aanleiding geven voor de wraking. De rechtbank stelt dat op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht elke rechter kan worden gewraakt, maar dat er een vermoeden van onpartijdigheid bestaat tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De rechtbank oordeelt dat de aangevoerde gronden niet specifiek gericht zijn tegen de persoon van de rechters, maar tegen de rechtbank als geheel. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker het wrakingsinstrument heeft misbruikt. De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en bepaalt dat een volgend verzoek op dezelfde gronden niet in behandeling wordt genomen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer op 16 maart 2012, waarbij de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de betrokken rechter en het CJIB.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 91372 / HA RK 12-14
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht van 16 maart 2012
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
1. De procedure
Verzoeker heeft ter zitting d.d. 14 februari 2012 de wraking verzocht van
[de rechter], kantonrechter, in de zaken met nummers 322767 \ MV VERZ 11-13 en 325589 MV VERZ 11-18. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. De rechter heeft bij brief d.d. 15 februari 2012 laten weten niet in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben te worden gehoord.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag:
Er is iets mis gegaan bij het eerdere wrakingsverzoek. Ik moet u opnieuw wraken. Doordat niet mondeling de wraking is afgehandeld kon het gebeuren dat [de president] een van de rechters was van de wrakingskamer, dit was ontoelaatbaar. [de president] is betrokken geweest bij een moordaanslag op mij verricht door een familielid van hem op 19 december 2002. De brief die ik u tijdens de vorige zitting gegeven heb was een concept om voor u duidelijk te maken waarom ik u toen wraakte, maar het was niet mijn wrakingspleidooi. Het is nu als mijn pleidooi postgevat. U heeft de zaak niet goed begrepen. Ik ben bang dat u niet in staat bent vrij uit te oordelen omdat [de president] president is van deze rechtbank. Ik verzoek om een mondelinge behandeling van mijn wraking. Ik wil in ieder geval de mogelijkheid hebben om de wrakingskamer anders samen te laten stellen.
3. Het standpunt van de rechter
De rechter voert aan dat de door verzoeker aangevoerde gronden haar geen aanleiding geven om in de wraking te berusten.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De wrakingskamer is van oordeel dat de stellingen van verzoeker - wat daar ook van zij - geen wrakingsgrond opleveren, zodat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het is aan de rechtbank om te bepalen welke rechters deel uitmaken van een wrakingskamer. De rechter mocht er bij de vorige zitting vanuit gaan dat de brief die verzoeker haar heeft overhandigd alle gronden voor de wraking bevatte. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker zijn stelling, dat [de rechter] niet in staat is vrij uit te oordelen omdat [de president] president is van deze rechtbank, onvoldoende heeft onderbouwd.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank kan een behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek achterwege blijven, nu een zitting is bedoeld voor een debat over de gegrondheid van het verzoek. Het wrakingsverzoek blijft hier al steken in de fase van de ontvankelijkheidsvraag. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, is een debat over de gegrondheid van het verzoek niet aan de orde. (vgl. concl. AG in NJ 1999, 271).
4.4. Verzoeker heeft in de zaken met nummers 322767 \ MV VERZ 11-13 en 325589 MV VERZ 11-18, in de zaak met 333183 \ MV VERZ 11-18 (en in de wraking met nr. 82492) wrakingsverzoeken ingediend, steeds met min of meer dezelfde wrakingsgronden (inhoudende dat de rechters in Nederland geen geldige een of belofte afleggen en daarom zijn zaak niet kunnen behandelen).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze aangevoerde wrakingsgrond niet gericht tegen de persoon van de rechters, maar kan deze niet anders worden opgevat dan te zijn gericht tegen elk lid van de rechtbank en elke kamer in welke samenstelling dan ook, derhalve tegen de rechtbank als zodanig. De rechtbank stelt tevens vast dat verzoeker thans in verschillende procedures een niet geslaagd verzoek tot wraking heeft gedaan op telkens dezelfde grond. Ook het onderhavige wrakingsverzoek, dat erop neerkomt dat de rechters in deze rechtbank niet vrij kunnen oordelen omdat [de president] president is, is niet gericht tegen de persoon van de rechter en zal eveneens niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit rechtvaardigt de conclusie dat verzoeker het instrument van wraking heeft misbruikt. De rechtbank bepaalt dan ook, gebruikmakend van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid, dat een volgend verzoek om wraking van een of meer van de behandelende rechters op deze grond(en) niet in behandeling wordt genomen.
5. De beslissing
De rechtbank
- verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van een of meer van de behandelende rechters op dezelfde grond(en) niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de rechter [de rechter] en het CJIB.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Läkamp, mr. H. Wolthuis en mr. K. Wentholt, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, op 16 maart 2012 en door
mr. Läkamp en de griffier ondertekend.