ECLI:NL:RBASS:2012:BW0262

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810525-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en afpersing via sms-berichten

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling. De verdachte had in de periode van 2 tot en met 7 december 2011, in Nederland en/of Duitsland, samen met medeverdachten, [slachtoffer 1] bedreigd. Dit gebeurde onder andere door het versturen van dreigende sms-berichten waarin werd gedreigd met geweld en het tonen van een vuurwapen. De rechtbank constateerde dat de verklaringen van de slachtoffers over de aanwezigheid van het wapen niet consistent waren en dat er bij de aanhouding van de medeverdachten geen wapen werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van een wapen, maar dat de verdachte wel als initiator van de bedreiging kon worden aangemerkt. De verdachte had [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opdracht gegeven om [slachtoffer 1] onder druk te zetten om negatieve uitlatingen op internet te verwijderen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde tonen van een vuurwapen, maar achtte de bedreiging met zware mishandeling wel bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, met vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet-naleving. De benadeelde partij, [partner slachtoffer 1], werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze vordering alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810525-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 27 maart 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1964,
wonende te [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 maart 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 02 december 2011 tot en met 07 december 2011 te [plaats delict], althans in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- een of meer sms-bericht(en) gestuurd met ondermeer de tekst(en) “Je bent een stap te ver gegaan. Je hebt nu niet meer met een of andere sukkel te maken je haalt die zieliget zelf verheerlijkende melding in je nep gastenboek weg of je krijgt volgende week bezoek en ik zou dit serieus nemen. Ik weet waar je woont.” en/of “Je gaat het wel merken En dan geen hullie doen he. Want reken dat je er niet mooier van wordt. Goed weekeinde en let goed op.” en/of “Dus doe wat je goed dunkt je gaat het wel merken. Ik ken een hoop niet zo frisse jongens in Emmen dus dat is lekker dicht bij en die willen voor een paar centen best wel even bij je langs komen. Vinden ze zelfs leuk. Dus mij maakt het verder niet uit.” en/of
- meerdere, althans een, medeverdachte(s), althans een of meer perso(o)n(en) naar de woning van [slachtoffer 1] gestuurd met de opdracht “Er wordt niets gebroken en ook niets doodgemaakt. Er wordt alleen meer zoveel druk uitgeoefend dat [slachtoffer 1] dat van internet afhaalt. Hoe je dat doet moet je verder zelf weten, althans woorden van gelijke strekking en/of
- een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, getoond aan [slachtoffer 1] en/of aan [partner van slachtoffer 1];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 02 december 2011 tot en met 07 december 2011 te [plaats delict], althans in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [partner van slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 1] en/of [partner van slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s);
- een of meer sms-bericht(en) gestuurd met ondermeer de tekst(en) “Je bent een stap te ver gegaan. Je hebt nu niet meer met een of andere sukkel te maken je haalt die zieliget zelf verheerlijkende melding in je nep gastenboek weg of je krijgt volgende week bezoek en ik zou dit serieus nemen. Ik weet waar je woont.” en/of “Je gaat het wel merken En dan geen hullie doen he. Want reken dat je er niet mooier van wordt. Goed weekeinde en let goed op.” en/of “Dus doe wat je goed dunkt je gaat het wel merken. Ik ken een hoop niet zo frisse jongens in Emmen dus dat is lekker dicht bij en die willen voor een paar centen best wel even bij je langs komen. Vinden ze zelfs leuk. Dus mij maakt het verder niet uit.” en/of
- meerdere, althans een, medeverdachte(s), althans een of meer perso(o)n(en) naar de woning van [slachtoffer 1] gestuurd met de opdracht “Er wordt niets gebroken en ook niets doodgemaakt. Er wordt alleen meer zoveel druk uitgeoefend dat [slachtoffer 1] dat van internet afhaalt. Hoe je dat doet moet je verder zelf weten, althans woorden van gelijke strekking en/of
- meerdere, althans een, medeverdachte(n), althans een of meerdere perso(o)n(en), de woning van [slachtoffer 1] en/of [partner van slachtoffer 1] betreden, onder bedreiging van een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, gedwongen berichten van internet te verwijderen;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [partner van slachtoffer 1] dient (hoofdelijk) te worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [slachtoffer 1], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Op woensdag 7 december 2011 kwam ik omstreeks 21.30 uur thuis. Kort daar voor was ik gebeld door mijn vriend [partner slachtoffer 1] dat er twee mannen waren die mij wilden spreken. Toen ik thuis kwam trof ik twee mannen in de keuken; één van de mannen zei dat hij was ingehuurd door [verdachte] uit [woonplaats verdachte]. [verdachte] wilde foto’s zien van een dood of verminkt iemand. Ik kon dit voorkomen door geld te betalen: er moest een bedrag van 20.000 euro betaald worden. Ik zei dat ik niet zoveel geld had en dat ik hooguit 8.000 euro kon betalen. Uiteindelijk gingen zij daarmee akkoord. De mannen zouden het geld donderdag 8 december 2011 om 20.00 uur op komen halen. Ik moest in het bijzijn van de mannen met [verdachte] bellen op nummer [telefoonnummer]. [verdachte] nam op en zei dat de berichten in het gastenboek op mijn website moesten worden verwijderd. Verder zei [verdachte] niets. De mannen zeiden dat de politie niet mocht worden ingelicht, anders kwamen zij op een ander moment terug of zij zouden [partner slachtoffer 1] ontvoeren.
- de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1]: Ik kende deze mannen niet. [medeverdachte 1] is niet eerder bij mij aan de deur geweest en ik heb ook niet eerder zaken met [medeverdachte 1] gedaan.
- de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1]: Nadat de mannen weg waren gegaan heb ik een van mijn medewerkers -[getuige 1]- gebeld en verteld wat er gebeurd was. [getuige 1] is direct gekomen en heeft met [verdachte] gebeld.
- de verklaring van de getuige [getuige 1] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: Op woensdagavond 7 december 2011werd ik gebeld door [slachtoffer 1] die vertelde dat hij was bedreigd en dat hij 8.000 euro moest betalen en dat hij negatieve berichten over [verdachte] van zijn website moest verwijderen. Ik heb vervolgens contact gezocht met [verdachte]. [verdachte] zei dat hij wel afspraken wilde maken maar dat als in de toekomst afspraken weer niet nageleefd zouden worden, hij de jongens weer langs zou sturen.
- de verklaring van de getuige [partner slachtoffer 1] , inhoudende kort en zakelijk weergegeven: Op 7 december 2011 omstreeks 21:30 uur stonden er twee jongens voor de deur, zij wilden [slachtoffer 1] spreken. Ik heb de mannen binnen gelaten in de keuken. Om 21.30 uur kwam [slachtoffer 1] binnen. Op een gegeven moment hoorde ik de jongste man tegen [slachtoffer 1] zeggen “hoeveel vind jij jezelf waard?’ [slachtoffer 1] kwam in de benen en riep “ik laat mij niet bedreigen in mijn eigen huis”. Ik zag dat [slachtoffer 1] hysterisch werd en riep “schiet mij maar dood”. Het gesprek ging verder over geld dat betaald moest worden. Ik hoorde een bedrag noemen van 20.000 euro. [slachtoffer 1] zei dat hij niet meer had dan 8.000 euro. Er werd toen gezegd dat zij donderdag om 20.00 uur die 8.000 euro in huis moesten hebben en dat de politie niet mocht worden gewaarschuwd.
- de verklaring van de getuige [getuige 2] , echtgenote van [verdachte], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: [slachtoffer 1] had berichten op zijn website gezet die nadelig waren voor het bedrijf van mijn man. Mijn man kent [medeverdachte 1] van het kantoor in [plaatsnaam]. [medeverdachte 1] zou met [slachtoffer 1] gaan ‘babbelen’. De bedoeling was dat [slachtoffer 1] de negatieve berichten van het internet af zou halen. Die eerste keer dat [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 1] ging was afgesproken, die tweede keer niet. Er is 500 of 600 euro voor betaald.
- het proces-verbaal van de spoedtap op de telefoon van [verdachte] : [verdachte] belt met zijn vrouw over het geld (300 euro) dat hij naar [de vriendin van medeverdachte 1] gaat brengen en de andere 3(00) die hij nog even vast houdt tot die eh collega ook weer daar is.
- het proces-verbaal van bevindingen van het sms verkeer tussen [slachtoffer 1] en [verdachte].
- het proces-verbaal van het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 8 december 15.25 uur : [medeverdachte 1] en [verdachte] praten over wat er die avond ervoor is gebeurd bij [slachtoffer 1]; [medeverdachte 1] vertelt over de vriend van [slachtoffer 1] dat deze een glas liet vallen van schrik; dat [slachtoffer 1] liep te hyperventileren; dat [slachtoffer 1] zei “nou schiet me maar dood dan”; dat [medeverdachte 1] gezegd heeft dat zij tegen niemand mochten zeggen dat zij geweest waren; dat [slachtoffer 1] dat dus wel gedaan heeft want “die bedrijfsleider” [getuige 1] weet ervan; en dat zij misschien wel aangifte gaan doen; [medeverdachte 1] zegt dan dat zij misschien nog maar een keertje langs moeten gaan.
- het proces-verbaal van bevindingen van de verwerking van verkeersgegevens telecommunicatie : Op 7 december omstreeks 21.30 uur als [partner slachtoffer 1] belt met [slachtoffer 1] en vertelt dat er twee mannen voor hem aan de deur staan, straalt de telefoon van [medeverdachte 2] aan op de mast [plaats mast]. Op 8 december omstreeks 20.00 uur zouden de afpersers het geld op komen halen bij aangever [slachtoffer 1]. In de histo van [medeverdachte 2] is te zien dat het toestel van [medeverdachte 2] op 8 december om 19.32.56 uur voor de eerste keer aanstraalt op de mast [plaats mast] en om 20.33.08 uur voor de laatste keer. [medeverdachte 2] is op 8 december om 20.25 uur aangehouden in de buurt van de woning van [slachtoffer 1]. Zijn telefoon straalt dan aan op de mast [plaats mast]. Dit is dezelfde mast als op 7 december.
- de videoconfrontatie van verdachte [medeverdachte 2] met [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1]: [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] herkenen [medeverdachte 2] als één van de afpersers.
- de verklaring van verdachte bij de politie [250]: Ik heb een payroll bedrijf en een website voor erotische artikelen. Op mijn website werd ik geconfronteerd met antireclame voor mijn bedrijf, deze antireclame was afkomstig van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft eenzelfde soort internet bedrijf. Toen ik erachter kwam dat [slachtoffer 1] antireclame voor mij maakte heb ik hem ge-sms’t dat het eraf moest. Ik sms’te hem dat als hij dat niet deed ik een paar mannetjes langs zou sturen. [slachtoffer 1] deed daar wat lacherig over en ik heb toen ge-sms’t dat ik serieus was en zou doen wat ik zei. Ik sms’te dat hij er dan ook niet mooier op zou worden. Ik heb mijn problemen met [slachtoffer 1] met [medeverdachte 1] besproken. [medeverdachte 1] zei toen dat hij het wel zou regelen, hij zou wel even langs gaan en [slachtoffer 1] op andere gedachten brengen. [medeverdachte 1] heeft een grote bek en hij heeft aan kickboksen gedaan dus ik dacht dat [slachtoffer 1] wel van hem onder de indruk zou zijn. [medeverdachte 1] zou [slachtoffer 1] onder druk zetten om de antireclame van zijn gastenboek af te halen, dat was de opdracht die [medeverdachte 1] van mij meekreeg.
- de verklaring van verdachte tijdens het tweede verhoor bij de politie : [medeverdachte 1] had de opdracht om te zorgen dat die twee verhalen die [slachtoffer 1] in zijn gastenboek had geschreven van internet werden gehaald omdat [slachtoffer 1] zelf niet bereid was om dat te doen. [medeverdachte 1] heeft er 300 euro voor gekregen. Hij zou iemand meenemen dus voor diegene was die andere 300 euro. Ik weet niet wie die andere persoon was. De negatieve reclame is diezelfde avond 7 december 2011 van de website gehaald. Toen ik [slachtoffer 1] aan de telefoon had die woensdagavond zei hij dat hij twee mannen bij hem had staan. [medeverdachte 1] heeft mij gebeld toen hij daar weg ging of toen hij weer thuis was. Ik had wel verwacht dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] fysiek zou bedreigen. Ik heb tegen [medeverdachte 1] gezegd: er wordt niets gebroken en ook niets doodgemaakt. Er wordt alleen maar zoveel druk uitgeoefend dat [slachtoffer 1] dat van internet afhaalt. Hoe je dat verder doet moet je zelf weten.
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde tonen van een vuurwapen het volgende. In het dossier bevindt zich de aangifte van [slachtoffer 1] dat één van de mannen een vuurwapen had en hem en [partner slachtoffer 1] met dat vuurwapen bedreigde. Naast de aangifte bevindt zich in het dossier een verklaring van [partner slachtoffer 1] die ook verklaart dat één van de mannen een vuurwapen toonde.
Ter terechtzitting heeft de verdachte, evenals bij zijn eerdere verhoren bij de politie, het hem ten laste gelegde met betrekking tot het vuurwapen stellig ontkend.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] waar het betreft de aanwezigheid van het wapen niet gelijkluidend zijn. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat de man die naast hem aan de keukentafel zat het woord deed en dat de andere man bleef staan. De man die bleef staan omschrijft hij als een sportschooltype met een gebruinde huid en deze man had het vuurwapen. Hij hield het wapen afwisselend op [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] gericht, zo verklaart [slachtoffer 1]. [partner slachtoffer 1] heeft verklaard dat de donkere man, die aan de keukentafel zat, een klein zilverkleurig pistool in zijn hand had. Hij zag dat de man het pistool naar beneden gericht hield.
Voorts is er de verklaring van de buurman van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] [getuige 3] die gezien heeft dat [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] twee mannen op bezoek hadden op 7 december 2011. Hij kon goed naar binnen kijken in de woning want de gordijnen waren open en er was veel licht aan. Deze getuige heeft niets verklaard over een wapen. Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de volgende dag, toen zij opnieuw bij [slachtoffer 1] langs zouden gaan, is vervolgens geen wapen of een op een wapen gelijkend voorwerp in de auto aangetroffen.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de rechtbank niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging is kunnen komen dat de verdachten een vuurwapen bij zich hadden. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 02 december 2011 tot en met 07 december 2011 te [plaats delict], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- sms-berichten gestuurd met ondermeer de teksten “Je bent een stap te ver gegaan. Je hebt nu niet meer met een of andere sukkel te maken je haalt die zieliget zelf verheerlijkende melding in je nep gastenboek weg of je krijgt volgende week bezoek en ik zou dit serieus nemen. Ik weet waar je woont.” en/of “Je gaat het wel merken En dan geen hullie doen he. Want reken dat je er niet mooier van wordt. Goed weekeinde en let goed op.” en/of “Dus doe wat je goed dunkt je gaat het wel merken. Ik ken een hoop niet zo frisse jongens in Emmen dus dat is lekker dicht bij en die willen voor een paar centen best wel even bij je langs komen. Vinden ze zelfs leuk. Dus mij maakt het verder niet uit.” en/of
- meerdere personen naar de woning van [slachtoffer 1] gestuurd met de opdracht “Er wordt niets gebroken en ook niets doodgemaakt. Er wordt alleen meer zoveel druk uitgeoefend dat [slachtoffer 1] dat van internet afhaalt. Hoe je dat doet moet je verder zelf weten.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen geachte levert op:
Bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank gaat bij de straftoemeting uit van het volgende.
[verdachte] had een conflict met aangever [slachtoffer 1] in verband met uitlatingen op het internet over [verdachte]. [verdachte] beschuldigde [slachtoffer 1] hiervan. [verdachte] heeft daarover sms-contact gehad met [slachtoffer 1] en vervolgens [medeverdachte 1] verzocht om [slachtoffer 1] te bedreigen, waarbij tevens aan de orde was dat [medeverdachte 1] iemand mee zou nemen. [verdachte] zou zowel aan [medeverdachte 1] als aan de andere man daarvoor een geldbedrag betalen. De bedoeling van deze bedreiging was dat [slachtoffer 1] de gewraakte teksten van het internet zou verwijderen.
[medeverdachte 1] heeft vervolgens zijn zwager [medeverdachte 2] gevraagd mee te gaan naar [slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op 7 december 2011 naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan. [medeverdachte 1] heeft met [slachtoffer 1] gesproken in aanwezigheid van diens partner [partner slachtoffer 1]. In dat gesprek werden door [medeverdachte 1] dreigementen geuit richting [slachtoffer 1] waarbij niet alleen van [slachtoffer 1] werd geëist dat hij de eerdergenoemde uitlatingen op internet zou verwijderen, maar ook dat hij een geldbedrag aan [medeverdachte 1] zou betalen. Niet bewezen is dat er bij deze bedreiging een wapen is gebruikt. Er is met geweld gedreigd, er is geen concreet geweld toegepast.
[slachtoffer 1] zegde toe de volgende dag een deel van het bedrag te betalen en verwijderde de uitlatingen van het internet. De volgende dag zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan. Zij troffen daar niemand aan, [slachtoffer 1] had intussen de politie ingeschakeld en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden kort daarna aangehouden.
De rechtbank ziet [verdachte] als initiator van de bedreiging, [verdachte] wilde dat [medeverdachte 1] met een ander naar [slachtoffer 1] zouden gaan om hem te bedreigen en hij zou hen daarvoor betalen. Niet is gebleken dat [verdachte] tevoren op de hoogte was van de poging tot afpersing van geld door [medeverdachte 1]. [verdachte] had niet op deze wijze het recht in eigen hand mogen nemen. Door anderen voor hem op pad te sturen riep hij bovendien het risico in het leven dat de door hem in gang gezette bedreiging zou escaleren.
[medeverdachte 1] heeft gesteld dat hij nog geld tegoed zou hebben van [slachtoffer 1] in verband met eerdere transacties. Nog afgezien van het feit dat de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk acht, zou dit [medeverdachte 1] niet het recht hebben gegeven het geld onder bedreiging met geweld te gaan halen.
[medeverdachte 2] is door [medeverdachte 1] meegevraagd en heeft bij de bedreiging een zijdelingse rol gespeeld. Het door de afpersing te verkrijgen geld was bestemd voor [medeverdachte 1]. Van afspraken over verdeling daarvan of van andere door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] gedane toezeggingen voor een vergoeding voor diens bijdrage aan de poging afpersing is niet gebleken. De rechtbank heeft voorts de aanwezigheid van een wapen bij [medeverdachte 2] niet bewezen verklaard. Wel heeft [medeverdachte 2] met zijn aanwezigheid de bedreigende sfeer die [medeverdachte 1] in het leven riep ondersteund en versterkt.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan,
hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 februari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 7 maart 2012.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van het slachtoffer in zijn eigen huis, eerst door sms berichten te sturen en vervolgens door twee mannen naar de woning te sturen. Dit is een ernstig feit, waarvan bekend is dat dit de direct betrokken slachtoffers grote angst aanjaagt en voorts in breder verband veel onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachtes rol in het feitencomplex, te weten die van initiator, is naar het oordeel van de rechtbank een zeer verwerpelijke, en zij zal gelet hierop een hogere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De benadeelde partij [partner slachtoffer 1]
Door [partner slachtoffer 1] is een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade ten bedrage van € 800,00.
De rechtbank heeft bewezen verklaard de bedreiging van [slachtoffer 1]. De vraag of verdachte daarmee ook jegens een derde, i.c. [de partner van slachtoffer 1], onrechtmatig heeft gehandeld, valt buiten de reikwijdte van de in het strafgeding gevoegde civiele procedure. De benadeelde partij kan daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 47, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [partner slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mrs. E.C.M. Wolfert en M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 maart 2012, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.