RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830359-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 20 maart 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1964,
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 maart 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. W. Eelsing, advocaat te Ter Apel.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 22 oktober 2011 te Emmen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat 1] en/of [straat 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit het schoppen en/of slaan en/of stompen van die [aangever];
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 30 uren werkstraf subsidiair 15 dagen hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en heeft zijn oordeel gegrond op de verklaringen van verdachte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van [aangever].
Verdachte slaat op enig moment [aangever] en daarna ondernemen ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (zonen van verdachte), actie zo komt uit de verklaring van [getuige 1] naar voren. Als [aangever] wegloopt, gaan verdachte en zijn zonen achter hem aan en is er een confrontatie op de [straat 1] zo blijkt uit de verklaring van [getuige 2].
Ook [aangever] verklaart in de trant van de getuigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit in die zin dat er wel door verdachte geweld is gebruikt jegens [aangever] doch dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hier niet een dusdanige bijdrage aan hebben geleverd dat gesproken kan worden van openlijk in vereniging geweld plegen tegen [aangever].
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen uit.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 06 maart 2012 inhoudende -kort weergegeven- dat hij [aangever] op 22 oktober 2011 heeft geslagen en gestompt.
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] 1 d.d. 22 oktober 2011 dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Op zaterdag 22 oktober 2011 verscheen [getuige 1] aan het bureau te Emmen.
Ik hoorde het volgende verhaal van [getuige 1].
[getuige 1] woont aan [straat 2] te Emmen. [getuige 1] zei dat hij gisteravond vrijdag 21 oktober 2011 bij zijn buurman genaamd [getuige 3], wonende op [straat 2] is geweest voor een borrel.
Omstreeks 02.00 uur heeft [getuige 1] de woning van [getuige 3] verlaten.
[getuige 1] ziet op het moment dat hij de woning aan de voorzijde verlaat, drie mannen op de straat staan. De drie mannen kijken in de richting van de [straat 1]. [getuige 1] ziet dat zijn buurman [aangever], wonende op [straat 2], richting de drie mannen en hem komt lopen.
De drie mannen lopen op [aangever] af en nadat er een woordenwisseling ontstaat, ziet [getuige 1] dat een van de drie mannen een vuistslag geeft richting [aangever]. Hierop rent [aangever] achterwaarts weg.
Op het moment dat [aangever] achterwaarts loopt, vloeren de drie mannen [aangever] en valt [aangever] op de grond.
Terwijl [aangever] op de grond ligt trappen en slaan de drie mannen op [aangever] in.
[getuige 1] geeft aan dat hij alleen heeft gezien dat de drie mannen hun vuisten en benen hebben gebruikt tijdens het gevecht.
[aangever] weet uiteindelijk overeind te komen en slaat een van de drie mannen op zijn gezicht.
[getuige 1] ziet daarop de neus van deze man onder het bloed zitten. [getuige 1] ziet dat het bloed uit de neus van deze persoon spuit.
Nadat [aangever] een van deze drie mannen op zijn neus heeft geslagen ziet [getuige 1] dat [aangever] weer wegrent. [getuige 1] ziet dat [aangever] ter hoogte van zijn woning, [straat 2] de bocht om rent. De andere drie mannen rennen achter [aangever] aan, de bocht om. Dit is richting de [straat 1].
[getuige 1] geeft aan dat hij niet ziet wat zich om de bocht afspeelt tussen [aangever] en de andere drie mannen.
[getuige 1] loopt de bocht om en ziet dat een van de drie mannen, waarschijnlijk de jongste van de mannen op de grond ligt.
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] 2 d.d. 22 oktober 2011 dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Op zaterdag 22 oktober 2011 hoorde ik telefonisch [getuige 2], zij verklaarde het volgende.
Ik woon aan de [straat 1] te Emmen. Op zaterdag 22 oktober 2011, omstreeks 02:30 uur, wilde ik naar bed gaan. Ik stond in mijn slaapkamer en hoorde buiten geschreeuw.
Ik keek vervolgens uit het raam, ik keek naar de rechterzijde. Ongeveer 20 a 30 meter, twee rijen huizen verderop, wel vrij dichtbij in de straat zag ik een 5-tal mannen vechten. Ik zag dat 4 mannen tegen één man aan het vechten waren. Ik kan u niet vertellen hoe dit vechten in zijn werk ging, ik zag alleen dat de mannen dicht bij elkaar stonden en heen en weer bewogen.
- de getuigenverklaring van [getuige 3] 3 d.d. 22 oktober 2011, die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Gisterenavond waren [namen kennissen] en [getuige 1] bij mij.
Op een gegeven moment rond 23.00 uur wordt er op de deur gebonkt. Ik doe de deur open en zie [verdachte] en zijn twee zonen [medeverdachten 1 en 2] staan.
Ik zei, kom er in en ze komen er in. Ik vroeg of ze een flesje bier moesten hebben. Dat wilden ze wel en ik heb ze een flesje bier gegeven. Toen ging alles heel snel.
Ze begonnen op een of andere manier op elkaar in te slaan. Wat de oorzaak daarvan was weet ik niet.
De jongens stonden allemaal buiten. [aangever] komt erbij en toen was het mis. Wat er gezegd is weet ik absoluut niet. Opeens was het mis. Ik kan ook niet zeggen wie begon of zo.
Opeens hoorde ik gegil en geouwehoer en waren ze met elkaar aan het vechten.
[medeverdachten 1, medeverdachte 2] en [aangever], voor zover ik dat zien kon, waren aan het vechten. Op straat, bij mij op het voetpad ligt nog allemaal bloed. Van wie weet ik niet.
Ze waren eerst bij mij voor op de stoep, daar ligt nog allemaal bloed, toen zijn ze de straat overgestoken en achter bij de blauwe Mercedes van [naam eigenaar] gaan vechten en toen zijn ze rennend naar de [straat 1] gegaan. Wat daar allemaal gebeurd is weet ik ook niet.
Ik heb gezien dat er werd geslagen. Ik weet dat [aangever] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daarbij betrokken waren. Ik weet niet hoe ze geslagen hebben of waarmee.
- de verklaring van [aangever] 4 d.d. 22 oktober 2011, die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.
Ik stond voor de deur daar en er kwamen drie gasten intimiderend om mij heen staan. Ik vroeg toen: "hee wat is dat Joh". Ik dacht dat het een grapje was. Toen begon het wel dreigend te worden. Ik kreeg een klap van rechts en op dat moment keek ik naar rechts en toen stond ik met mijn achterhoofd naar de vader. Ik zag dat die vader een balk in de hand had. Ik kreeg gelijk een klap met die balk op mijn achterhoofd. Ik liep langs die vader, ik liep achteruit. Ik zei toen: "ik wil geen problemen". Ik zei dit ook nog tegen mijn buurman [getuige 3]. Ik moest langs de auto die rechts van mij stond. Ik ben de halve straat achteruit gelopen om de ruzie te vermijden. Bij een lantaarnpaal kwam die vader er weer aan. Die vader gooide ik op de grond. Toen zag ik die zoon en die heb ik een klap gegeven. Die ging liggen. Toen kwam een van die zoons eraan en die gaf ik een klap. Die ging ook liggen. Beiden lagen om de beurt op de grond. Toen ben ik vanaf die lantaarnpaal de straat uitgerend. Ze bleven achter mij aankomen. Ik heb met drie gevochten.
Op grond van voormelde verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een significante bijdrage hebben geleverd in het tegen [aangever] toegepaste geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee voldoende vast dat verdachte en zijn zonen openlijk en in vereniging geweld hebben gepleegd op de openbare wegen de [straat 2] en de [straat 1] jegens [aangever].
Het verweer dat verdachte alleen geweld zou hebben gepleegd jegens [aangever] acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 oktober 2011 te Emmen, met anderen, op de openbare weg, de [straat 1] en [straat 2], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit het slaan en stompen van die [aangever];
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Verweren met betrekking tot strafuitsluitingsgronden
De raadsman heeft gemotiveerd aangevoerd dat verdachte met betrekking tot het toebrengen van letsel aan [aangever] een beroep op noodweer toekomt.
Verdachte stelt zich op het standpunt dat [aangever] zijn zoon [medeverdachte 2] wilde neersteken met een mes. Om dat te voorkomen heeft verdachte die [aangever] gestompt en geslagen.
De officier van justitie heeft het standpunt van de verdediging weersproken. Het is alleen verdachte die spreekt over het feit dat [aangever] de zoon van verdachte wilde steken met een mes. Daarnaast is er geen mes gevonden noch is er letsel geconstateerd waaruit geconcludeerd kan worden dat er een mes bij de vechtpartij is gebruikt. Ook de zonen van verdachte hebben geen mes gezien.
De officier is van oordeel dat er geen sprake was van een noodweersituatie, het beroep op noodweer dient dan ook te worden verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat er sprake is geweest van het hanteren van een mes door [aangever] dan wel, zoals [aangever] in zijn verklaring stelt, door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2]. Zowel verdachte als [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [aangever] ontkennen dat zij een mes bij zich hadden ten tijde van de vechtpartij en door de politie is ook geen mes gevonden. Ook de medische rapportage in het dossier biedt geen aanknopingspunten dat er letsel is ontstaan door het steken/snijden met een mes.
De rechtbank gaat er op grond van het dossier vanuit dat er geen mes in het spel is geweest. In die omstandigheid is er geen sprake van een noodweersituatie geweest als door verdachte is betoogd. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. Overigens gaat de recht-bank er ook van uit dat er geen stuk hout of lat is gebruikt door verdachte, maar dat hij [aangever] heeft geslagen met een bierfles.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen andere strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte met zijn twee zonen geweld heeft gepleegd ten opzichte van aangever [aangever].
Verdachte heeft, toen hij meende dat zijn zoon door aangever [aangever] werd bedreigd met een mes, op een gegeven moment geslagen en gestompt en hem met een bierfles op het hoofd geslagen, zoals verdachte dat heeft verklaard.
Verdachte en zijn zonen zijn achter aangever aangegaan waarna er opnieuw een confrontatie is geweest. Nadat aangever een van de zonen een schop in het gezicht had gegeven kon aangever zich aan de confrontatie blijvend onttrekken en is verder geweld uitgebleven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een werkstraf zal worden opgelegd. De officier heeft in zijn eis laten meewegen dat verdachte in zijn optiek zich genoodzaakt voelde om voor zijn zoon op te komen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in geval van bewezenverklaring een werkstraf op zijn plaats is.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 08 februari 2012 waaruit blijkt dat verdachte recentelijk niet met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf geboden is van een omvang als door de officier van justitie is gevorderd. De officier heeft in grote mate de omstandigheden van verdachte meegewogen in zijn eis en de rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een taakstraf bestaande uit 30 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 maart 2012.
1 pag. 31 van het dossier met pv.nr. PL032V 2011083168
2 pag. 36 van het dossier met pv.nr. PL032V 2011083168
3 pag. 42 ev van het dossier met pv.nr. PL032V 2011083168
4 pag. 62 ev van het dossier met pv.nr. PL032V 2011083168
??
Parketnummer: 19.830359-11
Uitspraak d.d.: 20 maart 2012 6