2.3. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting blijkt het volgende.
a. [X] huurt van de gemeente een kantine in sporthal "De Kamp" in Vries. [X] huurde oorspronkelijk 120 m2 netto vloeroppervlak, tegen een huurprijs van € 61,75 per m2, inclusief nutsvoorzieningen (peiljaar 1999). Die huurprijs is na 2000 niet geïndexeerd.
b. [X] en de gemeente zijn in 2000 overeengekomen dat [X] de kantine op zijn kosten mocht uitbreiden, en dat de gemeente die nieuwbouw in 2010 tegen een door een derde te taxeren waarde van [X] zou overnemen. Vanaf dat moment zou [X] daarvoor ook huur gaan betalen.
Artikel A.6 van de (door de gemeente geredigeerde) overeenkomst van 19 september 2000, waarin dit is geregeld, luidt als volgt:
"De uitbreiding van de kantine, welke gerealiseerd is in 1999, wordt volledig betaald door de huurder. Daardoor zal er, voor wat betreft deze uitbreiding, tot 2010 geen huurverhoging plaatsvinden. In 2010 zal de waarde door een onafhankelijke bevoegde derde worden getaxeerd. De gemeente Tynaarlo en dhr. [X] komen tot overeenstemming dat de gemeente Tynaarlo deze uitbreiding in 2010 tegen de taxatiewaarde zal overnemen. De door de gemeente gemaakte kosten zullen worden doorberekend middels een jaarlijkse huurverhoging overeenkomstig artikel 4." (alle onderstrepingen door de ktr.)
In artikel A.4 is opgenomen dat de gemeente bij (eerdere, krt.) beëindiging van de huurovereenkomst, aan [X] een vergoeding betaalt voor zijn investeringen. Artikel A.5 bepaalt dat in dat geval voor de uitbreiding van de kantine een afschrijvingstermijn van 25 jaar in acht wordt genomen. Daarachter staat "Afgeschreven in: 2024".
c. Partijen hebben voor de taxatie in 2009 allebei een makelaar ingeschakeld: [X] de heer [P] en de gemeente de heer [V]. In de e-mail van 21 oktober 2009 geeft de gemeente de heer [V] aan dat het gaat om een in 1999 door [X] verrichte investering in de gebouwen (uitbreiding van de kantine) op gemeentelijke grond, met een oppervlakte van ca 60 m2. Er is geen sprake van een bindend advies.
d. De heer [V] heeft op 31 maart 2010 aan de gemeente bericht dat hij met de makelaar van [X] heeft gekozen voor een waardering van de kantine op basis van gecorrigeerde vervangingswaarde en dat deze, uitgaande van een bruto vloeroppervlakte van 66 m2, uitkomt op € 63.000,00 exclusief BTW. In zijn e-mail schrijft de heer [V] het volgende:
"We hebben op basis van de inhoud van de onderliggende huurovereenkomst gekozen voor de gecorrigeerde vervangingswaarde. Voor dit soort objecten in het algemeen en in de onderhavige situatie in het bijzonder, mede gezien de wijze waarop de wijze van taxatie in de genoemde huurovereenkomst is geredigeerd, is dit naar onze mening de meest voor de hand liggende taxatiemethodiek en sluit ook het beste aan bij de bedoeling van partijen zoals deze in de huurovereenkomst is verwoord. (…) Bij het bepalen van de ongecorrigeerde vervangingswaarde zijn we uitgegaan van de reële bouwkosten exclusief BTW op basis van datgene wat er per 1-1-2010 staat. Als afschrijvingstermijn hebben we 30 jaar aangehouden. (…)."
Over de huurprijs voor de nieuwbouw spreekt de heer [V] zich niet uit.
e. Vervolgens hebben [X] en de gemeente onderhandeld over de overnamesom en de daarvoor te betalen huur. In die onderhandelingen is ook de toekomstige huurprijs voor het oorspronkelijke kantinedeel betrokken. De gemeente heeft [X] op 29 juni 2010, onder voorbehoud van instemming van het college van burgemeester en wethouders (hierna: B&W), het volgende aanbod gedaan:
- een overnamesom van € 63.000,00 voor de "bouwdelen 1999", inclusief alle investeringen die door [X] zijn gedaan;
- vanaf 1 januari 2010, een daaraan gekoppelde huurprijs voor de nieuwbouw van € 6.300,00 per jaar;
- een aanpassing van de huurprijs voor de oorspronkelijke bouw naar een marktconforme huurprijs.
De gemeente heeft aangegeven dat zij alleen bereid is € 63.000,00 voor de nieuwbouw te betalen als [X] daarvoor een huur van € 6.300,00 per jaar voldoet. Als [X] dit afwijst sluit de gemeente - zo schrijft zij - het dossier.
f. Aan de heer [A], die in de sporthal een fitnessruimte huurt en in een vergelijkbare positie als [X] verkeerde, heeft de gemeente een eenzelfde voorstel gedaan, zij het dat zijn investering is gewaardeerd op € 60.5000,00 .
g. Op 3 december 2010, heeft de heer [M] van de gemeente aan [X] een berekening van de huurprijs voor de nieuwbouw gezonden. Daarin wordt aangegeven dat de € 6.300,00 voor de nieuwbouw neerkomt op € 105 per m2.
h. [X] heeft (zo blijkt uit een brief van de gemeente van 24 december 2010) aangegeven het niet met de door de gemeente gehanteerde bedragen eens te zijn (hij vindt de overnamesom te laag en de huurprijs voor de bestaande bouw te hoog), maar met het voorstel van de gemeente akkoord te gaan als de huur van de bestaande bouw wordt vastgesteld op € 40,00 per m2. De gemeente heeft dit tegenbod niet geaccepteerd. Zij schrijft [X]: “(…) Wij kunnen u melden dat volgens onze informatie binnen het onderhavige complex sporthal "De Kamp" bij huurtransacties tussen derden (marktpartijen) huurprijzen worden gerealiseerd van € 70,00/m2 (exclusief de kosten voor nutsvoorzieningen). De nu door u betaalde huur voor het reeds gehuurde van
€ 75,00 per m2 lijkt ons alleszins redelijk als bedacht wordt dat deze huur inclusief telefoon-, energie- en waterlasten is.”
De gemeente geeft aan zij de zaak aan de rechter voor zal leggen. [X] heeft daarna de onderhavige procedure aanhangig gemaakt.
i. Op 26 april 2011 heeft een raadvergadering plaatsgevonden, waarin B&W de gemeenteraad heeft voorgesteld om in te stemmen met:
- de overname van de nieuwbouw van [X] en [A];
- de vastgestelde overname- en huursommen;
- de beschikbaarstelling van een krediet daarvoor, en de begroting daarvoor te wijzigen.
j. In de toelichtende Notitie bij het raadsvoorstel (hierna: de Notitie) staat dat de makelaars van partijen de overnamesom voor [X] en [A] samen hebben vastgesteld op
€ 123.500 (€ 63.000,00 en € 60.500,00). Verder staat daarin het volgende:
“De bij de overnamesommen behorende toekomstig verschuldigde huursommen zijn bepaald op:
- bestaande sportkantine + vergroting 1999 € 15.468,00 (...)
Dit komt neer op huurprijzen voor de fitnessruimte (van [A], ktr) van € 50,00 per m2 bvo en van € 70,00 per m2 bvo voor de sportkantine. De kosten van energie en water zijn inbegrepen in de huur. Hiermee zijn de huurprijzen nog steeds relatief laag. Dat wordt gerechtvaardigd door een historisch gegroeide situatie.”
Aangegeven wordt dat met [A] overeenstemming is bereikt, zodat na instemming van de gemeenteraad kan worden getekend. Verder is opgenomen: “Wij hebben nog geen overeenkomst met dhr. [X]. Wij verwachten in de loop van het jaar ook met hem een overeenkomst te hebben."
k. De gemeenteraad heeft na uitgebreide discussie over de huurprijzen, op 26 april 2011 met de voorstellen ingestemd. Uit een het verslag van de vergadering blijkt dat de verantwoordelijke wethouder [K], op vragen over de hoogte van de huurprijs, het de volgende naar voren heeft gebracht:
"(…) Wat je nu natuurlijk krijgt is naar aanleiding van de herwaardering van de aanbouw en dergelijke dat betrokkene een hogere huurprijs gaat betalen dan dat ze tot dusver gewend waren. Je zou de nutsvoorzieningen daar uit kunnen halen, maar dat betekent waarschijnlijk dat je dan om hun tegemoet te komen, de huurprijs naar beneden zal doen om toch in eerste instantie weer op hetzelfde bedrag uit te komen. (…)
Want zijn dit nu marktconforme tarieven. Nee zeker niet. Als je kijkt naar de marktconforme tarieven voor de onderdelen zoals die hier liggen, dan moet je praten over € 100,00 tot € 150,00 per vierkante meter terwijl we hier praten over prijzen van
€ 50,00 respectievelijk € 70,00 per vierkante meter. Dus nee, ze zijn niet marktconform, maar ze passen wel binnen het feit dat betrokkenen de afgelopen tien jaar nauwelijks huur betaald hebben en nu in een keer een behoorlijk stuk extra moeten betalen en om die stap niet te groot te laten zijn, hebben we voor deze maatregelen gekozen."
Op een vraag van twee raadsleden waarom krediet wordt aangevraagd terwijl er nog een rechtszaak loopt, heeft de heer [K] het volgende geantwoord:
“De rechtszaak van de ene partij ([X], ktr) loopt weliswaar, maar die loopt niet ten aanzien van de overnamesom, want daar is wel overeenstemming over, dus met andere woorden, het krediet hebben we nodig om de overname te kunnen bekostigen en dat past gewoon in het geheel.”