ECLI:NL:RBASS:2012:BV7354

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
322735 cv - EXPL 11-5228
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bonus en gezag van gewijsde in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter B.R. Tromp, staat de vraag centraal of een werknemer recht heeft op een bonusuitkering over het jaar 2009, na een eerdere uitspraak van de kantonrechter op 8 februari 2011. De werknemer, die in dienst was bij Heluto B.V., vorderde een bedrag van € 10.484,--, dat volgens hem betrekking had op een uitkering die in november 2009 had moeten worden betaald. De werknemer stelde dat deze betaling, die door Heluto was gedaan, betrekking had op het jaar 2008, en dat hij recht had op een aanvullende uitkering over 2009. Heluto B.V. voerde aan dat de werknemer in 2009 slechts zes dagen had gewerkt en dat de omstandigheden waren gewijzigd, waardoor zij niet verplicht was om een bonus uit te keren. De kantonrechter oordeelde dat het eerdere vonnis van 8 februari 2011 gezag van gewijsde had, maar dat dit niet betekende dat de werknemer niet ontvankelijk was in zijn vordering. De rechter concludeerde dat de werknemer recht had op de uitkering over 2009, omdat de eerdere uitspraak niet de rechtsverhouding voor dat jaar had vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat Heluto B.V. de werknemer niet in zijn vordering kon tegenhouden op basis van het gezag van gewijsde, en dat de werknemer recht had op de uitkering, die bovendien vergezeld moest gaan van wettelijke rente. Heluto B.V. werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 322735 \ CV EXPL 11-5228
vonnis van de kantonrechter van 7 februari 2012
in de zaak van
[Werknemer],
die woont in [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. B.R. Buwalda,
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heluto B.V.,
die gevestigd is in Dieverbrug,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Kuijken.
Partijen worden hierna [werknemer] en Heluto genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 augustus 2011;
- de conclusie van antwoord van 11 oktober 2011;
- de conclusie van repliek van 22 november 2011;
- de conclusie van dupliek van 20 december 2011;
- de akte uitlating producties van 17 januari 2012.
Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
Op 2 januari 1976 treedt [werknemer] in dienst bij Heluto.
Op 9 februari 1979 komen partijen een aanvulling overeen op de al bestaande arbeidsvoorwaarden, doordat zij overeenkomen dat aan [werknemer] jaarlijks een winstaandeel wordt uitgekeerd. In de akte waarin partijen hun daartoe gesloten overeenkomst hebben neergelegd, is opgenomen, voor zover van belang:
Partij sub 1 kent aan partij sub 2 een jaarlijks winstaandeel toe, waarvan de grootte jaarlijks door de directie van partij sub 1 op grond van de in het betreffende boekjaar behaalde resultaten zal worden bepaald.
Vanaf 1979 betaalt Heluto jaarlijks aan [werknemer] een uitkering. De hoogte van die uitkering is niet gerelateerd aan de door Heluto behaalde winst.
Op 1 januari 2009 gaat [werknemer] met prepensioen. Op die datum eindigt het dienstverband met Heluto.
In november 2009 betaalt Heluto aan [werknemer] een bedrag ter grootte van € 10.484,--.
Op 15 juni 2010 dagvaardt [werknemer] Heluto tot betaling van een bedrag ter grootte van € 10.484,--. [werknemer] grondt zijn vordering op de stelling dat wat aan hem is betaald in november 2009, betrekking heeft op het jaar 2008 en dat aan hem voor dat jaar een te laag bedrag is betaald. [werknemer] voert in zijn dagvaarding ter onderbouwing van zijn vordering aan, voor zover van belang:
Heluto heeft immers over deze jaren altijd een bonus betaald die gemiddeld gelijk is aan de factor 3,54 van het gebruikelijke maandsalaris. Door geen berekening te verschaffen en/of te maken over de hoogte van dit bedrag, maar eenvoudigweg een dergelijk bedrag uit te keren, heeft Heluto in de loop van de jaren niet alleen de verwachting bij [werknemer] gewekt dat hij ervan uit mag gaan dat er een bonus wordt uitgekeerd in de orde van grootte van genoemde factor, maar is er wat [werknemer] betreft zelfs een arbeidsvoorwaarde ontstaan waarop hij als werknemer een beroep kan doen. Immers dit bedrag, dat altijd is uitgekeerd maakt een structureel component uit van zijn vaste salaris. Hij mocht en kon erop vertrouwen dat er ook over het jaar 2008 (dus uitgekeerd in 2009) een uitkering zou volgen die in de orde van grootte zou liggen van de genoemde bedragen.
Indien deze zienswijze niet gevolgd kan worden is [werknemer] van mening op grond van de feiten en of omstandigheden zoals die hierboven zijn geschetst dat er tussen partijen een stilzwijgende arbeidsvoorwaarde is ontstaan en/of de werkgever gehouden is op grond van de redelijkheid en billijkheid en of goed werkgeverschap om een tantième over het jaar 2008 in het jaar 2009 aan [werknemer] te betalen waarvan de hoogte gelijk is aan het gemiddelde van de afgelopen jaren.
Bij vonnis van 8 februari 2011 wijst de kantonrechter in deze rechtbank de vordering van [werknemer] toe.
Het vonnis van 8 februari 2011 is in kracht van gewijsde gegaan.
De vordering en het verweer
[werknemer] vordert, verkort weergegeven, veroordeling van Heluto tot betaling van € 10.484,-- vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt [werknemer], samengevat weergegeven, dat de kantonrechter bij vonnis van 8 februari 2011 heeft beslist op het geschil tussen partijen over de vraag of de betaling in november 2009 betrekking had op het jaar 2008 of het jaar 2009. Volgens [werknemer] volgt uit het vonnis dat die betaling betrekking heeft op het jaar 2008. [werknemer] stelt dat hij thans aanspraak kan maken op betaling van een uitkering over het jaar 2009, omdat die uitkering in november van het jaar 2010 had moeten worden betaald. [werknemer] grondt zijn recht op betaling op wat hij eerder aan de vordering ten grondslag heeft gelegd in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van de kantonrechter van 8 februari 2011.
Het verweer van Heluto strekt tot niet-ontvankelijkheid van [werknemer], althans afwijzing van zijn vordering en veroordeling van [werknemer] in de kosten van deze procedure. Daartoe doet Heluto in de eerste plaats een beroep op wat art. 236 Rv bepaalt. Volgens Heluto staat op grond van het vonnis van 8 februari 2011 de rechtsbetrekking tussen partijen vast en volgt uit dat vonnis dat [werknemer] over jaar 2009 geen vordering heeft. Volgens Heluto kan dit geschilpunt daarom niet opnieuw aan de rechter worden voorgelegd. Heluto voert tot haar verweer verder aan, samengevat weergegeven, dat er feitelijk geen sprake is van een winstdelingsregeling, maar van een bonusregeling. Heluto stelt dat haar als werkgever de vrijheid toekomt om een bonus eenzijdig vast te stellen en dat die vrijheid slechts zijn begrenzing kent in de eisen van goed werkgeverschap. Heluto stelt dat zij niet in strijd daarmee heeft gehandeld door over het jaar 2009 geen bonus aan [werknemer] toe te kennen. Heluto kent daarbij betekenis toe aan uiteenlopende omstandigheden. Zo voert Heluto aan dat de bonus mede werd uitgekeerd ter compensatie voor niet betaalde overuren, die [werknemer] niet meer heeft gewerkt in 2009. Volgens Heluto heeft [werknemer] slechts zes werkdagen gewerkt in 2009. Ook om die reden is het volgens Heluto niet redelijk aan hem een bonus toe te kennen. Volgens Heluto heeft een bonus betrekking op een bijzondere prestatie en getoonde inzet en meerwaarde voor een werkgever. Heluto voert aan dat daarvan ten aanzien van [werknemer] in het jaar 2009 geen sprake is geweest, omdat [werknemer] in het jaar 2009 geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de activiteiten van Heluto. Volgens Heluto is [werknemer] na een periode van overspannenheid in 2004/2005 teruggekeerd met een veel lichter takenpakket, terwijl zijn salaris werd gehandhaafd op het oude niveau. Dat salaris was voor de verrichte werkzaamheden feitelijk veel te hoog en daaruit blijkt dat [werknemer] al jarenlang geprofiteerd heeft van een veel te hoog salaris voor het werk dat hij daarvoor verrichtte. In 2009 toonde [werknemer] bovendien geen interesse meer in Heluto, zo heeft hij niet gevraagd naar zijn opvolger. In plaats daarvan heeft [werknemer] "ruzie" gemaakt over het in zijn ogen ontoereikende afscheidsfeest en zijn afscheidscadeau. Volgens Heluto kan een werknemer onder die omstandigheden in redelijkheid geen aanspraak maken op een bepaalde bonusuitkering.
De beoordeling
Inleiding
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. Vanaf 1979 betaalt Heluto jaarlijks, naast het overeengekomen loon, aan [werknemer] een uitkering. De hoogte van die uitkering wisselt en is niet gerelateerd aan de door Heluto behaalde winst. In november 2009 betaalt Heluto aan [werknemer] een bedrag ter grootte van € 10.484,--. Op grond van het op 8 februari 2011 gewezen vonnis staat tussen partijen vast dat die betaling betrekking heeft op het jaar 2008. In deze procedure staat te beoordelen of [werknemer] ook recht heeft op betaling van een uitkering over het jaar 2009. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgenomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt.
Ontvankelijkheid
Gelet op het daarop gerichte verweer staat de kantonrechter in de eerste plaats voor de vraag of het vonnis van 8 februari 2011 de rechtsverhouding van partijen zodanig regelt dat [werknemer] niet meer in zijn vordering kan worden ontvangen.
Het vonnis van 8 februari 2008 is in kracht van gewijsde gegaan. Dit brengt met zich dat de beslissingen die de rechtsbetrekking in dit geschil betreffen en die al zijn vervat in het vonnis van 8 februari 2011, tussen partijen bindende kracht hebben (236 lid 1 Rv). Die bindende kracht wordt geduid als “gezag van gewijsde”.
Dat gezag van gewijsde kan met zich brengen dat aan [werknemer] een nieuwe prestatie moet worden toegewezen, op grond van de in het vonnis van 8 februari 2011 aangenomen rechtsverhouding tussen partijen.
Het gezag van gewijsde kan ook met zich brengen dat [werknemer] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat zijn vordering moet worden afgewezen, omdat op wat hij in deze procedure vordert al is beslist in het vonnis van 8 februari 2011. Het komt er dan op aan of op dezelfde eis en/of op dezelfde gronden in het vonnis van 8 februari 2011 iets van wat in deze procedure wordt gevorderd reeds is toe- of afgewezen.
Dat laatste is het geval als, kort gezegd, in het vonnis van 8 februari 2011 een beslissing is genomen ten aanzien van het recht van [werknemer] op betaling van een uitkering over het jaar 2009
Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Kernpunt is of de in november 2009 uitbetaalde winstuitkering ziet op het jaar 2008 of op het jaar 2009, overweegt de kantonrechter in rov. 4.2. van het vonnis van 8 februari 2011,
in het laatste geval dient [werknemer]s vordering te worden afgewezen. Ziet de winstuitkering echter op het jaar 2008, dan heeft [werknemer] alsnog recht op een aanvullende winstuitkering over dat jaar.
Nu ook niet is gesteld of gebleken dat Heluto in 1996 aan [werknemer] heeft meegedeeld dat het toekenningspatroon zou worden aangepast, zo vervolgt de kantonrechter in rov. 4.5. van het vonnis van 8 februari 2008 haar overwegingen,
en in dat jaar een dubbele betaling zou worden gedaan, houdt de kantonrechter het er in rechte voor dat in november 2009 aan [werknemer] betaalde winstuitkering het jaar 2008 betreft.
Uit het voorgaande volgt dat het vonnis van 8 februari 2008 de rechtsbetrekking voor partijen vaststelt voor het jaar 2008. Aan [werknemer] wordt over dat jaar een prestatie toegewezen. Niet kan worden aangenomen dat de in het vonnis van 8 februari 2008 vastgestelde rechtsbetrekking zodanig is vastgesteld dat in dit geschil de vordering die strekt te komen tot betaling van een uitkering over het jaar 2009, moet worden toe- dan wel worden afgewezen.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het gezag van gewijsde van het vonnis van 8 februari 2011 niet de zelfstandige betekenis heeft bij de beoordeling van het geschil tussen partijen in deze procedure die Heluto daaraan geeft.
Inhoudelijk
Te beoordelen staat of [werknemer] aanspraak kan maken op betaling van een uitkering over het jaar 2009. Bij die beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat [werknemer] zijn vordering niet grondt op de tussen partijen op 9 februari 1979 overeengekomen winstdelingsregeling, maar op de stelling dat het recht op betaling van een jaarlijkse uitkering een (stilzwijgende) arbeidsvoorwaarde is geworden omdat, kort gezegd, altijd jaarlijks een uitkering is betaald. Dit brengt met zich dat niet ter beoordeling voorligt of op grond van de op 9 februari 1979 overeengekomen winstdelingsregeling recht op betaling van een jaarlijkse uitkering bestaat, ook niet als de akte waarin partijen hun daartoe strekkende overeenkomst hebben neergelegd daarvoor concrete aanknopingspunten biedt. De kantonrechter kan nu eenmaal de vordering uitsluitend toewijzen op de daaraan door [werknemer] gegeven feitelijke grondslag en niet op andere hem ten processe gebleken feiten en omstandigheden.
Het komt bij de beoordeling er daarom op neer of tussen partijen een (stilzwijgende) arbeidsvoorwaarde is ontstaan op grond waarvan [werknemer] recht heeft op een uitkering over het jaar 2009.
Bij die beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat het in beginsel de vrijheid van de werkgever is om aan een werknemer al dan niet een bonus toe te kennen, behoudens voor zover het niet toekennen daarvan onder de gegeven omstandigheden in strijd komt met de eisen van goed werkgeverschap.
Het vonnis van 8 februari 2011 geeft blijk van toepassing van deze maatstaf, in zoverre dat het vonnis tot uitdrukking brengt dat de vrijheid van Heluto om over het jaar 2008 aan [werknemer] al dan niet een bepaalde uitkering te betalen, is beperkt door de bestendige toekenning en betaling van een bepaalde uitkering in alle voorgaande jaren. Het ligt bij bestendige toekenning van een bepaalde uitkering in het algemeen voor de hand dat onder gelijkblijvende omstandigheden de werknemer recht heeft en houdt op betaling van die bepaalde uitkering.
Ten aanzien van het jaar 2009 moet echter worden vastgesteld dat de in alle voorgaande jaren min of meer gelijkblijvende omstandigheden zijn gewijzigd. Heluto heeft onweersproken aangevoerd dat [werknemer] in 2009 slechts zes dagen heeft gewerkt en dat daardoor zijn inzet en prestaties verwaarloosbaar zijn geweest. Verder is het dienstverband halverwege het jaar 2009 beëindigd. Heluto voert in dit verband ook onweersproken aan dat de verhouding tussen partijen getroebleerd is geraakt, onder meer door geruzie over het afscheidsfeest van [werknemer].
Deze feiten en omstandigheden kunnen wellicht met zich brengen dat Heluto de vrijheid had om over het jaar 2009 geen bonus toe te kennen. Anders dan Heluto bepleit is die vrijheid in deze zaak echter niet in het geding. Daarvoor is redengevend dat Heluto ten opzichte van [werknemer] reeds een standpunt heeft ingenomen met betrekking tot het recht van [werknemer] op betaling van een uitkering over het jaar 2009. Uw cliënt is per 1 juni 2009 met prepensioen gegaan. In het jaar 2009 heeft uw cliënt zes dagen werkelijk gewerkt, zo schrijft de gemachtigde van Heluto in zijn brief aan de gemachtigde van [werknemer] op 24 december 2009,
vijf ATV-dagen opgenomen en voor de rest vakantie. De facto heeft uw cliënt derhalve niet of nauwelijks enige bijdrage geleverd aan het resultaat 2009. Juist gezien het lange dienstverband heeft cliënt het juist geacht uw cliënt bij uitdiensttreding desalniettemin twee maandsalarissen mee te geven.
De brief van 24 december 2009 moet worden geplaatst in de context van het debat dat partijen hebben gevoerd over de betaling van een uitkering ter grootte van € 10.484,-- in november 2009. De hoogte van de uitkering en het jaar waarop de betaling van die uitkering betrekking heeft wordt in de hiervoor aangehaalde brief toegelicht:
¬De hoogte van deze bonus en het al dan niet betalen daarvan is door cliënte nooit gerelateerd aan de werkelijke winst van de onderneming doch slechts aan de inzet en betrokkenheid die cliënte van de betrokken werknemer heeft ervaren. Zo is dat geschied in het jaar 2008. Deze voorziening, waaraan een werknemer uiteraard geen enkel recht kan ontlenen, ziet op het jaar daarna. De andersluidende stelling van uw cliënt is niet juist.
Uit de brief van 24 december 2009 volgt in de eerste plaats dat Heluto aan [werknemer] een uitkering heeft toegekend over het jaar 2009 ter grootte van twee maandsalarissen, wat neerkomt op een bedrag ter grootte van € 10.484,--. Uit de brief volgt in de tweede plaats dat Heluto meende dat zij die uitkering ook aan [werknemer] heeft betaald, in november 2009. Het vonnis van 8 februari 2011 brengt met zich dat de betaling in november 2009 echter moet worden toegerekend aan de toekenning van een uitkering over het jaar 2008.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de volgende slotsom:
• het op 8 februari 2011 gewezen vonnis stelt niet de rechtsbetrekking vast tussen partijen ten aanzien van het recht van [werknemer] op een uitkering over het jaar 2009;
• [werknemer] grondt zijn recht op betaling van een uitkering over het jaar 2009 niet op de in 1979 tussen partijen overeengekomen winstdelingsregeling, maar op een volgens [werknemer] (stilzwijgend) overeengekomen arbeidsvoorwaarde;
• tegen die achtergrond moet worden vooropgesteld dat een werkgever een discretionaire vrijheid heeft om een uitkering toe te kennen, behoudens voor zover het niet toekennen daarvan in strijd komt met de eisen van goed werkgeverschap;
• Heluto betaalt vanaf 1979 jaarlijks aan [werknemer] een uitkering. De bestendige toekenning en betaling daarvan brengt met zich dat onder gelijkblijvende omstandigheden Heluto gehouden is een dergelijke uitkering gedurende het dienstverband te blijven betalen;
• voor het jaar 2009 geldt dat de omstandigheden zijn gewijzigd, zodat Heluto wellicht de vrijheid had om te besluiten aan [werknemer] geen of een andere uitkering toe te kennen dan in de voorgaande jaren aan [werknemer] is toegekend;
• Heluto heeft echter vrijheid genomen om aan [werknemer] over het jaar 2009 een uitkering toe te kennen;
• Heluto is er van uitgegaan dat betaling van die uitkering plaats heeft gevonden in november 2009;
• in het vonnis van 8 februari 2011 wordt de betaling in november 2009 toegerekend aan het jaar 2008, zodat het er voor moet worden gehouden dat de over het jaar 2009 aan [werknemer] toegekende uitkering feitelijk niet aan [werknemer] is betaald.
De kantonrechter zal de vordering die strekt te komen tot incasso van de toegekende maar nog niet betaalde uitkering over het jaar 2009, met inbegrip van de gevorderde en niet betwiste vergoeding van wettelijke rente, toewijzen.
De kantonrechter zal Heluto als de in het ongelijk te stellen partijen veroordelen in de op de gebruikelijke wijze te begroten kosten van deze procedure.
De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt Heluto tot betaling aan [werknemer] van € 10.484,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van de dag van de dagvaarding (1 augustus 2011) tot aan de dag waarop volledige betaling volgt,
veroordeelt Heluto tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [werknemer] begroot op € 101,81 aan dagvaardingskosten, € 202,00 aan vastrecht en € 600,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012.
typ/conc: 216/BRT
coll: