RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830303-11
Parketnummer: 19/06.940144-10 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 februari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
MJA S,
geboren te Raamsdonk op 2 april 1990,
wonende te Emmen,
thans gedetineerd in P.I. Huis van Bewaring Ter Apel,
Ter Apelervenen 10 te Ter Apel.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 7 februari 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. K, advocaat te Meppel.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011, te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan (een) perso(o)n(en) (te weten H.M. B en/of K. S en/of H.S. S en/of M. B), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze/die opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een luchtbuks, althans een soortgelijk wapen, heeft beschoten, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
hij in of omstreeks 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, (een) pers(o)on(en), K. S en/of H.S. S, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een luchtbuks, althans met een soortgelijk wapen heeft/hebben beschoten, tengevolge waarvan K. S en/of H.S. S enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij in of omstreeks 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011, te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, H.M. B en/of K. S en/of H.S. S en/of M. B, heeft bedreigd met zware mishandeling en/of openlijk geweld in vereniging, immers heeft/hebben verdacht en/of zijn
mededader, een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, gericht op voornoemde personen en/of in die richting geschoten;
2. hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011, te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer auto('s) en/of lamp(en) en/of een spiegel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan S. S en/of P. O en/of A. O en/of M.J.M. H en/of A.S. de V en/of K. H, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. hij in of omstreeks 28 oktober 2011, te Roswinkel, in de gemeente Emmen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,69 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. hij op of omstreeks 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, (een) luchtdrukgeweer, merk Gamo type Deltafox, zijnde een wapen van de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen op/in de openbare weg;
5. hij op of omstreeks 28 oktober 2011 te Roswinkel, gemeente Emmen, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een gaspistool, merk Röhm model RG 300, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. N. Stahlmecke-Mook acht ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad de in de dagvaarding genoemde vier personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zij stelt dat het schieten met 4,5 mm kogeltjes op voorwerpen met een luchtbuks op een afstand van 30 tot 50 meter geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd bij de in de dagvaarding genoemde personen.
Wel heeft verdachte door zo te handelen op de koop toegenomen dat voorbijgangers konden worden geraakt. Derhalve acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van mishandeling met voorbedachte raad van aangevers S en S en de bedreiging met zware mishandeling van de aangeefsters B en B.
Ook acht zij wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 5 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering welk toezicht tevens zal inhouden een ambulante behandeling bij de AFPN of soortgelijke instelling in het kader van de ADHD- en de verslavingsproblematiekproblematiek.
Voor feit 4 (overtreding) vordert de officier van justitie dat de rechtbank aan verdachte geen extra straf zal opleggen.
De officier van justitie vordert de onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 13 gripzakjes met in elk zakje wit poeder, een
vuurwapen, merk Gamo Deltafox, (luchtdrukgeweer 4.5 mm), een zwaard met foedraal, een doosje munitie (kaliber 4.5, merk Norica Apache), en een vuurwapen, merk Rohm RG 600, (kaliber .22).
Zij vordert verder de verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerp, te weten een spiegeltje.
De officier van justitie vordert de teruggave aan de verdachte van een gripzakje met daarin vier bruine pillen, twee flessen met daarin een gele vloeistof en een strip met daarin vier pillen.
De officier van justitie vordert voorts dat de vorderingen van de benadeelde partijen S, S, S, O, H, De V en H hoofdelijk zullen worden toegewezen, met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tenslotte vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 7 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van
4 augustus 2010.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad de in de dagvaarding genoemde vier personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er evenmin sprake is van medeplegen bij het mishandelen dan wel het bedreigen van die personen.
Medeplegers treden op als min of meer gelijkwaardige participanten, wier aandeel in het delict van gelijkwaardige betekenis kan worden geacht. Verder is voor het medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Verdachten, die elkaar nauwelijks kenden maar kennelijk wel de zelfde interesses in wapens hebben, kwamen elkaar die 24e oktober 2011 tegen bij het fonteintje te Emmer-Compascuum. S was degene die een luchtbuks bij zich had. Verdachten S en G hebben om de beurt met de luchtbuks van S op objecten geschoten. Beide verdachten hebben bij hun beurt steeds weer opnieuw zelf afzonderlijk van elkaar de keuze gemaakt waarop werd geschoten. Verdachte G zegt niet op personen te hebben gericht en geschoten. Ook uit de inhoud van het onderliggende dossier kan de rechtbank niet afleiden dat verdachte G op personen heeft gericht of geschoten. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van gelijkwaardige deelnemers en van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat gesproken kan worden van medeplegen.
Verdachte S zegt dat hij niet bewust op mensen heeft geschoten. Verdachte heeft verklaard dat hij met een luchtbuks heeft geschoten met 4,5 mm kogeltjes op voorwerpen, op rijdende auto’s en op rijdende fietsen op een afstand van 30 tot 50 meter. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat ook de fietsers zelf of andere voorbijgangers zouden worden geraakt. Zowel G als S verklaren dat het best wel druk was die avond. Zij verklaren ook dat, toen zij ’s ochtends vanaf de muziekkoepel lagen te schieten, er 5 tot 6 fietsers voorbij zijn gekomen.
Uit de respectievelijke aangiftes en letselverklaringen blijkt dat de fietser S door een kogeltje in zijn achteerhoofd geraakt is en dat fietser S een kogeltje in zijn linkerbeen net onder zijn bil heeft gekregen. Verdachte verklaart dat hij bij het schieten op blikjes mogelijk S heeft geraakt. In het geval van S schoot verdachte gericht op de reflector aan de achterkant van de fiets van S en spreekt verdachte van een berekenfoutje.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte S aangevers S en S heeft mishandeld.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte S aangeefsters B en B heeft bedreigd met zware mishandeling door in hun richting te schieten. Beide aangeefsters hebben het gevoel gehad dat zij werden beschoten en zij verklaren allebei erg bang te zijn geweest dat ze zouden worden geraakt.
Ook is de rechtbank met de officier van justitie en anders dan de raadsman van verdachte van oordeel dat bij S en S sprake is van mishandeling met voorbedachten rade. Verdachte is bijna twaalf uur lang aan het schieten geweest. Verdachte was zich bewust van met welk risicovol handelen hij bezig was. Desalniettemin is hij doorgegaan.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat bij feit 2 de vernieling van de auto van De V niet bewezen kan worden omdat de schade niet overeenkomt met de inslag van een kogeltje, en dat bovendien valt te constateren dat het oudere schade betreft gezien de roestvorming die te zien is op de bij de aangifte overgelegde foto.
De rechtbank volgt het betoog van de raadsman niet. De rechtbank acht ook de vernieling van de auto van De V wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de bij de aangifte overgelegde foto komt de rechtbank tot de conclusie dat de schade is veroorzaakt door de inslag van een kogeltje, zulks gelet op de vorm van de schade dat het hier gaat om verse schade en dat naar de mening van de rechtbank van roestvorming geen sprake is.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De zoeking op de slaapkamer van verdachte zou niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Verdachte heeft volgens de raadsman geen toestemming gegeven voor de zoeking. De politie treft bij het uitleveren van de wapens de amfetamine aan. De amfetamine wordt in beslag genomen terwijl de verdachte al door de politie was meegenomen. Dat verdachte achteraf nog toestemming verleent voor de zoeking doet volgend de raadsman niet af aan het feit dat de aangetroffen drugs op onrechtmatige wijze zijn verkregen.
De rechtbank volgt de raadsman ook hier niet in zijn betoog. De politie heeft een machtiging binnentreden ter aanhouding van de verdachte. Verdachte wordt in de woning aangetroffen. De aanwezige hulpofficier van justitie vordert vervolgens de uitlevering van wapens. Verdachte gaat naar de slaapkamer om de wapens te halen. De politie gaat dan mee en ziet 13 gripzakjes met wit poeder open en bloot op het bureau in de slaapkamer liggen. Deze gripzakjes worden vervolgens in beslag genomen. Verdachte heeft verklaard dat het om speed gaat. De rechtbank is van oordeel dat de amfetamine rechtmatig in beslag is genomen door de politie, die de 13 gripzakjes met wit poeder open en bloot op het bureau in de slaapkamer zag liggen.
Nu verdachte heeft bekend dat hij met een luchtbuks heeft geschoten en daarbij mensen heeft geraakt en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2012.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2011081823 d.d. 21 november, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, Stafdienst P & O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL032V 2011075719-1 d.d. 25 oktober 2011, houdende de aangifte van K S, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 22 t/m 25);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011076580-1 d.d. 28 oktober 2011, houdende de aangifte van H S S, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 39 t/m 41);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011075713-1 d.d. 25 oktober 2011, houdende de aangifte van H M B, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 17 en 18);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011077205-1 d.d. 31 oktober 2011, houdende de aangifte van M B, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 79 en 80);
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
3. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2012.
4. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2011081823 d.d. 21 november, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011076145-1 d.d. 26 oktober 2011, houdende de aangifte van S S, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 31 en 32);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011076610-1 d.d. 28 oktober 2011, houdende de aangifte van P O, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 59 en 60);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011076585-1 d.d. 28 oktober 2011, houdende de aangifte van A O, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 51 en 52);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011076621-1 d.d. 28 oktober 2011, houdende de aangifte van M J M H, wonende te Klazienaveen (pagina’s 65 en 66);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011076829-1 d.d. 29 oktober 2011, houdende de aangifte van A S de V, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 73 en 74);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011078199-1 d.d. 3 november 2011, houdende de aangifte van K H, wonende te Emmer-Compascuum (pagina’s 83 en 84);
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
5. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2012.
6. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2011081823 d.d. 21 november, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011075713-15 d.d. 28 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisanten T.H. Mooibroek en F. Duinkerken (pagina’s 172 en 173);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen Centrum / Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032V 2011075713-17 d.d. 28 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisante E. van Veenen (pagina 174);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (narcotest) van politie Drenthe, Unit Emmen-Centrum, proces-verbaalnummer 2011075713-15 d.d. 31 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant A. Zondag (pagina 200);
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
7. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2012.
8. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2011081823 d.d. 21 november, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen Centrum / Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032V 2011075713-17 d.d. 28 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisante E. van Veenen (pagina 174);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek van politie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Tactische Expertise, Afdeling Thematische Expertise, Team Vuurwapens, proces-verbaalnummer 2011075713 d.d. 17 november 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant A. Benne (pagina 195 t/m 197);
Nu verdachte ter heeft verklaard dat het bij hem aangetroffen vuurwapen een vuurwerkpistool zou betreffen waar geen reguliere munitie kan worden afgeschoten en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
9. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2012.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2011081823 d.d. 21 november, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen Centrum / Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032V 2011075713-17 d.d. 28 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisante E. van Veenen (pagina 174);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek van politie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Tactische Expertise, Afdeling Thematische Expertise, Team Vuurwapens, proces-verbaalnummer 2011075713 d.d. 17 november 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant A. Benne (pagina 195 t/m 197);
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. hij in de periode van 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, K. S en H.S. S, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met een luchtbuks heeft beschoten, tengevolge waarvan K. S en H.S. S enig lichamelijk letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
hij in in de periode van 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011, te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, H.M. B en M. B, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte met een op een vuurwapengelijkend voorwerp, in de richting van die H.M. B en die M. B geschoten;
2. hij in de periode van 24 oktober 2011 tot en met 28 oktober 2011, te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk en wederrechtelijk auto's en lampen en een spiegel, toebehorende aan S. S en/of P. O en/of A. O en/of M.J.M. H en/of A.S. de V en/of K. H, heeft vernield en/of beschadigd;
3. hij op 28 oktober 2011, te Roswinkel, in de gemeente Emmen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,69 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4. hij in de periode van 24 oktober 2011 tot en met 25 oktober 2011 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, een luchtdrukgeweer, merk Gamo type Deltafox, zijnde een wapen van de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen op de openbare weg;
5. hij op 28 oktober 2011 te Roswinkel, gemeente Emmen, een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool, merk Röhm model RG 300, voorhanden heeft gehad.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 bewezen geachte levert respectievelijk op:
Ad 1:
Mishandeling met voorbedachten rade, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht,
en
Bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
Ad 2:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 350 juncto artikel 47 van het Wetboek Sr.
Ad 3:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Ad 4:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 54 van de Wet Wapens en Munitie.
Ad 5:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 27 januari 2012, opgemaakt door drs. M. Verzendaal, gz-psycholoog te Groningen en gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een aandachtstekortstoornis van het gecombineerde type (ADHD), amfetamineafhankelijkheid en misbruik van cocaïne, alcohol en XTC.
Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Er was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sprake van een combinatie van verveling bij een jonge man met ADHD die vanuit deze stoornis een hoge mate van prikkelhonger heeft en erg impulsief is. Daarnaast was hij onder invloed van middelen, waaronder alcohol, Red Bull en amfetamine, wat zijn beperkte impulscontrole vermoedelijk nog verder verminderd heeft. Het beschikken over een luchtbuks (oorspronkelijk bedoeld om drugs in te voeren) heeft het mogelijk gemaakt dat hij op dat moment ook kon gaan schieten. Verdachtes lacunaire gewetensfunctie heeft eveneens een rol gespeeld: het beschadigen van goederen. Integendeel, het vergrootte het “kick-gevoel” en leidde tot het doorgaan van dit gedrag. Achteraf erkent hij dat hij dit nooit had moeten doen.
Verdachtes gedrag is in zekere mate beïnvloed door de aanwezige stoornissen. Hij werd meegevoerd in zijn impulsiviteit en prikkelhonger. Hij had wel kunnen weten dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoonde en mensen en goederen in gevaar bracht danwel beschadigde.
Gezien het bovenstaande concludeert de psycholoog dat verdachte deels toerekeningsvatbaar (verminderd toerekeningsvatbaar) kan worden beschouwd voor de ten laste gelegde feiten.
Belangrijke factoren voor eventuele recidive zijn verdachtes prikkelhonger en impulsiviteit (onder meer voortkomende uit een onbehandelde ADHD), zijn afhankelijkheid en misbruik van diverse middelen, gebrekkige gewetensfunctie en een vermoedelijk weinig prosociaal sociaal netwerk. Daarnaast speelt mee dat verdachte een beperkte daginvulling heeft, geen werk en/of opleiding en daardoor weinig structuur. Wanneer verdachte meer ritme in zijn leven krijgt en meer verantwoordelijkheden krijgt zal er wellicht minder ruimte zijn voor middelengebruik en impulsief gedrag.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie van voornoemde psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft voor de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering welk toezicht tevens zal inhouden een ambulante behandeling bij de AFPN of soortgelijke instelling in het kader van de ADHD- en de verslavingsproblematiek.
Voor feit 4 (overtreding) vorderde de officier van justitie een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf.
De raadsman heeft een lagere straf bepleit omdat een behandeling bij de AFPN naar zijn mening zo spoedig mogelijk dient aan te vangen.
Verder heeft de raadsman aan de rechtbank verzocht de vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie af te wijzen met verlenging van de proeftijd danwel deze vordering gedeeltelijk toe te wijzen met verlenging van de proeftijd voor het nog resterende gedeelte.
De rechtbank overweegt het volgende.
De door de verdachte gepleegde feiten zijn ernstige delicten. De rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen met name voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk geweldsmisdrijf dit als zeer traumatisch ervaren en nog lange tijd de gevolgen daarvan, zoals psychische problemen en gevoelens van onveiligheid, kunnen ondervinden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen met name voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde veel schade en overlast heeft veroorzaakt.
De rechtbank betrekt bij de bepaling van de straf ook het advies van psycholoog Verzendaal in zijn rapport van 27 januari 2012.
De psycholoog stelt in zijn rapport verder dat het voor de toekomst van belang is dat verdachte een adequate behandeling krijgt en aangaat voor zijn ADHD en middelengebruik. Mogelijk heeft dit een positief effect op de antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Ook is van belang dat er binnen het behandeltraject aandacht wordt besteed aan agressie-regulatie. Daarnaast wordt geadviseerd dat hij professionele begeleiding krijgt bij het ontwikkelen van meer structuur in zijn leven, onder meer op het gebied van opleiding, het vinden van een structurele baan, wonen, financiën en het ontwikkelen van een prosociaal steunend netwerk. Uit overleg met de reclassering (VNN Verslavingsreclassering) komt naar voren dat de reclassering hem bij dit laatste goed zou moeten kunnen ondersteunen. Voor wat betreft de behandeling van ADHD, agressie-regulatie en zijn speedverslaving is het geïndiceerd dat een ambulante forensisch gespecialiseerde instelling zoals de AFPN in Groningen, verdachte gaat behandelen. Ook is aan te raden verder in te gaan of de traumatische ervaringen van verdachte op dit moment nog leiden tot klachten en in hoeverre er sprake is van een PTSS. Uit overleg met de intake-coördinator van de AFPN komt naar voren dat zij een zorgaanbod hebben dat aansluit op de vraag. Dit kan tevens in samenwerking met de Reclassering. Na een intake-procedure kan een gericht behandeladvies worden gegeven. Een en ander kan plaatsvinden binnen het kader van een (deels) voorwaardelijke detentie met verplicht reclasseringstoezicht, met als speciale voorwaarde dat verdachte zich onder behandeling laat stellen door een geïndiceerde instelling.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 20 december 2011.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een passende bestraffing voor deze verdachte is een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, en dat het toezicht tevens zal inhouden een ambulante behandeling bij de AFPN of soortgelijke instelling in het kader van de ADHD- en de verslavingsproblematiek.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp, te weten een spiegeltje, vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien het voorwerp aan de verdachte toebehoort en het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit onder 3 is begaan.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen/goederen, te weten 13 gripzakjes met in elk zakje wit poeder, een vuurwapen, merk Gamo Deltafox, (luchtdrukgeweer 4.5 mm), een doosje munitie (kaliber 4.5, merk Norica Apache), en een vuurwapen, merk Rohm RG 600, (kaliber .22) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen bij onderzoek naar de feiten waarvan hij verdacht werd bij hem in de woning zijn aangetroffen en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet dan wel met het algemeen belang.
Motivering teruggave in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen/goederen, te weten een gripzakje met daarin vier bruine pillen, twee flessen met daarin een gele vloeistof, een strip met daarin vier pillen en een zwaard met foedraal, aangezien het belang van de strafvordering zich niet tegen de teruggave verzet.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/06.940144-10
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar, nu de verdachte, eerder bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 4 augustus 2010 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte groot 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en verdachte zich tijdens die gestelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
Benadeelde partij K. S te Emmer-Compascuum
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (immateriële) schade ingediend ten bedrage van € 1.500,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 500,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel K. S te Emmer-Compascuum
Met betrekking tot de in het onder 1 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij H.S. S te Emmer-Compascuum
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (immateriële) schade ingediend ten bedrage van € 200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2011.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 200,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel H.S. S te Emmer-Compascuum
Met betrekking tot de in het onder 1 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 200,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij S. S te Emmer-Compascuum
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 523,60 aan reparatiekosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2011.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 523,60 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel S. S te Emmer-Compascuum
Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 523,60 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij A. O te Emmer-Compascuum
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 20,56, bestaande uit € 10,00 aan kosten vervanging tuinlampen en € 10,56 aan reiskosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2011.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 20,56 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel A. O te Emmer-Compascuum
Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 20,56 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij M.J.M. H te Klazienaveen
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 101,15 aan kosten taxatie schade.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 101,15 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel M.J.M. H te Klazienaveen
Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 101,15 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij A.S. de V te Emmer-Compascuum
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 851,36 aan reparatiekosten.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 851,36 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel A.S. de V te Emmer-Compascuum
Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 851,36 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij K. H te Emmer-Compascuum
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 2.852,49 bestaande uit € 793,62 aan reparatiekosten en
€ 2.058,87 aan kosten wegens kosten stilstaan en transport van benadeeldes rupskraan.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
Uit de stukken blijkt dat de reparatiekosten door de verzekering zijn vergoed met uitzondering van een bedrag van € 250,00 zijnde het eigen risico van de benadeelde. De rechtbank zal kosten van stilstand en transport van de rupskraan toewijzen tot een bedrag van € 1.730,00 omdat naar het oordeel van de rechtbank geen BTW is verschuldigd danwel dat de BTW door benadeelde kan worden verrekend.
De vordering acht de rechtbank tot een bedrag van € 1.980,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel K. H te Emmer-Compascuum
Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 1.980,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 14h, 27, 33a, 33b, 36b, 36c, 36f, 57, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland dan wel Verslavingszorg Noord Nederland, hetgeen tevens zal inhouden dat verdachte een behandeling zal ondergaan bij de AFPN of soortgelijke instelling in het kader van de ADHD- en de verslavingsproblematiek, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd het navolgende in beslag genomen voorwerp, te weten een spiegeltje.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten 13 gripzakjes met in elk zakje wit poeder, een vuurwapen, merk Gamo Deltafox, (luchtdrukgeweer 4.5 mm), een doosje munitie (kaliber 4.5, merk Norica Apache), en een vuurwapen, merk Rohm RG 600, (kaliber .22).
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten een gripzakje met daarin vier bruine pillen, twee flessen met daarin een gele vloeistof, een strip met daarin vier pillen en een zwaard met foedraal.
De rechtbank bepaalt dat geen straf wordt opgelegd.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij K. S te Emmer-Compascuum, van de som van € 500,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer K. S te Emmer-Compascuum, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
H.S. S te Emmer-Compascuum van de som van € 200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 200,00 ten behoeve van het slachtoffer H.S. S te Emmer-Compascuum, bij gebreke van betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
S. S te Emmer-Compascuum van de som van € 523,60 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 523,60 ten behoeve van het slachtoffer S. S te Emmer-Compascuum, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
A. O te Emmer-Compascuum van de som van € 20,56 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20,56 ten behoeve van het slachtoffer A. O te Emmer-Compascuum, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
M.J.M. H te Klazienaveen van de som van € 101,15 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoer-legging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 101,15 ten behoeve van het slachtoffer M.J.M. H te Klazienaveen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
A.S. de V te Emmer-Compascuum van de som van € 851,36 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 851,36 ten behoeve van het slachtoffer A.S. de V te Emmer-Compascuum, bij gebreke van betaling te vervangen door 17 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
K. H te Emmer-Compascuum, van de som van € 1.980,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.980,00 ten behoeve van het slachtoffer K. H te Emmer-Compascuum, bij gebreke van betaling te vervangen door 29 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/06.940144-10
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 augustus 2010 van de rechtbank te Zutphen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. J.G. de Bock en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 februari 2012.