ECLI:NL:RBASS:2012:BV6598

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
830226-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van seksuele handelingen met minderjarige

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Assen, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige, N. van D., geboren op 25 april 2000. De tenlastelegging betrof handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 1 juli 2010 en 20 september 2010 in Nieuw-Buinen, waarbij de verdachte onder andere beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van het lichaam van N. van D. De verdachte heeft de beschuldigingen ten stelligste ontkend.

De rechtbank constateerde dat de officier van justitie haar bewijsvoering voornamelijk baseerde op de verklaring van het vermeende slachtoffer, N. van D., en de verklaringen van haar zus en vader, D. K. en E. van D. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs niet uitsluitend mag steunen op de verklaring van één getuige. Dit is een waarborg voor de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing. De rechtbank vond dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen.

Na het horen van de bewijsvoering en de pleidooien, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, N. van D., tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank de feiten die tot de schade zouden hebben geleid niet bewezen achtte. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering en werd verwezen naar de burgerlijke rechter.

Dit vonnis werd uitgesproken op 7 februari 2012 door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters B.I. Klaassens, E.C.M. Wolfert en M. van der Veen, in aanwezigheid van griffier J. Bos. De rechtbank benadrukte het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om delicten tegen minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830226-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 7 februari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
M L,
geboren te Groningen op 19 januari 1978,
wonende te M, K 11.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 januari 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. S, advocaat te H.
Tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 20 september 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, met N. van D (geboren op 25 april 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Van D, hebbende verdachte zijn tong in de vagina van die Van D geduwd/gebracht en/of de vagina van deze Van D gelikt en/of zijn penis (meermalen) in de onderbroek van deze Van D gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 20 september2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, met N. van D, geboren op 25 april 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig likken van de vagina van deze Van D en/of het (meermalen) brengen van zijn penis in de onderbroek van deze Van D;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. B.D. van der Burg, acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Voorts vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij N. van D tot een bedrag van € 1.212,71 en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van deze benadeelde partij.
Vrijspraak
De verdachte zal zowel van het hem primair als subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken omdat de rechtbank dat, evenals de raadsman en anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht. De rechtbank acht onvoldoende wettig bewezen dat de verdachte de hem verweten handelingen heeft gepleegd.
De verdachte heeft ten stelligste ontkend dat hij de tenlastegelegde handelingen heeft begaan.
De rechtbank constateert dat de officier van justitie haar bewijsvoering uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van het vermeende slachtoffer, N van D, en de verklaringen van D K en E van D, de zus en de vader van N, die hun wetenschap enkel hebben van N.
De bron van de aangifte van E van D en de getuigenverklaring van D K is de verklaring van N zelf.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij eraan in de weg staat dat de rechter tot een bewezenverklaring komt ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Vgl. o.a. NJ 2009, 495 en NJ 2010, 515.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd N. van D, voor een bedrag van
€ 1.212,71.
De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij N. van D niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 februari 2012, zijnde mr. M. van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.