ECLI:NL:RBASS:2012:BV6596

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
830203-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting met levensgevaar voor omstanders bij benzinepomp

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen J.V., die op 31 juli 2011 te Hoogeveen heeft geprobeerd zichzelf van het leven te beroven door zich te overgieten met benzine en met een aansteker in brand te steken bij een benzinepomp. De verdachte handelde met opzet, wetende dat zijn acties levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders konden veroorzaken. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden en terbeschikkingstelling onder voorwaarden, gezien de ernst van het delict en de risico's voor de veiligheid van anderen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door zijn psychische problemen en middelenmisbruik. De rechtbank achtte de poging tot brandstichting wettig en overtuigend bewezen, met gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, met aftrek van voorarrest, en stelde de verdachte ter beschikking met voorwaarden, waaronder behandeling door een Forensisch ACT team. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding om recidive te voorkomen, gezien de hoge kans op herhaling van delictgedrag door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830203-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 februari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
J V,
geboren te Deventer op 3 november 1973,
wonende te Oosterwolde,
thans verblijvende in P.I. Noord, “De Grittenborgh”,
7909 CA Hoogeveen, Kinholtsweg 7.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 januari 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.A.L, advocaat te Deventer.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te Hoogeveen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan zichzelf en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor in de onmiddellijke nabijheid van verdachte aanwezige auto's en/of brandstofpompen en/of een tankstation en/of de inboedel van dat tankstation, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in de onmiddellijke nabijheid van verdachte aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en),
te duchten was,
met dat opzet (op korte afstand van een of meer brandstofpomp(en)) zichzelf en/of een deel van zijn directe omgeving heeft overgoten/overspoten met motorbrandstof, althans een (zeer) brandbaar materiaal, en/of heeft geprobeerd/bezig is geweest met behulp van een aansteker zichzelf en/of die motorbrandstof/dat materiaal in brand te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. B.D. van der Burg, acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld onder de in het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 20 januari 2012 vermelde voorwaarden. De officier van justitie vordert tevens dat de rechtbank zal bepalen dat de terbeschikkingstelling een termijn van 4 jaren te boven mag gaan nu het hier een misdrijf betreft dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer anderen en dat voornoemde terbeschikkingstelling met voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
Tenslotte vorderde de officier van justitie nog de onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte inbeslaggenomen aansteker.
Bewijsmotivering
Standpunt verdachte:
Namens de verdachte is door de raadsvrouw aangevoerd dat de handelingen van de verdachte op zichzelf kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van brandstichting. Dat daarmee algemeen gevaar voor goederen te duchten was kan worden aangenomen op grond van de omstandigheden met betrekking tot de plaats -nabij een benzinepomp- en het feit dat benzine op het wegdek gekomen was.
De raadsvrouw stelt verder dat omtrent de aard en de omvang van het gevaar voor personen te weinig bekend is om op grond daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te kunnen aannemen. De raadsvrouw heeft voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd brand te stichten en dat daardoor niet alleen gevaar voor goederen maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is geweest en met name voor de in onmiddellijke nabijheid van de verdachte aanwezige personen, te weten de personen die hem probeerden te overmeesteren en daardoor ook met benzine in aanraking zijn gekomen of benzine op hun kleding hebben gekregen.
De rechtbank baseert zich hierbij op onder meer:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2012, en
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district
Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, registratienummer PL033V 2011055789, met bijlagen, d.d. 7 augustus 2011, onder meer inhoudende:
- de verklaring van aangever E K (pagina 14). Aangever K ziet een man die benzine over zichzelf spoot en over het terrein. De man dreigde met een aansteker zichzelf in brand te steken. Aangever ziet een vonkje. Aangever zegt dat er is 10,67 liter Euro 95 is verbruikt en dat ongeveer 9 m² is besprenkeld met brandstof. Aangever zegt dat er extreem gevaar was voor omstanders en voor degenen die de man overmeesterden.
- de bevinding van verbalisant V d B (pagina 17) die een man op de grond ziet liggen die door omstanders in bedwang wordt gehouden.
- de verklaring van getuige J MP T (pagina 34). T ziet een man zichzelf oversproeien met Euro 95 waarbij deze riep dat hij zich in de brand zou steken. De man had een witte aansteker bij zich. Getuige zegt dat A L de man probeerde af te leiden. Getuige T is op de man gesprongen en werd daarna door andere geholpen. Tijdens het gevecht probeerde de man de aansteker nog te laten ontbranden. Getuige zag een vlam en schrok hevig.
- de verklaring van getuige AG B zegt (pagina 36). Getuige B zegt dat zij een man zich met vloeistof ziet overgieten. Twee mannen waren met de man aan het stoeien en onder op de grond en zij heeft daarbij geassisteerd. Zij heeft de witte aansteker aan de man ontfutseld.
- de verklaring van getuige J V (pagina 40). V was met zijn vriendin bij het tankstation. Ook hij ziet een man vloeistof over zich heen spuiten, ook hij ziet een aansteker en ook hij ziet een vonkje en dat de man probeerde de plas om zich heen in de brand te steken.
- de verklaring van getuige AME L (pagina 43). L heeft ook gezien dat de man meermalen de aansteker probeerde aan te steken.
De rechtbank hanteert voor het bewijs verder nog uit gemeld proces-verbaal van politie Drenthe met registratienummer PL033V 2011055789 d.d. 7 augustus 2011 de navolgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van brigadier van politie B.T. Ubels (pagina’s 20 en 21);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, met een 6-tal foto’s als bijlagen, van brigadier van politie J.A. de Lange (pagina’s 22 t/m 28);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten H. Noorman en A.B. Kruithof (pagina’s 29 en 30);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, met een 16-tal foto’s als bijlagen, van aspirant van politie D.D. de Wit (pagina’s 54 t/m 75);
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2011 te Hoogeveen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan zichzelf, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor in de onmiddellijke nabijheid van verdachte aanwezige auto's en brandstofpompen en een tankstation en de inboedel van dat tankstation, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de onmiddellijke nabijheid van verdachte aanwezige personen,
te duchten was,
met dat opzet op korte afstand van een brandstofpomp zichzelf en een deel van zijn directe omgeving heeft overgoten met motorbrandstof en heeft geprobeerd met behulp van een aansteker zichzelf en die motorbrandstof in brand te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 onder 1e juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
Poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 157 onder 2e juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 24 oktober 2011, opgemaakt door mevrouw C.A.M. Couwenberg, arts in opleiding tot psychiater onder supervisie van mevrouw A.P. van der Woerdt, psychiater te Groningen en vast gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van ziekelijke stoornissen in de zin van misbruik van amfetamines, cannabis en cocaïne en ADHD. Er is een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en borderline persoonlijkheidskenmerken. Voorafgaand en tijdens het delict was bovendien sprake van angstige paranoïde mogelijk psychotisch beeld op basis van amfetamine-intoxicatie (d.d. cocaïne-intoxicatie d.d. cannabis-intoxicatie) in combinatie met de persoonlijkheidsstoornis. Klinisch werd de intelligentie op (beneden) gemiddeld niveau ingeschat, bij psychologisch testonderzoek ligt deze net op de grens van zwakbegaafd/normaal. Een hernieuwd onderzoek is aangewezen om te kunnen beoordelen of er sprake is van een benedengemiddelde intelligentie dan wel zwakbegaafdheid, een en ander is van belang voor de behandeling en begeleiding.
Bovengenoemde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Bovendien was er ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een angstig paranoïde toestandsbeeld op basis van amfetamine-intoxicatie (d.d. cocaïne- of cannabis-intoxicatie) en de persoonlijkheidsstoornis.
Door het gebruik van amfetamines (en mogelijk cocaïne en cannabis) en daarna intoxicatie werd de waarneming, het denken en het gevoel van verdachte negatief beïnvloed, waardoor hij in feite niet meer in staat was om in redelijkheid afwegingen en keuzes te maken; er waren op dat moment ernstige oordeels- en kritiekstoornissen. Gecombineerd met zijn zwakgestructureerde persoonlijkheid met onvoldoende functies om angst en agressie te reguleren handelde verdachte vanuit achterdocht en angst om middels een suïcidepoging een einde te maken aan bovenvermelde gedachten en gevoelens.
Door de negatieve invloed van amfetamines (en mogelijk cocaïne en cannabis) in combinatie met de persoonlijkheidsproblematiek was verdachte op het moment van het delict niet in staat om in alle redelijkheid keuzes te maken. Hij had echter, voordat hij de amfetamines gebruikte, door eerdere ervaringen met drugs en de kennis die hij heeft opgedaan in de FPK, kunnen weten dat het gebruik van drugs zou kunnen leiden tot situaties, waarin hij zichzelf niet meer in de hand zou hebben. Door de ernst van de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek was verdachte echter in mindere mate niet in staat om in vrijheid af te zien van drugs en zijn zucht daarnaar te weerstaan.
Geadviseerd wordt de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 24 oktober 2011, opgemaakt door drs. U.E. Saathof, GZ-psycholoog te Groningen en vast gerechtelijk deskundige. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Er is bij verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken, ADHD en verslavingsproblematiek. Tevens kan na of tijdens het gebruik van amfetamine en psychotisch beeld ontstaan. Deze psychotische symptomen kunnen deel uitmaken van zijn persoonlijkheid, maar lijken toch meer in verband te kunnen worden gebracht met zijn middelen misbruik.
Tijdens het tenlastegelegde was de borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken en de ADHD aanwezig, daarbij was verdachte ook onder invloed van alcohol en andere middelen. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelde zich een paranoïde/psychotisch beeld, waarbij hij vooral suïcidale gedachten kreeg.
Als gevolg van zijn borderline persoonlijkheidsstoornis in combinatie met zijn middelenmisbruik is (deels) te verklaren hoe het tenlastegelegde heeft kunnen gebeuren. Het middelenmisbruik speelt daarbij een belangrijke rol; het maakt verdachte verhoogd kwetsbaar voor paranoïde ideeën en overtuigingen c.q. wanen.
De vraag komt bij de psycholoog op of verdachte wist dat hij zou kunnen “ontremmen” van middelen. De vraag moet deels positief (culpa in causa) worden beantwoord. Verdachte heeft al vaker vreemd, paranoïde gedrag gehad, zoals in 2000 toen hij met zwaarden over straat liep. Echter deze impulsdoorbraken komen niet altijd voor na gebruik van middelen: het zijn zelfs uitzonderingen (2 keer in totaal gerapporteerd). Het lijkt dus dat middelengebruik (ook al weet hij het effect) zo is ingebed in zijn problematiek, dat van culpa in causa toch niet gesproken kan worden.
De omschreven persoonlijkheidsproblematiek was gedurende het ten laste gelegde per definitie aanwezig en het beïnvloedde zijn gedrag eveneens, daarnaast wordt zijn gedrag ook gestuurd door het misbruik van middelen.
Ondanks dat de psycholoog moeite heeft om te bepalen welke vorm van toerekeningsvatbaarheid voor verdachte geldt, spelen de gevonden stoornissen een belangrijke rol. Verminderd toerekeningsvatbaarheid is het meest verdedigbaar. Verdachte heeft paranoïde ideeën tijdens het tenlastegelegde en handelt hier ook naar. Echter hij blijkt ook deels rationeel te kunnen handelen, bijvoorbeeld door zijn hond naar een ander onderkomen te brengen. Verder speelt er impulsiviteit in de keuzes die verdachte maakt. Hij kijkt naar hoge gebouwen, maar kiest het dichtstbijzijnde; het benzinestation.
Verdachte is kort opgepakt door de politie eerder op de dag van het tenlastegelegde, maar verdachte heeft niet gevraagd om hulp. Niet vragen om hulp past bij zijn persoonlijkheid. Hij wil zich niet afhankelijk opstellen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van de psychiater en de psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder het feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 7 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld onder de in het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 20 januari 2012 vermelde voorwaarden. De officier van justitie vordert tevens dat de rechtbank zal bepalen dat de terbeschikkingstelling een termijn van 4 jaren te boven mag gaan nu het hier een misdrijf betreft dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer anderen en dat voornoemde terbeschikkingstelling met voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
De raadsvrouw heeft onder meer gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Zij refereerde zich voor wat betreft de op te leggen maatregel van de terbeschikkingstelling onder het stellen van voorwaarden aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat het bewezen verklaarde feit een ernstig feit betreft dat op zich een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt.
Verdachte heeft geprobeerd zichzelf bij een benzinepomp van het leven te beroven door zich te overgieten met benzine om vervolgens met een aansteker zich in brand te steken.
Door te handelen als hij deed nam hij op de koop toe dat dit handelen ernstige gevolgen voor anderen kon hebben.
Niet alleen kon hierdoor grote schade worden aangericht aan het tankstation, benzinepompen, bij het tankstation aanwezige auto’s alsook van de inboedel van het tankstation, ook is er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ontstaan voor bij het tankstation aanwezige personen.
Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank ook rekening houden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 20 oktober 2011, alsook in het psychologisch rapport van 24 oktober 2011 en het psychiatrisch rapport van 24 oktober 2011.
De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat verder rekening houden met de inhoud van het reclasseringsadvies ten behoeve van de terbeschikkingstelling met voorwaarden d.d.20 januari 2012, opgesteld door E. Leyder Havenstroom, reclasseringswerker bij GGZ Verslavingszorg Noord Nederland te Leeuwarden.
Naast de hierna te melden gevangenisstraf zal de rechtbank zal aan verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, zoals de maatregel hierna nader wordt gemotiveerd. De rechtbank is hierbij van oordeel dat behandeling en begeleiding van de verdachte in het kader van de terbeschikkingstelling op korte termijn dient aan te vangen.
De onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank zal opleggen is daarom een aanzienlijk lagere dan door de officier van justitie gevorderd.
Gelet op alle omstandigheden acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek, van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, een passende strafoplegging die recht doet aan de ernst van de onderhavige zaak.
Motivering maatregel van terbeschikkingstelling.
Door de gedragsdeskundigen, C.A.M. Couwenberg, arts in opleiding tot psychiater onder supervisie van A.P. van der Woerdt, psychiater, en U.E. Saathof, gezondheidspsycholoog, die de verdachte hebben onderzocht, is afzonderlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.
De conclusies de beide adviezen d.d. 24 oktober 2011 zijn hiervoor onder het kopje strafbaarheid reeds weergegeven. Voornoemde gedragsdeskundigen komen tot het volgende advies aan de rechtbank.
Gezien de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis, de langdurige klinische behandeling van 2003 tot 2006 in de FPK Assen en het middelengebruik wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. Verdachte leidt een redelijk structuurloos bestaan en heeft weinig regelmaat. Ondanks zijn belabberde financiële situaties heeft hij gemakkelijk toegang tot middelen. Dit maakt de kans op recidive groter. Tijdens het tenlastegelegde feit was er geen bemoeienis vanuit de geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg. Dit zou mogelijk de kans op recidive verkleinen.
Hetgeen verdachte nodig heeft is een dagritme waarbinnen hij voldoende mogelijkheden heeft om zich te ontplooien, een gecontroleerde medicatie inname en vooral geen drugsgebruik. Andere psychosociale factoren, zoals zijn schuldenlast en arbeid, zijn zeer belangrijk.
De gedragsdeskundigen adviseren een tbs met voorwaarden. Vanwege het hoge recidive risico bij drugsgebruik gaat het uiteindelijk om hoelang er externe controle is op het gebruik van drugs. Over het algemeen geldt bij een deels voorwaardelijke straf een korte proeftijd (waarin controle en behandeling plaats kunnen vinden). Dit is voor verdachte niet wenselijk. Bij een tbs met voorwaarden kan een proeftijd aanzienlijk langer worden gehandhaafd. Het gevolg van het niet naleven van de voorwaarden zou betekenen dat hij de tbs met dwangverpleging ingaat.
De gedragsdeskundigen stellen dat in de voorwaarden dient te worden opgenomen dat verdachte moet worden behandeld door een Forensisch ACT team (of een dergelijk bemoeizorg team). Bij een Forensisch ACT team neemt risicotaxatie, terugvalpreventie en risicomanagement een belangrijke plaats in. Verder is er specialistische psychiatrische zorg, mogelijkheden tot psychologische behandeling en trajectbegeleiding (voor o.a. zoeken naar (on)betaald werk) aanwezig, zodat op elk levensgebied zorg kan worden geboden.
De heer E. Leyder Havenstroom, reclasseringswerker bij GGZ Verslavingszorg Noord Nederland te Leeuwarden, heeft in zijn reclasseringsadvies van 20 januari 2012, naar aanleiding van de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen, de volgende voorwaarden geformuleerd:
1. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens Reclassering Nederland/Verslavingszorg Noord Nederland. Verdachte heeft een inspanningsverplichting, hij zal initiatieven moeten tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
2. Verdachte houdt frequent contact met een reclasseringbegeleider, waarbij de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij verdachte de reclassering over de diverse leefgebieden (o.a. zijn daginvulling, zijn financiën, zijn sociale contacten evenals zijn belevingswereld) informeert;
3. Verdachte houdt frequent contact met de begeleiders/behandelaars van het Forensisch ACT team, waarbij de frequentie door de begeleiders/behandelaars wordt bepaald en hij accepteert de begeleiding. Verdachte houdt zich aan de adviezen en afspraken door hen gegeven, ook wat betreft het innemen van de medicatie;
4. Wanneer de situatie erom vraagt, te beoordelen door de behandelaars van het ACT team en de reclassering, maakt verdachte gebruik van de crisiskaart van de FPK;
5. Verdachtes financiën blijven en zijn ondergebracht bij een bewindvoerder;
6. Verdachte woont in O (adres P 3) en zal niet zonder toestemming van zijn reclasseringsbegeleider van woonadres veranderen;
7. Verdachte gebruikt geen harddrugs, softdrugs en/of alcohol, als dit leidt tot disfunctioneren van verdachte en/of delictgedrag;
8. Verdachte werkt indien gewenst mee aan urinecontroles die het doel hebben om middelengebruik op te sporen;
9. Verdachte geeft toestemming aan medewerkers van de reclassering en van het Forensisch ACT team om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in overleg tot nadere afspraken te komen;
10. Verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
Verdachte heeft desgevraagd aangegeven dat hij met voornoemde voorwaarden instemt.
De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Op grond van die conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde sprake is van ziekelijke stoornissen in de zin van misbruik van amfetamines, cannabis en cocaïne en ADHD en van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en borderline persoonlijkheidskenmerken.
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van de begane feiten alsmede gelet op de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2011 waaruit blijkt van een eerdere veroordelingen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden eist.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld onder voornoemde door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
De rechtbank bepaalt daarnaast dat de tenuitvoerlegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden onmiddellijk mogelijk wordt, opdat direct kan worden gestart met de uitvoering van de voorwaarden.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp, te weten een aansteker, kleur wit, vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien genoemde aansteker aan verdachte toebehoort, terwijl met behulp van die aansteker het bewezen verklaarde feit is begaan.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 33a, 33b, 37a en 38 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voor deze zaken tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 26 februari 2012.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden:
1 Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens Reclassering Nederland/Verslavingszorg Noord Nederland. Verdachte heeft een inspanningsverplichting, hij zal initiatieven moeten tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
2 Verdachte houdt frequent contact met een reclasseringbegeleider, waarbij de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij verdachte de reclassering over de diverse leefgebieden (o.a. zijn daginvulling, zijn financiën, zijn sociale contacten evenals zijn belevingswereld) informeert;
3 Verdachte houdt frequent contact met de begeleiders/behandelaars van het Forensisch ACT team, waarbij de frequentie door de begeleiders/behandelaars wordt bepaald en hij accepteert de begeleiding. Verdachte houdt zich aan de adviezen en afspraken door hen gegeven, ook wat betreft het innemen van de medicatie;
4 Wanneer de situatie erom vraagt, te beoordelen door de behandelaars van het ACT team en de reclassering, maakt verdachte gebruik van de crisiskaart van de FPK;
5 Verdachtes financiën blijven en zijn ondergebracht bij een bewindvoerder;
6 Verdachte woont in O (adres P 3) en zal niet zonder toestemming van zijn reclasseringsbegeleider van woonadres veranderen;
7 Verdachte gebruikt geen harddrugs, softdrugs en/of alcohol, als dit leidt tot disfunctioneren van verdachte en/of delictgedrag;
8 Verdachte werkt indien gewenst mee aan urinecontroles die het doel hebben om middelengebruik op te sporen;
9 Verdachte geeft toestemming aan medewerkers van de reclassering en van het Forensisch ACT team om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in overleg tot nadere afspraken te komen;
10 Verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
Draagt Reclassering Nederland/Verslavingszorg Noord Nederland op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan.
De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank verklaart verbeurd de in beslaggenomen aansteker, kleur wit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 februari 2012, zijnde mr. M. van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.