RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19/830176-09
19/810056-06 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2012 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:
verdachte,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgehad op 20 december 2011.
Verdachte/veroordeelde is verschenen en werd bijgestaan door mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Nijkerk.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzittingen van 10 juni 2011 en 20 december 2011 gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
dat hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een door of namens de burgemeester (van de gemeente Coevorden) op 1 juli 2009 opgelegd huisverbod voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 10 juli 2009, welk huisverbod op 9 juli 2009 is verlengd voor de periode van 10 juli 2009 tot en met 17 juli 2009, betreffende de woning gelegen aan de [adres], door deze woning te betreden en/of zich bij die woning op te houden en/of in die woning aanwezig te zijn en/of contact op te nemen met [bewoonster] en/of [medebewoner] en/of [medebewoner], althans met een of meer personen die in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven.
hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borststreek, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borststreek, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meersubsidiair, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borststreek, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden [slachtoffer] heeft mishandeld door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borststreek, althans in het lichaam, te steken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te houden.
althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden ter voorbereiding van het te plegen misdrijf moord en/of doodslag (al dan niet meermalen gepleegd), opzettelijik een mes, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hebbende hij met dat opzet:
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de woning aan de [adres] onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp de woorden toegevoegd: “ik kan je wel vermoorden” en/of jij hoort de vogeltjes niet meer fluiten morgen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- in voornoemde woning de handen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tegen hun wil op hun rug vastgebonden en/of
- in voornoemde woning een sok in de mond van die [slachtoffer 1] gestopt en/of haar mond daarna afgeplakt met tape en/of
- in voornoemde woning die [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen;
- (door zijn fysieke overwicht) een dreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich niet kon(den) onttrekken;
hij op of omstreeks 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] , meermalen, met kracht,
- in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of,
- tegen het lichaam (met een schoen) heeft geslagen en/of heeft gestompt
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,
- knietjes tegen het hoofd, althans het lichaam heeft gegeven
- een (werkend) stroomstootwapen tegen het lichaam heeft gehouden.
hij op of omstreeks 30 juni 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op haar schouders heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van de onder 2. primair tenlastegelegde poging tot moord op en de onder 2. subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag van zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer 1] te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 14 juli 2009 hebben verdachte en [slachtoffer 1] een gesprek gehad met hulpverleners van de GGZ. Tijdens dat gesprek vertelt [slachtoffer 1] dat zij van verdachte wil scheiden. Verdachte is daardoor zodanig van streek dat hij besluit haar in de nacht van 14 op 15 juli 2009, ondanks een verlengd huisverbod voor de gemeenschappelijke echtelijke woning aan de [adres], op te zoeken.
Verdachte treft [slachtoffer 1] en hun beider zoontje [slachtoffer 2] op de slaapkamer van [slachtoffer 1] in bed aan. Beiden slapen. Verdachte maakt [slachtoffer 1] wakker en zegt: niet schrikken. Ik wil met je praten. Hij zet een mes op haar keel. [slachtoffer 1] schrikt en begint te vloeken. Verdachte probeert haar te kalmeren maar dat lukt niet. Hij wordt erg kwaad, stopt een sok in haar mond en plakt haar mond af met tape. Ook bindt hij haar handen op haar rug vast en slaat hij haar in het gezicht.
Na korte tijd maakt verdachte [slachtoffer 1] weer los.
Als de kinderen naar de kamer van dochter [dochter] gaan gaat verdachte bovenop [slachtoffer 1] zitten en zegt: ik kan je wel vermoorden. Hij knijpt haar keel dicht maar zet de verwurging niet door. Beiden besluiten slaapmedicatie in te nemen en vallen in slaap.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte zijn echtgenote - al dan niet met voorbedachten rade - met een mes of door middel van verwurging heeft willen doden. Indien hij daartoe het voornemen had gehad, zou hij naar het oordeel van de rechtbank zijn voornemen reeds hebben uitgevoerd. Ook later die dag heeft hij een voornemen daartoe niet uitgevoerd. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot moord op en poging tot doodslag van [slachtoffer 1].
De burgemeester van de gemeente Coevorden heeft bij beschikking van 1 juli 2009 gelast dat verdachte de woning aan de [adres] onmiddellijk moet verlaten en deze woning vanaf 1 juli 2009 te 15:00 uur tot 10 juli 2009 te 15:00 uur niet mag betreden, noch daarin aanwezig mag zijn noch zich daarbij op mag houden .
Het huisverbod is bij beschikking van 9 juli 2009 verlengd van 10 juli 2009 te 15:00 uur tot 17 juli 2009 te 15:00 uur .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 december 2011 verklaard dat hij wist dat hij op 15 juli 2009 niet in de woning aan de [adres] mocht komen.
het tweede, derde en het vierde feit
[slachtoffer 1] verklaart op 30 juli 2009, zakelijk weergegeven :
ik werd wakker gemaakt door [verdachte]. Hij legde een hand op mijn mond en zette een mes op mijn keel. Hij heeft mij vastgebonden met duck-tape. Ik moest op mijn zij gaan liggen. Toen heeft hij een sok in mijn mond gepropt en duck-tape eromheen gedaan. [slachtoffer 2] werd wakker. Die lag naast mij te slapen. Toen werd [slachtoffer 2] ook vast getapet, met zijn handjes op de rug. [verdachte] zei tegen mij dat ik de vogeltjes niet meer zou horen fluiten de volgende dag, want ik moest dood. Op een gegeven moment heeft hij mij losgemaakt. Later heeft hij [slachtoffer 2] ook losgemaakt. De kinderen zijn later naar de kamer van [dochter] gegaan. Hij ging bovenop mij zitten en heeft mijn keel dichtgeknepen. Toen liet hij in één keer los.
Hij heeft me gestompt en geslagen.
Letselrapportage van GGd Drenthe, opgemaakt door H.D.R. Dittrich, forensisch geneeskundige, op 31 juli 2009, vermeldt als letselbeschrijving onder meer meerdere letsels op het gelaat van mevrouw [slachtoffer 1] in de vorm van bloeduitstortingen, als uiting van kneuzingen en ontvellingen en roodpaarse ronde verkleuringen net onder de kaaklijn, duidend op bloeduitstortingen.
Bloeduitstortingen zijn weefselbeschadigingen die ontstaan door stomp van buitenaf inwerkend geweld zoals dat bij stompen, stoten, knijpen, schoppen of slaan gebeurt. Vaak ontstaat daarbij een zichtbare bloeduitstorting.
De meeste bloeduitstortingen in het aangezicht kunnen zeer wel passen bij het stompen in het gezicht. De letsels net onder de kaaklijn kunnen worden veroorzaakt door met kracht te drukken op het weefsel, zoals met vingers.
Aanvullende letselrapportage van GGd Drenthe, opgemaakt door S.P.H. Letmaath, Arts Maatschappij en Gezondheid, forensisch geneeskundige, op 27 juli 2009, vermeldt als letselbeschrijving op de rug van mevrouw [slachtoffer 1] enkele bloeduitstortingen als uiting van kneuzingen. Opmerkelijk in dit kader is het gehoekte patroon van het letsel beschreven onder 2a. Dit suggereert een mogelijk contact van de huid met een hoekig oppervlak.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 december 2011 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven dat hij naar [slachtoffer 1] is gegaan. Hij wist dat hij niet thuis mocht komen. Hij trof [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het bed van[slachtoffer 2] aan. Hij legde een hand op [slachtoffer 1]. Hij had het mes in zijn hand. Hij is op bed naast haar gaan zitten. Hij zei: [slachtoffer 1] ik ben het. Niet schrikken. Ik heb een mes in mijn hand en ik wil met je praten. Ze begon te vloeken. Hij zei rustig, rustig. Hij wilde alleen even met haar praten. Hij heeft een sok in haar mond gestopt en tape op haar mond gedaan. Hij tapete haar armen vast. Hij heeft haar met de binnenkant van zijn hand op haar gezicht geslagen. [slachtoffer 2] werd wakker. Hij heeft [slachtoffer 2] ook getaped.
Hij zei tegen [slachtoffer 1]: ik kan je wel vermoorden. Hij heeft zijn handen om haar keel gedaan. Hij heeft haar met de binnenkant van zijn hand geslagen. Ongetwijfeld zal hij hebben gezegd dat ze de volgende dag de vogeltjes niet meer zou horen fluiten. Hij weet het niet meer maar ontkent het niet. Hij heeft in ieder geval gezegd: ik kan je wel vermoorden.
[slachtoffer 1] verklaart dat zij op 30 juni 2009 ruzie kreeg met verdachte . Hij stompte haar met zijn vuist hard op haar rechterschouder. Dat deed erg pijn. ’s Avonds ging het weer mis. [slachtoffer 1] kreeg een aantal stompen met de vuisten van verdachte op haar beide schouders. Dat deed haar pijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 december 2011 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven dat hij [slachtoffer 1] op 30 juni 2009 een paar keer tegen haar schouder heeft gestompt.
Bijzondere bewijsmotivering met betrekking tot het tweede feit
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] zwaar heeft willen mishandelen door met zijn handen haar keel dicht te knijpen en dicht te houden waardoor [slachtoffer 1] korte tijd het bewustzijn heeft verloren.
De rechtbank baseert zich daarbij op het verslag van D. Spendlove, MD, specialist forensische geneeskunde te Wohlen b. Bern van 7 maart 2011.
Spendlove vermeldt op pagina 16 onder 4. (Tekenen van strangulatie) van zijn verslag:
“De verkleuring van de huid aan de linker en rechter hals/kinzijde kunnen een uiting zijn van een comprimerende geweldinwerking tegen de hals. Ze kunnen als bloeduitstortingen in en/of onder de huid geclassificeerd worden. Met betrekking tot de ouderdom kan gezegd worden, dat de rode verkleuring bij de kin relatief “vers” is. (…) Deze bevindingen passen bij een verwurging met de hand(en). De grootte van de verkleuringen kunnen passen bij een afdruk van een vinger.
De puntvormige, millimetergrote, rode verkleuringen (zogenaamde petechiën) in het rechter bovenooglid kunnen als uiting van een strangulerende geweldinwerking tegen de hals ontstaan zijn, zoals bij verwurgen/verhangen. Deze ontstaan als de aderen, die het bloed van het hoofd naar het hart afvoeren, worden gecomprimeerd. Hierdoor ontstaat een drukver-hoging in de vaten, waarbij de kleinste vaatjes kapot kunnen gaan en deze in de huid puntvormige bloeduitstortingen laten ontstaan. Typische plaatsen voor deze puntvormige bloedingen zijn de oogleden, de bindvliezen, de slijmvliezen van lippen en wangen, alsook de huid voor en achter de oren. Mevrouw [slachtoffer 1] beschrijft dat ze het bewustzijn zou hebben verloren tijdens het wurgproces. Andere lichamelijke klachten die vaak na strangulatie gerapporteerd worden, zijn urineverlies, pijn bij slikken/praten, heesheid e.d.”;
en op pagina 20 onder 12. (Conclusies):
“Er zijn aanwijzingen dat er bij mevrouw [slachtoffer 1] strangulerend geweld tegen de hals werd toegepast in de vorm van wurgen/dichtknijpen van de keel”.
Op grond van de bevindingen en de conclusie van het verslag acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met zijn handen haar keel heeft dichtgeknepen en dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1., 2. meer subsidiair, 3., 4. en 5. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
dat hij op 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester van de gemeente Coevorden op 1 juli 2009 opgelegd huisverbod voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 10 juli 2009, welk huisverbod op 9 juli 2009 is verlengd voor de periode van 10 juli 2009 tot en met 17 juli 2009, betreffende de woning gelegen aan de [adres], door deze woning te betreden en in die woning aanwezig te zijn en contact op te nemen met [slachtoffer 1,] en [slachtoffer 2] en [dochter];
hij op 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hebbende hij met dat opzet:
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning aan de [adres] onder bedreiging van een mes de woorden toegevoegd: “ik kan je wel vermoorden” en jij hoort de vogeltjes niet meer fluiten morgen”, en
- in voornoemde woning de handen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen hun wil op hun rug vastgebonden en
- in voornoemde woning een sok in de mond van die [slachtoffer 1] gestopt en haar mond daarna afgeplakt met tape en
- in voornoemde woning die [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd en lichaam heeft gestompt of geslagen;
- (door zijn fysieke overwicht) een dreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich niet konden onttrekken;
hij op 15 juli 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [slachtoffer 1], meermalen, met kracht,
- in het gezicht en op het hoofd heeft geslagen of gestompt en
- tegen het lichaam met een schoen heeft geslagen
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 30 juni 2009 in de gemeente Coevorden opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [slachtoffer 1], meerdere malen met kracht op haar schouders heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank acht met betrekking tot het onder 2. meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes in de borststreek of elders in het lichaam heeft gestoken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
[slachtoffer 1] is op 19 januari 2010 door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, als getuige gehoord.
Zij verklaart met betrekking tot het incident op 15 juli 2009 onder meer:
“Ik kan me niet herinneren hoe ik aan de steekwond aan mijn borst ben gekomen. Van wat er is gebeurd nadat ik medicatie had ingenomen weet ik niets meer. (…) Ik kan me niet herinneren dat hij boven mij heeft gezeten met een mes. Ik kan me daar ook geen flarden van herinneren. Ik kan me niet herinneren hoe de snijwond is ontstaan.”
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken. Ter terechtzitting van 20 december 2011 verklaart hij onder meer, zakelijk weergegeven:
ik trof [slachtoffer 2] in bed aan. [slachtoffer 1] ook. Ik legde een hand op haar. Ik had het mes in mijn hand. Ik ben op bed naast haar gaan zitten. Ik heb een arm om haar heen gedaan. Het kapje zat nog op het mes. Ik zei: [slachtoffer 1] ik ben het. Niet schrikken. Ik heb een mes in mijn hand en ik wil met je praten. Ze begon te vloeken. Ze zei dat ik haar stak. Ik stak haar echter niet. Het kapje was er af gegaan. Ze was tegen het mes aangekomen.
Ik pakte het mes en gaf het haar. Ik zei: steek me maar. Het lag op het nachtkastje. Ik had het mes vast met de punt naar beneden. Ze trok het mes met haar handen om mijn handen naar beneden en stak zichzelf in de borst. Ik zei: godverdomme, wat doe je nou? Ik zat op mijn knieën boven haar. Ze trok het mes met kracht naar beneden. Ze bloedde en had hulp nodig. Ik heb haar wond verzorgd door er gaasjes op te leggen. De kinderen zaten beneden tv te kijken. Er was allemaal bloed. Ik heb het bed schoongemaakt en haar verzorgd.
Ik heb in het matras gestoken voordat ze zichzelf in haar borst stak.
Het zoontje van verdachte en [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], is niet officieel gehoord. Wel verklaarde hij blijkens een proces-verbaal van bevindingen dat hij zag dat zijn vader zijn moeder stak met een mes in haar lichaam en hoofd. [slachtoffer 2] zag dat er bloed uit het lichaam van zijn moeder kwam.
Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] volgt dat [slachtoffer 2] geen getuige kan zijn geweest van het steekincident. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 2] en zijn zusje op het moment dat [slachtoffer 1] zichzelf stak met het mes beneden naar de televisie keken. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de kinderen later naar de kamer van [dochter] zijn gegaan.
Overigens is de verklaring van [slachtoffer 2] niet tot stand gekomen in een studio-verhoorruimte met specifiek opgeleide rechercheurs voor het horen van jonge minderjarigen. De rechtbank zal daarom het proces-verbaal van bevindingen met de verklaring van [slachtoffer 2] buiten beschouwing laten nu de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de verklaring door de wijze waarop [slachtoffer 2] is gehoord niet is gewaarborgd.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vier verzoeken van de raadsman zoals verwoord in de fax van 18 mei 2011 en nader toegelicht in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 juni 2011 gehechte pleitnotities, buiten verdere beschouwing laten.
De verdachte zal voorts van de onder 2. meer subsidiair cumulatief/subsidiair tenlaste-gelegde mishandeling van zijn echtgenote worden vrijgesproken omdat de rechtbank de onder 4. aan verdachte tenlastegelegde mishandeling bewezen heeft geacht.
De verdachte zal tenslotte van het onder 1., 3., 4. en 5. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De raadsman van verdachte heeft, samengevat, verzocht de onder 2. en 4. tenlastegelegde feiten te beschouwen als één voortgezette handeling.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
In de jurisprudentie wordt geëist dat de handelingen die deel uitmaken van de voortgezette handeling uiting zijn van één ongeoorloofd wilsbesluit. Met deze eis hangt samen dat er sprake moet zijn van gelijksoortigheid van handelingen.
Onder 2. meer subsidiair heeft de rechtbank poging tot zware mishandeling bewezen geacht en onder 4. mishandeling onder een strafverzwarende omstandigheid.
Deze feiten zijn weliswaar te beschouwen als gelijksoortige handelingen (Wetboek van Strafrecht Titel XX Mishandeling) maar kunnen niet voortkomen uit één wilsbesluit. Het onder 2. meer subsidiair bewezen geachte was immers gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel terwijl het onder 4. bewezen geachte was gericht op het toebrengen van pijn of letsel.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de raadsman niet volgen en de onder 2. meer subsidiair bewezen geachte poging tot zware mishandeling en de onder 4. bewezen geachte mishandeling kwalificeren als afzonderlijke delicten, waarop artikel 57 Sr. van toepassing is.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van voornoemde Wet;
onder 2. meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden,
strafbaar gesteld bij artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht;
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot,
strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht;
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot,
strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 7 oktober 2009, opgemaakt door C.J.F. Kemperman, zenuwarts te Leek.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een aanpassingsstoornis n.a.o. en een afhankelijkheid van GHB in vroege volledige remissie, bij een persoonlijkheidsstoornis cluster B (antisociaal, narcistisch, borderline). Ten tijde van het tenlastegelegde was deze ziekelijke stoornis ook aanwezig.
Verdachte zette geweld in om zijn echtgenote aan zich te binden maar deed dit binnen een ook wel wat beperkte impulscontrole, waardoor hij zijn eigen gedrag wat minder onder controle kon houden. De toerekeningsvatbaarheid kan men dan ook als enigszins verminderd zien.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 19 oktober 2009, opgemaakt door mw. drs. J. Heerschop, Gz-psycholoog te Amsterdam.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van afhankelijkheid van GHB in vroege volledige remissie. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een ongedifferentieerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken. Het is met name de persoonlijkheidsstoornis geweest die heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. Bij verdachte is namelijk sprake van een ongedifferentieerde persoonlijkheidsstoornis, die zich op diverse manieren manifesteert. Zo is er sprake van een rigide denkpatroon en een onvermogen zich te verplaatsen in de belevingswereld van een ander. Hier vanuit stelt verdachte zich dominant op en zal door middel van manipulatie zijn doel proberen te bereiken. Wanneer dat niet lukt raakt hij al gauw gefrustreerd wat hij uitageert naar zijn omgeving. Omdat de impulsbeheersing beperkt is, zal verdachte bij oplopende frustratie gemakkelijk overgaan tot agressief gedrag. Te zien is dat verdachte agressief gedrag ook instrumenteel inzet, teneinde de ander te dwingen zich over te geven aan zijn wensen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen geachte aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde tot enigszins verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijf is veroordeeld.
Verdachte heeft op 30 juni 2009 in Coevorden zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer 1] mishandeld door haar meermalen met kracht op haar schouders te stompen of te slaan. Hem werd naar aanleiding van die mishandeling een huisverbod voor de echtelijke woning aan de [adres] opgelegd voor de periode van 1 juli tot en met 10 juli 2009. Het huisverbod werd op 9 juli 2009 verlengd tot en met 17 juli 2009.
Niettemin is verdachte in de nacht van 14 op 15 juli 2009 de echtelijke woning binnen-gegaan. Hij wilde met [slachtoffer 1] praten omdat zij hem op 14 juli 2009 te kennen had gegeven van verdachte te willen scheiden.
Verdachte heeft [slachtoffer 1]d onder bedreiging van een mes een sok in haar mond gestopt en haar mond afgeplakt met tape. Haar handen bond hij op haar rug vast. Ook de handjes van zijn zoontje [slachtoffer 2] heeft verdachte op diens rug vastgebonden.
Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] geslagen en haar keel dichtgeknepen en dichtgehouden waardoor zij korte tijd het bewustzijn verloor.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zeer zwaar aan. Hij heeft de psychische en fysieke integriteit van [slachtoffer 1] en zijn zoontje [slachtoffer 2] ernstig geschonden. Beiden zullen de impact van het handelen van verdachte tot in lengte van dagen met zich dragen. Dit dient in de op te leggen straf tot uitdrukking te worden gebracht.
Anderzijds betrekt de rechtbank in haar strafmaatoverwegingen dat zij de tenlastegelegde poging tot moord op en poging tot doodslag van [slachtoffer 1] niet bewezen acht.
De rechtbank zal daarom in aanzienlijke mate afwijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 419 dagen - dit is bijna veertien maanden - in overeenstemming met de ernst van de feiten.
Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de gevolgen die de feiten op verdachtes ex-echtgenote en zijn zoontje [slachtoffer 2] hebben gehad en nog lange tijd zullen hebben, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daarbij de bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering en voorts als bijzondere voorwaarde bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet mag begeven in een gebied begrensd door de hierna te noemen straten en lanen te [woonplaats slachtoffer 1] zolang de ex-echtgenote van verdachte aan de [adres] woont.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek van de verdediging opheffen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen geachte feiten en de schade aan het bed en het beddengoed door het steken met het mes niet bewezen. Vernieling dan wel beschadiging van deze goederen door middel van een mes is immers niet tenlastegelegd.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen geachte feiten en de schade aan het beddengoed door bloedvlekken evenmin bewezen. De rechtbank heeft immers niet bewezen geacht dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken, zodat verdachte niet aansprakelijk kan worden gesteld voor deze schade.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in dit deel van haar vordering en zij kan dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht weliswaar niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken maar acht wel bewezen dat hij heeft getracht haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen en dicht te houden en haar heeft mishandeld.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade daarom splitsen in een deel van “eenvoudige” aard (het dichtknijpen en dichthouden van de keel en het mishandelen van [slachtoffer 1]) en een deel van niet-eenvoudige aard. Met betrekking tot dit laatste deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering omdat beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren.
Het deel van eenvoudige aard zal als voorschot, vooruitlopend op een eventuele civiel-rechtelijke procedure, worden toegewezen tot na te noemen bedrag.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de bewezen geachte feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 3. bewezen geachte feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/810056-06
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 29 oktober 2007, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2. primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. meer subsidiair, 3., 4. en 5. tenlaste-gelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. meer subsidiair, 3., 4. en 5. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan een gedeelte, groot 301 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd niet mag begeven in een gebied in Coevorden begrensd door de [straten], zolang de ex-echtgenote van verdachte aan de [adres] woont, met opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 1.500,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 1.500,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van de som van € 1.200,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 1.200,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/810056-06
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 29 oktober 2007 door de politierechter in deze rechtbank gewezen voorwaardelijke taakstraf van tachtig uren en beveelt dat, voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 januari 2012.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.