ECLI:NL:RBASS:2011:BU9645

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810270-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van overval en inbraak met geweld in Assen en Hijken

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 29 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een gewelddadige overval op 26 oktober 2010 in Hijken en een inbraak op 10 december 2010 in Assen. De verdachte wordt beschuldigd van het medeplegen van deze feiten, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers, waaronder een 11-jarige jongen. Tijdens de overval in Hijken werd de vrouw gedwongen om de code van haar kluis te geven, terwijl haar zoon werd vastgehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten goed voorbereid te werk zijn gegaan en dat er sprake was van nauwe samenwerking. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, maar ontkent de geweldshandelingen te hebben gepleegd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldshandelingen en dat hij als medepleger moet worden aangemerkt. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 300,-. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810270-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 29 december 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in P.I. Noord - de Grittenborgh, te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzittingen heeft plaatsgehad op 9 december 2011 en 16 december 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I. Roos, advocaat te Almere.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding ten laste gelegd, dat
1.
verdachte op of omstreeks 26 oktober 2010 te Hijken, althans in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [b-straat] heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) en/of een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of die medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die geld/goed(eren) onder hun/zijn/haar bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2] en/of haar zoon [getuige 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of die medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of die medeverdachte(n)
- de slaapkamer waarin die [aangeefster 2] zich bevond, zijn/is binnengegaan en/of
(daarbij) (tegen die [aangeefster 2]) heeft geroepen/gezegd: "Dit is het
arrestatieteam, u wordt gearresteerd, u moet liggen", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [aangeefster 2] hebben/heeft gezegd dat haar man op de snelweg zou
worden aangehouden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of
- die [aangeefster 2] (terug) op bed hebben/heeft geduwd/gedrukt en/of
- de armen van die [aangeefster 2] op haar rug hebben/heeft vastgehouden en/of
- om de pols(en) van die [aangeefster 2] (een) tie-rip(s) hebben/heeft gedaan en/of
- tegen die [aangeefster 2] hebben/heeft gezegd: "Zwart geld, zwart geld, wij
zoeken zwart geld, we weten dat het er is", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking, en/of
- een kluis (uit een nachtkastje) hebben/heeft gepakt en/of (daarbij)
tegen die [aangeefster 2] hebben/heeft gezegd: "Nummer van de kluis, nummer van
de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of
- tegen die [aangeefster 2] en/of die [getuige 1] hebben/heeft gezegd dat zij/hij
niet mocht(en) kijken, althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking, en/of
- (meermalen) aan die [aangeefster 2] hebben/heeft gevraagd waar het zwarte geld
en/of de weedplantages waren/was en/of
- tegen die [getuige 1] hebben/heeft gezegd: "Liggen, liggen", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- om de pols(en) van die [getuige 1] (een) tie-rip(s) hebben/heeft gedaan en/of
- tegen die [aangeefster 2] en/of die [getuige 1] hebben/heeft gezegd dat zij/hij rustig moest(en) blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of
- zichtbaar voor die [getuige 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, voorhanden hebben/heeft gehad en/of
- een kussen op het hoofd/gezicht van die [aangeefster 2] hebben/heeft gelegd/geduwd en/of
- het hoofd van die [aangeefster 2] aan haar haren omhoog heeft getrokken, althans
aan de hoofdharen van die [aangeefster 2] hebben/heeft getrokken, en/of
- toen verdachte en/of die medeverdachte(n) die woning verliet(en) tegen die
[aangeefster 2] en/of die [getuige 1] hebben/heeft gezegd: "Liggen blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
verdachte op of omstreeks 10 december 2010 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [a-straat] heeft weggenomen een geldbedrag, een tas, een of meer geldkist(en) en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert ten aanzien van deze feiten dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] met betrekking tot feit 2 vordert de officier van justitie dat de rechtbank deze vordering tot een bedrag van € 300,- hoofdelijk zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op 26 oktober 2010 wordt er een overval gepleegd op aangeefster [aangeefster 2] en haar 11-jarige zoon, [getuige 1], in een woning te Hijken. De politie tast wat betreft de daders hiervan in eerste instantie in het donker. Totdat uit een politieonderzoek naar aanleiding van een op 31 mei 2011 op aangeefster [aangeefster 1] in haar woning in Assen gepleegde overval blijkt van een relatie met de eerdere overval in Hijken, alsmede met een op 10 december 2010 in vorenbedoelde woning in Assen gepleegde inbraak. Deze drie feiten vormen in de kern het politieonderzoek genaamd 'Dotter'.
In dit onderzoek wordt (uiteindelijk) een twaalftal personen door het openbaar ministerie vervolgd ter zake van betrokkenheid bij een of meer van vorenstaande feiten. Naar aanleiding van in juni 2011 afgelegde getuigenverklaringen van
[getuige 2] en haar zus [verdachte 1], in dit onderzoek eveneens als verdachte aangemerkt, komt verdachte [verdachte 2] in beeld. Volgens de zussen [getuige 2 en verdachte 1] zou verdachte [verdachte 2], zijnde een goede vriendin van verdachte [verdachte 1], op enige wijze betrokken zijn bij alle in onderzoek 'Dotter' gepleegde strafbare feiten. [verdachte 2] legt vervolgens bij de politie een bekennende verklaring af ten aanzien van haar betrokkenheid bij voornoemde feiten. Zij verklaart niet alleen over haar eigen rol hierin, maar noemt ook de namen van andere personen die op enige wijze betrokken zouden zijn bij een of meer van deze feiten. De politie wordt mede hierdoor op het spoor gezet van (onder meer) de volgende personen: [verdachte 3],
[verdachte 4], [verdachte], [verdachte 6], [verdachte 7], [verdachte 8], [verdachte 9],
[verdachte 10], [verdachte 11] en [verdachte 12], allen verdachten in het onderhavige onderzoek.
Ten aanzien van de toedracht van vorenbedoelde strafbare feiten valt uit het procesdossier, in grote lijnen, het volgende af te leiden.
Aanleiding voor het plegen van deze strafbare feiten vormt de bewering dat aangeefster [aangeefster 1] in het bezit is van een grote som contant geld. Er wordt in dit kader gesproken over een bedrag variërend van ongeveer € 500.000 tot € 1.000.000. Dit geld zou [aangeefster 1] volgens enkele verdachten hebben ondergebracht bij haar goede vriendin die woonachtig is in Hijken, te weten aangeefster [aangeefster 2]. Er ontstaat dan op enig moment het idee om dit geld van [aangeefster 1] af te pakken. Hiertoe wordt op 26 oktober 2010 door een aantal verdachten een overval gepleegd op de woning van [aangeefster 2] in Hijken. In de woning bevinden zich op dat moment aangeefster [aangeefster 2] en haar 11-jarige zoon. De beweerde grote som geld wordt echter niet aangetroffen. Uiteindelijk wordt een geldbedrag van € 3.000 en een kluis - zonder inhoud (van waarde) - buitgemaakt.
In de hoop dat het grote geldbedrag van aangeefster [aangeefster 1] zich toch bevindt in de woning van [aangeefster 1] zelf, wordt het plan opgevat om in haar woning in Assen in te breken. Op 10 december 2010 wordt aan dit plan uitvoering gegeven. Op het moment dat [aangeefster 1] niet in de woning aanwezig is, wordt er door een van de verdachten ingebroken en wordt het huis doorzocht. De buit is (onder meer) een bedrag van € 27.000 aan contant geld.
Als achteraf blijkt dat dit buitgemaakte geld niet van aangeefster [aangeefster 1] is maar van haar partner, wordt door enkele van de eerdergenoemde verdachten opnieuw een poging ondernomen om het vermeende geld van [aangeefster 1] afhandig te maken. Op 31 mei 2011 vindt er in de woning van [aangeefster 1] een gewelddadige overval plaats waarbij eveneens een aantal verdachten betrokken is. Ook ditmaal wordt echter niet de grote som geld aangetroffen. Er wordt nog wel met de van [aangeefster 1] gestolen pinpas een bedrag van € 900,- gepind.
Naar aanleiding van vorenstaande wordt aan verdachte [verdachte] verweten de betrokkenheid - al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen - bij de overval in Hijken op 26 oktober 2010 (feit 1) en de inbraak in de woning in Assen op 10 december 2010 (feit 2).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, nu verdachte - naar eigen zeggen - bij beide feiten als uitvoerder betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 1 baseert de officier van justitie dit oordeel, naast de (deels) bekennende verklaring van verdachte, op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [aangeefster 2];
- de verklaring van [getuige 1], de zoon van aangeefster [aangeefster 2]; en
- de verklaringen van medeverdachten [verdachte 3], [verdachte 2] en [verdachte 6].
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie de volgende bewijsmiddelen redengevend voor een bewezenverklaring:
- de aangifte van [aangeefster 1];
- de verklaring van medeverdachte [verdachte 2]; en
- de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Verdachte bekent, zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting van de rechtbank, zijn betrokkenheid bij de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Verdachte kan - naar eigen zeggen - bij feit 1 echter niet worden aangemerkt als pleger van de geweldshandelingen jegens aangeefster [aangeefster 2] en haar zoon. De verdediging is ten aanzien van dit feit voorts van mening dat verdachte evenmin kan worden aangemerkt als medepleger van deze gedurende de overval door de andere(n) gepleegde geweldshandelingen, nu hierbij - zo begrijpt de rechtbank - geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, dan wel nu deze handelingen niet vallen binnen het gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet van verdachte en zijn mededader(s). In zoverre zou verdachte dienen te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank gaat - mede bij de beoordeling van de door de verdediging gevoerde verweren - uit van de volgende feitelijke gang van zaken.1
Het komt medeverdachte [verdachte 2] op een gegeven moment via haar oma, medeverdachte [verdachte 3], ter ore dat de nieuwe partner van haar opa, aangeefster [aangeefster 1], in het bezit zou zijn van een grote som contant geld. Het gaat dan volgens [verdachte 3] om een bedrag van ongeveer € 500.000. Dit geld zou door aangeefster [aangeefster 1] worden bewaard in een grote kist of koffer in de woning van haar vriendin in Hijken, te weten aangeefster [aangeefster 2]. [verdachte 3] en [verdachte 2] bespreken of zij een plan kunnen bedenken om dit geld van aangeefster [aangeefster 1] uit Hijken te halen. Vervolgens wordt verdachte [verdachte] ingeschakeld door voornoemde [verdachte 2] en [verdachte 3]. Na afloop van een familiefeestje gaat verdachte samen met zijn vriendin, medeverdachte [verdachte 6], naar de woning van [verdachte 3] en haar huisgenoot, medeverdachte [verdachte 4]. In de woning wordt in het bijzijn van [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte] en [verdachte 6] over het in Hijken aanwezige geld gesproken. [verdachte 3] en [verdachte 2] verschaffen aan verdachte informatie over de betreffende woning in Hijken, de bewoners ervan, namelijk een man, een vrouw en hun kind, en waar het geld in de woning zou moeten liggen, te weten in een koffer onder hun bed. Er worden eveneens afspraken gemaakt over het delen van de buit door medeverdachten [verdachte 3], [verdachte 2] en [verdachte].2 Verdachte schakelt vervolgens medeverdachte [verdachte 7] in. Met hem en medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 6] gaat verdachte ook enkele keren, ongeveer vijfmaal, in de auto van medeverdachte [verdachte 7] bij de woning in Hijken kijken.3 Ook medeverdachte [verdachte 8] is bij een van deze voorverkenningen aanwezig.4 Hierbij wordt de woning van [verdachte 3] en [verdachte 4] steeds als uitvalsbasis gebruikt, waarbij er in die woning ook verschillende voorbesprekingen ten aanzien van de (on)mogelijkheden van het uit te voeren plan plaatsvinden in aanwezigheid van de (mede)verdachten [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte], [verdachte 6], [verdachte 7] en [verdachte 4]. Ook op de dag van de overval, 26 oktober 2010, wordt deze woning als uitvalsbasis gebruikt; in de vroege ochtend vertrekken verdachte en de medeverdachten [verdachte 6] en [verdachte 7], in aanwezigheid van de door [verdachte 7] meegevraagde medeverdachte [verdachte 8], vanuit de woning van [verdachte 3] in de auto van [verdachte 7] naar de woning in Hijken.5
De betreffende auto wordt vervolgens in Hijken - op aangeven van [verdachte 7] - in de nabijheid van een school geparkeerd. Op het moment dat de mannelijke bewoner de betreffende woning in Hijken verlaat, verlaten verdachte en zijn medeverdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] de auto, met medeneming van tie-rips. Medeverdachte [verdachte 6] blijft achter in de auto; zij ziet de drie mannen in de richting van vorenbedoelde woning lopen.6 Vervolgens treden in ieder geval twee van de drie mannen, zijnde verdachte en medeverdachte [verdachte 7], de woning binnen door met een breekijzer een raam te forceren.7 Een van de mannen gaat naar de bovenverdieping van de woning gelegen aan [b-straat], naar de slaapkamer van aangeefster [aangeefster 2], waar zij op dat moment nog ligt te slapen. Er wordt onmiddellijk geroepen: "Dit is het arrestatieteam, u wordt gearresteerd, u moet liggen", waarbij eveneens wordt gezegd dat de man van aangeefster op de snelweg zal worden aangehouden. Hierop wordt [aangeefster 2], die zich inmiddels heeft opgericht, teruggeduwd in haar bed. Al liggend op haar buik worden haar armen op haar rug vastgehouden, waarna om haar polsen tie-rips worden gedaan. Vervolgens wordt er gevraagd naar het in de woning aanwezige zwarte geld: "Zwart geld, zwart geld, wij zoeken zwart geld, we weten dat het er is." De andere persoon loopt in de woning rond. Uit het nachtkastje naast het bed van [aangeefster 2] wordt vervolgens een kluis gehaald, waarna er wordt gevraagd: "Nummer van de kluis, nummer van de kluis." Door de man wordt hierop getracht met de door aangeefster gegeven combinatie de kluis te openen. Hij trekt hierbij het hoofd van [aangeefster 2] aan haar haren omhoog. Ondertussen merkt aangeefster dat ook haar 11-jarige zoon, [getuige 1], bij haar op bed is gekomen. Ook om zijn polsen worden tie-rips gedaan. Er wordt tegen hen gezegd dat ze niet mogen kijken, waarbij herhaaldelijk wordt gevraagd naar het zwarte geld en de weedplantages. Op het moment dat [getuige 1] zich opricht, wordt tegen hem gezegd: "Liggen, liggen." Er wordt ook een kussen op het hoofd van aangeefster [aangeefster 2] gelegd. Er wordt gezegd dat aangeefster en haar zoon rustig moeten blijven liggen. Dit wordt nogmaals herhaald op het moment dat de overvallers de woning verlaten. Als aangeefster [aangeefster 2] beneden komt, ziet ze dat haar woning overhoop is gehaald. Er is een geldbedrag weggenomen uit een portemonnee die op een van de keukenkastjes lag en ook vorenbedoelde kluis is door de overvallers meegenomen.8
Verdachte en medeverdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] verlaten ondertussen met de door medeverdachte [verdachte 6] bestuurde auto Hijken om vervolgens samen met de buit naar de woning van medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 4] terug te keren. Aldaar wordt de buitgemaakte kluis door verdachte en medeverdachten [verdachte 7], [verdachte 8] en [verdachte 4] gekraakt. Er blijkt niets (van waarde) in te zitten. Op de terugweg naar Almere wordt de kluis weggegooid.9
Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank de bij de politie afgelegde getuigenverklaring van de zoon van aangeefster [aangeefster 2], [getuige 1], ten aanzien van hetgeen in de vroege ochtend van 26 oktober 2010 in de woning te Hijken is gebeurd - anders dan de officier van justitie en de raadsman - buiten beschouwing heeft gelaten. Gelet op de discrepantie op dit punt tussen de verklaring van deze getuige [getuige 1] enerzijds en de verklaringen van aangeefster [aangeefster 2] en verdachte anderzijds, in combinatie met de relatief jonge leeftijd van deze getuige, acht de rechtbank deze verklaring niet voldoende betrouwbaar om hierop de bewezenverklaring mede te baseren.
Dit brengt mee dat de rechtbank ten aanzien van het aantal overvallers dat de woning is binnengegaan haar oordeel - bij gebrek aan andere (betrouwbare) bewijsmiddelen op dit punt - slechts kan baseren op hetgeen aangeefster [aangeefster 2] dan wel verdachte hieromtrent heeft verklaard. Nu verdachte op dit punt heeft verklaard dat drie verdachten, inclusief hijzelf, de woning zijn binnengegaan, maar uit de verklaringen van aangeefster slechts blijkt van de aanwezigheid van twee personen, neemt de rechtbank aan dat in ieder geval twee personen de betreffende woning zijn binnengegaan. Mede gelet op hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld in de zaak tegen medeverdachte [verdachte 8], houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte en medeverdachte [verdachte 7] degenen zijn geweest die de woning zijn binnengegaan. Welke van deze personen vervolgens het door aangeefster omschreven geweld heeft toegepast, laat de rechtbank in het midden nu beide personen naar het oordeel van de rechtbank - en anders dan de raadsman van verdachte heeft bepleit - in ieder geval als medeplegers hiervan zijn aan te merken. De reden dat de rechtbank niet uitgaat van de verklaring van verdachte inhoudende dat hij geen geweldshandelingen heeft toegepast, is gelegen in het feit dat de rechtbank het onaannemelijk acht dat de geweldshandelingen slechts door één persoon zijn verricht, nu deze niet alleen tegen aangeefster [aangeefster 2] maar ook tegen haar zoon [getuige 1] waren gericht, en de rechtbank niet kan uitsluiten dat verdachte op dit punt zijn eigen rol heeft willen afzwakken. Dat er ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking - in ieder geval tussen verdachte en medeverdachte [verdachte 7] - leidt de rechtbank overigens af uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden ten aanzien van het gezamenlijke optrekken van deze verdachten zowel in de voorbereidingsfase, gedurende het plegen van het delict als na afloop hiervan.
Ook aan het betoog van de raadsman dat er bij verdachte geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de geweldshandelingen, voor zover niet door hem gepleegd, gaat de rechtbank voorbij. Dit standpunt van de verdediging is gebaseerd op de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat op het moment dat hij de woning binnen ging er zich personen in die woning bevonden. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank leidt uit het procesdossier namelijk af dat het verdachte tevoren bekend was dat hij een woning zou binnengaan waarin een man, een vrouw en een kind woonachtig waren. Verdachte heeft echter de woning betreden op een moment dat hij zich er slechts van had vergewist dat een van de bewoners de woning had verlaten. Bovendien was hij op de hoogte van het feit dat er tie-rips werden meegenomen bij het betreden van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte zich hiermee willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er enig geweld zou worden toegepast ten opzichte van de nog in de woning aanwezige bewoners, zoals zich ook heeft verwezenlijkt. Dit oordeel wordt daarenboven ondersteund door het feit dat er bij binnenkomst in de woning door een van de overvallers onmiddellijk is medegedeeld dat er sprake was van een arrestatieteam, hetgeen - evenals het meenemen van tie-rips - naar het oordeel van de rechtbank duidt op een vooraf bedacht plan in verband met de veronderstelde aanwezigheid van personen in de woning. De rechtbank heeft hierbij overigens buiten beschouwing gelaten dat er een wapen zou zijn meegenomen in de woning, nu de door verdachte hieromtrent afgelegde verklaring te onduidelijk is en bovendien geen steun vindt in andere - als betrouwbaar aan te merken - bewijsmiddelen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het verdachte onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzittingen blijkt de volgende feitelijke gang van zaken met betrekking tot de inbraak in de woning in Assen op 10 december 2010.
Op het moment dat het geld niet wordt aangetroffen in de woning te Hijken, wordt door verdachte en medeverdachte [verdachte 2] het plan opgevat om in de woning van aangeefster [aangeefster 1] zelf in te breken.10 Op het moment dat medeverdachte [verdachte 2] in een restaurant aan het eten is met onder meer aangeefster [aangeefster 1], laat [verdachte 2] telefonisch aan verdachte weten dat "de kust veilig is".11 Hierop breekt verdachte met behulp van een schroevendraaier en een bahco in de avond van 10 december 2010 in bij de woning van aangeefster [aangeefster 1] aan de [a-straat] te Assen. Op aanwijzen van medeverdachte [verdachte 2] neemt verdachte € 27.000 weg uit de betreffende woning.12 Geld dat - naar achteraf blijkt - toebehoort aan de opa van medeverdachte [verdachte 2], [slachtoffer 1]. Daarnaast wordt nog weggenomen een tas, twee geldkisten en verschillende sieraden, toebehorende aan aangeefster [aangeefster 1].13
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het verdachte onder 2 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 26 oktober 2010 te Hijken, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [b-straat] heeft weggenomen een geldbedrag en een kluis, toebehorende aan [aangeefster 2], waarbij verdachte en die medeverdachten zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [aangeefster 2] en haar zoon [getuige 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en die medeverdachten
- de slaapkamer waarin die [aangeefster 2] zich bevond, zijn binnengegaan en
daarbij tegen die [aangeefster 2] hebben gezegd: "Dit is het arrestatieteam, u wordt gearresteerd, u moet liggen", en
- tegen die [aangeefster 2] hebben gezegd dat haar man op de snelweg zou worden aangehouden en
- die [aangeefster 2] terug op bed hebben geduwd en
- de armen van die [aangeefster 2] op haar rug hebben vastgehouden en
- om de polsen van die [aangeefster 2] tie-rips hebben gedaan en
- tegen die [aangeefster 2] hebben gezegd: "Zwart geld, zwart geld, wij zoeken zwart geld, we weten dat het er is", en
- een kluis uit een nachtkastje hebben gepakt en daarbij tegen die [aangeefster 2] hebben gezegd: "Nummer van de kluis, nummer van de kluis", en
- tegen die [aangeefster 2] en die [getuige 1] hebben gezegd dat zij niet mochten kijken, en
- meermalen aan die [aangeefster 2] hebben gevraagd waar het zwarte geld en de weedplantages waren en
- tegen die [getuige 1] hebben gezegd: "Liggen, liggen", en
- om de polsen van die [getuige 1] tie-rips hebben gedaan en
- tegen die [aangeefster 2] en die [getuige 1] hebben gezegd dat zij rustig moesten blijven liggen en
- een kussen op het hoofd van die [aangeefster 2] hebben gelegd en
- het hoofd van die [aangeefster 2] aan haar haren omhoog heeft getrokken en
- toen verdachte en die medeverdachten die woning verlieten tegen die
[aangeefster 2] en die [getuige 1] hebben gezegd: "Liggen blijven";
2.
verdachte op 10 december 2010 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [a-straat] heeft weggenomen een geldbedrag, een tas, geldkisten en sieraden, toebehorende aan [aangeefster 1] en/of [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 16 november 2011.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden.
De raadsman heeft de rechtbank ten aanzien van de aan verdachte op te leggen straf meegegeven dat in geval van een bewezenverklaring van diefstal met geweldpleging de op dit punt bestaande oriëntatiepunten uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval in een woning te Hijken waarvan een vrouw en haar 11-jarige zoon het slachtoffer zijn geworden. Verdachte is op 26 oktober 2010 samen met een mededader door het forceren van een raam de woning binnengedrongen, waarna de vrouw en de jongen op het bed zijn gekneveld door middel van tie-rips. Ondertussen is er in de woning gezocht naar een grote som contant geld die zich, volgens de van anderen vooraf verkregen informatie, in die woning zou moeten bevinden. Hiertoe is de vrouw gedwongen de code van de in haar woning aanwezige kluis af te geven. Een andere mededader heeft volgens zijn eigen verklaring steeds in de nabijheid van de woning op de uitkijk gestaan. Uiteindelijk zijn de overvallers er met een door een andere mededader bestuurde vluchtauto vandoor gegaan met voornoemde kluis, die achteraf niets van waarde bleek te bevatten, en een geldbedrag.
Dat verdachte en zijn mededaders slechts voor hun eigen financiële gewin dergelijk gewelddadig gedrag hebben vertoond, onder meer jegens een kind, rekent de rechtbank hen zwaar aan. Verdachte en zijn mededaders hebben de overval tevoren goed overdacht en voorbereid en zij hebben zich hierbij en bij de daadwerkelijke uitvoering hiervan - kennelijk - geen moment bekommerd om de gevolgen die hun handelen voor de slachtoffers zou hebben. Dat de impact van het handelen van verdachte en zijn mededaders op de slachtoffers groot is geweest, blijkt - onder meer - uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Verdachte en zijn mededaders hebben daarenboven de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving vergroot.
Verdachte heeft zich voorts op 10 december 2010 schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning in Assen. Nadat de vermeende grote som contant geld niet was aangetroffen in de woning in Hijken, heeft verdachte - op aangeven van een mededader - ingebroken in een andere woning. Op het moment dat hij te horen kreeg dat de kust veilig was, heeft hij zich geen moment bedacht en is hij de woning binnengetreden. Verdachte heeft hierbij (onder meer) € 27.000 buitgemaakt.
De rechtbank hanteert ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit (landelijke) oriëntatiepunten die in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren impliceren in het geval van licht geweld, zijnde volgens diezelfde oriëntatiepunten een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel. Strafverzwarend in onderhavige zaak is echter dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van meer dan licht geweld, tegen kwetsbare slachtoffers, in een samenwerkingsverband gepleegd. Op basis hiervan dient naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren als uitgangspunt voor de straftoemeting ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit te gelden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte - ondanks hetgeen op 26 oktober 2010 in de woning in Hijken heeft plaatsgevonden - zijn zoektocht naar het vermeende geld koste wat kost heeft doorgezet door op 10 december 2010 in een woning in te breken. Verdachte is hierbij eveneens in een samenwerkingsverband opgetreden, terwijl er een fors geldbedrag is buitgemaakt.
Ook een omtrent verdachte door [getuige-deskundige] opgemaakt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 15 november 2011, geeft de rechtbank weinig houvast om ten voordele van de gestelde oriëntatiepunten af te wijken. Hieruit blijkt namelijk (onder meer) dat de reclassering de kans op herhaling als hooggemiddeld schat, nu verdachte geen inzicht toont in de ernst van de zaken waarbij hij betrokken is geraakt, alsmede in de problemen die hij heeft.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister blijkt overigens wel dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op al het vorenoverwogene acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. De door de reclassering in het reclasseringsadvies voorgestelde interventies voor verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank (eventueel) plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Benadeelde partij
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit heeft de benadeelde partij
[benadeelde partij] zich middels een voegingsformulier in het strafgeding gevoegd. Zij vordert wegens immateriële schade een schadevergoeding van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering in zijn geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de vordering van de zijde van verdachte niet is weersproken en de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze door de rechtbank hoofdelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte bovendien jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot het bedrag van
€ 300,- hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal derhalve tevens de verplichting worden opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus onder 1 en 2 bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 10 december 2010, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 10 december 2010, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt voorts dat de toepassing van de vervangende hechtenis die hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan die verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat de betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en
mr. F. Sieders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 december 2011.
1 Wanneer hierna een proces-verbaal wordt aangehaald, betreft dit een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders vermeld. De aangehaalde processen-verbaal maken, tenzij anders vermeld, alle deel uit van een doorgenummerd dossier, d.d. 4 november 2011 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant].
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 2], pagina's 1162 tot en met 1169, in het bijzonder pagina 1163 en 1166; proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 2], pagina's 1170 tot en met 1180, in het bijzonder pagina 1173 en 1174; proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 3], pagina's 1283 tot en met 1296, in het bijzonder pagina 1286 en 1287; proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 3], pagina's 1297 tot en met 1305, in het bijzonder pagina 1300.
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte, pagina's 1365 tot en met 1372, in het bijzonder pagina 1367 en 1368.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 3], pagina's 1310 tot en met 1321, in het bijzonder pagina 1317; proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 6], pagina's 1417 tot en met 1429, in het bijzonder pagina 1421.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 3], pagina's 1310 tot en met 1321, in het bijzonder pagina 1312 en 1317; proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 6], pagina's 1417 tot en met 1429, in het bijzonder pagina 1422 tot en met 1426; proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende een verklaring van (mede)verdachte [verdachte 2], pagina's 1207 tot en met 1222, in het bijzonder pagina 1214.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 6], pagina's 1417 tot en met 1429, in het bijzonder pagina 1424; zie voetnoot 3, in het bijzonder pagina 1379 en 1381.
7 Zie voetnoot 3, in het bijzonder pagina 1379.
8 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 2], pagina's 83 tot en met 91, in het bijzonder pagina 85 en 87 tot en met 89; proces-verbaal van verhoor aangeefster, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 2], pagina's 95 tot en met 107, in het bijzonder pagina 98.
9 proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 6], pagina's 1417 tot en met 1429, in het bijzonder pagina 1426; zie voetnoot 3, in het bijzonder pagina 1368 en 1369.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (mede)verdachte [verdachte 2], pagina's 1181 tot en met 1189, in het bijzonder pagina 1182 en 1183
11 Zie voetnoot 9, in het bijzonder pagina 1184 en 1185.
12 Zie voetnoot 3, in het bijzonder pagina 1369 en 1370; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 9 december 2011.
13 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1], pagina's 652 tot en met 656, in het bijzonder pagina 653.
??
??
??
??
Parketnummer: 19.810270-11
Uitspraak d.d.: 29 december 2011 2
vonnis