ECLI:NL:RBASS:2011:BU9423

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321261 - CV EXPL 11-4781
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst bedverhogers en rugsteun

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Hulpmiddelencentrum Noordoost Nederland B.V. ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot bedverhogers en een rugsteun, alsook betaling van een bedrag van € 775,40 aan hoofdsom, wegens niet-teruggebrachte gehuurde goederen. De huurprijs was vastgesteld op € 37,80 per vier weken, met een vervangingswaarde van € 69,00. De dagvaarding vond plaats op 14 juli 2011, en de kantonrechter oordeelde dat de verhuurder te lang had gewacht met het nemen van maatregelen, waardoor de huurperiode onterecht was verlengd. Dit leidde tot een matiging van de gevorderde huur tot een bedrag van € 75,60 voor een periode van acht weken.

De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde partij, die in persoon procedeerde, niet had aangetoond dat de gehuurde goederen waren ingeleverd. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst doorliep en dat de tekortkoming van de gedaagde in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen zodanig was dat ontbinding gerechtvaardigd was. De vordering tot betaling van de vervangingswaarde werd volledig toegewezen, evenals de gevorderde rente. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 6 december 2011.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 321261 \ CV EXPL 11-4781
Vonnis van de kantonrechter van 6 december 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap Hulpmiddelencentrum Noordoost Nederland B.V.,
hierna te noemen: Hulpmiddelencentrum,
gevestigd en kantoorhoudende te Goor,
eisende partij,
gemachtigde: Deurwaarders-en Incassobureau Enschede,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juli 2011 ;
- het antwoord van [gedaagde],
- de nadere toelichting van eiseres.
1.2 Tenslotte is de datum voor het vonnis nader vastgesteld op vandaag.
2. De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven
2.1 Hulpmiddelencentrum heeft bij dagvaarding op daarin geformuleerde gronden gevorderd de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de gehuurde bedverhogers en rugsteun, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 775,30 aan hoofdsom (zijnde de huur van 13 januari 2010 tot 7 juli 2011), € 3,26 aan rente en € 150,00 aan buiten-gerechtelijke incassokosten, € 69,00 wegens de vervangingswaarde van de niet terug gebrachte zaken, alsmede de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Zij stelt daartoe dat [gedaagde] op of omstreeks 13 januari 2010 voornoemde zaken heeft gehuurd. Op de huurovereenkomst zijn de geldende voorwaarden van Hulpmiddelencentrum van toepassing. [gedaagde] heeft de zaken niet teruggebracht en evenmin - ondanks aanmaningen en sommaties - de huurtermijnen betaald. Gelet hierop heeft Hulpmiddelen-centrum recht en belang ontbinding te vorderen van de huurovereenkomst. De huur bedraagt € 37,80 per vier weken, te betalen tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst; de vervangingswaarde van de gehuurde zaken is € 69,00.
2.2 [gedaagde] heeft verweer gevoerd met als conclusie dat de vordering behoort te worden afgewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd, dat de spullen zijn gebruikt gedurende 1 augustus 2009 tot en met 9 september 2009. De spullen zijn tijdens de verhuizing van [gedaagde] terug gebracht naar Hulpmiddelencentrum. Hij vindt het onjuist te moeten betalen voor iets wat hij niet (meer) heeft gebruikt. Voor vervangingskosten wil hij wel opdraaien als door zijn handelen de spullen zijn kwijtgeraakt. Overigens kan hij niet betalen aangezien hij bij de GKB Assen in budgetbeheer is.
3. De beoordeling
3.1 Partijen zijn niet eensluidend over de huurperiode. Hulpmiddelencentrum geeft in haar repliek aan dat eerste factuur is verstuurd op 24 november 2009. Dat sluit aan bij de huur-periode die [gedaagde] heeft genoemd, zodat de kantonrechter daarvan zal uitgaan. Dat [gedaagde] bedverhogers en rugsteun van Hulpmiddelencentrum heeft gehuurd, heeft hij overigens niet betwist en dit staat hiermee in rechte vast.
3.2 Aan de orde is de vraag of Hulpmiddelencentrum voor de door [gedaagde] gehuurde zaken aanspraak kan maken op het maandelijkse huurbedrag vanaf 13 januari 2010 tot heden. [gedaagde] voert aan dat dat niet het geval is omdat hij de spullen heeft ingeleverd. Gelet op de betwisting van Hulpmiddelencentrum had het echter op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn verweer nader te onderbouwen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] hiermee in gebreke is gebleven. [gedaagde] heeft verzuimd om een inleverbewijs in het geding te brengen. Ook overigens heeft [gedaagde] zijn verweer, dat hij de spullen heeft ingeleverd, op geen enkele wijze nader onderbouwd. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de bedverhogers en rugsteun niet zijn ingeleverd. Dat betekent dat de huurovereenkomst tot op heden doorloopt. Niet is gesteld of gebleken dat de huur voor bepaalde tijd is afgesproken.
3.3 De aard van de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn betalings-verplichting is zodanig dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vordering van Hulpmiddelencentrum zal op dit punt dan ook worden toegewezen. Verder volgt hieruit dat de vordering van Hulpmiddelencentrum voor wat betreft de huurtermijnen in beginsel eveneens toewijsbaar is. De kantonrechter overweegt ten aanzien van deze laatste vordering echter nader als volgt.
3.4 Hulpmiddelencentrum heeft twee aanmaningen overgelegd, van 19 en 30 mei 2011. [gedaagde] heeft niet ontkend deze te hebben ontvangen. Andere aanmaningen of sommaties worden niet genoemd of onderbouwd. Het moet er dus voor worden gehouden dat [gedaagde] niet eerder dan bij aanmaning van 19 mei 2011 op betaling is aangesproken. Verder moet worden geconstateerd dat Hulpmiddelencentrum eerst met deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst wil bereiken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Hulpmiddelencentrum hierdoor te lang gewacht met het nemen van maatregelen waardoor de huurperiode nodeloos is opgerekt. Op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waaruit voortvloeit dat Hulpmiddelencentrum rekening heeft te houden met de belangen van haar contractspartij, had van Hulpmiddelencentrum verwacht mogen worden eerder maatregelen te nemen. Bovendien had zij de overeenkomst op grond van artikel 6:267 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek ook in een eerder stadium buitengerechtelijk kunnen ontbinden. Dit klemt te meer nu de gevorderde huur in geen verhouding staat tot de gevorderde vervangingswaarde van € 69,00. Het komt de kantonrechter daarom niet redelijk en billijk voor dat Hulpmiddelencentrum de huur tot en met vandaag vordert.
De vordering voor wat betreft de huur zal de kantonrechter om die reden matigen tot een periode van acht weken. Dit komt neer op een bedrag van € 75,60. Daarbij betrekt de kantonrechter het gegeven dat Hulpmiddelencentrum bij repliek heeft gesteld dat [gedaagde] één factuur al heeft voldaan.
De vordering met betrekking tot de vergoeding van de vervangingswaarde is wel in haar geheel toewijsbaar. Verder zal de gevorderde rente als onweersproken worden toegewezen. Voor de rentedatum neemt de kantonrechter de sommatie van 19 mei 2010 als uitgangspunt.
4. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten zal Hulpmiddelencentrum worden ontzegd, omdat niet is gebleken van werkzaamheden anders dan die ter voorbereiding en instructie van deze procedure.
5. In de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedverhogers en rugsteun;
veroordeelt [gedaagde] om aan Hulpmiddelencentrum te betalen € 144,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 75,60 vanaf 24 mei 2010 tot aan de dag van volledige betaling;
compenseert de kosten van deze procedure in de zin dat iedere partij m haar eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011.
typ/conc: 220 / GJJS
coll: