RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 332294 \ EJ VERZ 11-5221
Beschikking van de kantonrechter van 21 december 2011
de stichting Stichting GGZ Drenthe,
hierna te noemen: GGZ Drenthe,
gevestigd te Utrecht,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.M. Frons,
[Werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.A.A. Ongenae.
1. Het procesverloop
GGZ Drenthe heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 november 2011, verzocht de tussen GGZ Drenthe en [werknemer] gesloten arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog bestaat, te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW.
Het verzoek is ter zitting behandeld van 7 december 2011, waar [werknemer] een verweerschrift heeft overgelegd. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met de kort geding procedure die door [werknemer] aanhangig is gemaakt (zaaknummer: 330237 \ VV EXPL 11-98).
Beschikking is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.1. [werknemer], geboren op 31 augustus 1966, is sedert 31 augustus 1987 in dienst bij GGZ Drenthe, laatstelijk in de functie van ambulant (Psychiatrische Thuis Zorg-) verpleegkundige, tegen een bruto salaris van € 3.340,00 exclusief 8% vakantietoeslag per maand.
2.2. [werknemer] was in samenspraak met de cliënt en de psychiater verantwoordelijk voor de psychiatrische thuiszorg van cliënten in de omgeving Hoogeveen. [werknemer] diende daarbij de dagelijkse zorg te coördineren, contacten met cliënten te onderhouden, overzicht te houden in het medicatiegebruik, zorg te dragen voor een adequate dagbesteding etc. [werknemer] begeleidde zijn cliënten daarbij meestal thuis. Een vertrouwensrelatie met de veelal psychisch afhankelijke en beïnvloedbare cliënten was daarbij essentieel. [werknemer] diende verantwoording af te leggen aan zijn direct leidinggevende, de heer [X], circuitmanager bedrijfsvoering Langdurige Zorg Ambulant, (hierna: [X]).
2.3. Binnen GGZ Drenthe geldt de "Richtlijn ontoelaatbaar gedrag in relatie medewerker-cliënt" (hierna: de Richtlijn).
De richtlijn stelt in de eerste alinea van hoofdstuk 1:
"Ontoelaatbaar gedrag van een hulpverlener jegens een cliënt, dat wil zeggen al het gedrag dat de professionele grenzen overschrijdt waardoor het vertrouwen dat de cliënt in de hulpverlener stelt wordt geschonden, in het bijzonder het aangaan van een liefdesrelatie en alle vormen van seksuele intimidatie en seksueel contact van een medewerker met een cliënt is verboden. Medewerkers zijn gehouden om bij te dragen aan voorkoming van ontoelaatbaar gedrag."
2.4. De Beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden, waaronder [werknemer] valt, bepaalt in artikel 2.12:
"Als verpleegkundige/verzorgende neem ik in mijn relatie met de zorgvrager professionele grenzen in acht. Dat betekent met name
• dat ik geen misbruik maak van een afhankelijke positie van de zorgvrager
• dat ik geen seksuele relatie aanga met de zorgvrager
• dat ik aan de zorgvrager mijn eigen grenzen duidelijk maak
• dat ik hulp vraag bij collega's of leidinggevenden indien de professionele grenzen dreigen te vervagen."
2.5. [werknemer] is casemanager geweest van mevrouw [patiënte] ( hierna: [patiënte]) gedurende de periode van 1996 tot 2008. Sedert 11 mei 2011 is [patiënte] weer in zorg bij GGZ Drenthe.
2.6. [patiënte] heeft op 30 mei 2011 psychiater mevrouw [Y] ( hierna: [Y]) er van in kennis gesteld dat zij gedurende een periode van negen jaar een affectieve en seksuele relatie met [werknemer] onderhield. [Y] heeft [X] hiervan in kennis gesteld en [X] is een onderzoek begonnen.
2.7. [X] is op 30 mei 2011 samen met onder andere psychiater de heer [Z] ( hierna: [Z]) en haar LZA casemanager, mevrouw [A] (hierna: [A]), in gesprek gegaan met [patiënte]
Uit het gesprekverslag, door [A] opgesteld en door [X] ondertekend, blijkt onder andere het volgende. [patiënte] liet weten dat [werknemer] "sinds negen jaar met haar naar bed gaat". Sinds de laatste twee jaar heeft ze hiermee geworsteld en heeft moeite met het "stiekeme gedoe" waarbij zij zich "als een hoer gebruikt voelt". Volgens [patiënte] heeft zij meerdere keren aangegeven dat ze [werknemer] niet meer wilde zien, waarbij [werknemer] een en ander zo wist te brengen dat het contact bleef bestaan.
In de beknopte weergave van hetzelfde gesprek opgesteld door [X] staat onder andere het volgende:
" -de heer [werknemer] had een tijd geleden voor 3 dagen een huisje gehuurd in Borger en heeft cliënte daar even naar toe gehaald voor een wip.
- cliënte voelt zich schuldig, is slechtere mannen gewend, er was ook nog wel eea prettig aan betrokkene
-cliënte neemt hem kwalijk geen rekening te hebben gehouden met haar kwetsbaarheid moeite te hebben grenzen te stellen, zij had graag gezien dat hij eea al direct in het begin naar buiten had gebracht, dan was dit niet nodig geweest voor haar en voor hem (…)".
2.8. Op 31 mei 2011 heeft [X] een gesprek gevoerd met [werknemer] waarbij ook [Z] aanwezig was. [werknemer] is in dit gesprek geconfronteerd met de melding van [patiënte] [werknemer] heeft erkend dat hij [patiënte] regelmatig thuis bezocht, dat hij regelmatig telefonisch contact met haar had alsmede dat er sms-berichten over en weer werden verzonden. Hij erkende dat de contacten de professionele grenzen hadden overschreden. [werknemer] ontkende dat er sprake was van een seksuele relatie.
2.9. [werknemer] werd dezelfde dag per direct geschorst in verband met verder onderzoek. Dit is bij brief van 1 juni 2011 aan hem bevestigd.
2.10. Op 1 juni 2011 vond er een vervolggesprek plaats met [werknemer]. [werknemer] werd bijgestaan door zijn broer de heer [B]. [X] heeft [werknemer] geconfronteerd met diverse (seksueel) getinte sms-berichten van hem aan [patiënte] [werknemer] erkende dat sprake was van een seksuele relatie. Hij heeft daar op dat moment geen verklaring voor gegeven.
2.11. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten op dat moment en de erkenning van [werknemer] werd [werknemer] op 1 juni 2011 op staande voet ontslagen. Dit werd bij brief van 1 juni 2011 aan [werknemer] bevestigd.
2.12. Bij brief van 6 juni 2011 heeft [werknemer] de verslaglegging van het onderzoek en de conclusie van GGZ Drenthe ontvangen.
2.13. [werknemer] heeft bij brief van 7 juni 2011 de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.
2.14. [werknemer] is op 19 september 2011 op het kantoor van GGZ Drenthe in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt te verduidelijken. Hij heeft onder andere het volgende verklaard:
" Toen ik wilde vertrekken klemde mw. zich plotseling aan mij vast en zei: 'ik wil met je naar bed.' Ik schrok daar zo van dat ik eerst verstijfde en 'nee,nee, nee' zei. Ondertussen legde mw. haar hand op mijn geslachtsdeel en dreigde: Als je niet doet wat ik zeg meld ik dat jij mij verkracht hebt. En dan maak ik er een eind aan samen met (…). Ik was zo verlamd van schrik en angst dat ik geen weerstand kon bieden toen ze mij naar boven meetrok naar haar slaapkamer. (…) Met dezelfde dreigementen eiste ze mijn privé telefoonnummer. Tijdens een huisbezoek eiste ze dan dat ik op een bepaalde dag moest bellen of sms'en. Daarin werd ze steeds veeleisender. Ze zei dat ik moest beginnen met 'Lieve' en moest eindigen met 'kus'. "
2.15. [werknemer] is thans in behandeling bij een psychotherapeut om zicht te krijgen op zijn handelen in een situatie die hij als bedreigend heeft ervaren.
3. Het verzoek en de grondslag
3.1. GGZ Drenthe verzoekt (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens een dringende reden en subsidiair op grond van een wijziging van omstandigheden. De dringende reden is gelegen in het feit dat [werknemer] grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door affectieve relaties te onderhouden met verschillende cliënten, waarbij er ook sprake is geweest van seksuele contacten. Daarmee heeft [werknemer] in strijd gehandeld met de zorg die van hem als een goed verpleegkundige/goed werknemer kon worden verwacht. Subsidiair is er volgens GGZ Drenthe gelet op het bovenstaande sprake van een zodanige wijziging in de omstandigheden als gevolg van een vertrouwensbreuk, dat het dienstverband zo spoedig mogelijk dient te worden beëindigd. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft GGZ Drenthe onder andere verklaringen van zes cliënten overgelegd. Vanwege de ernstige verwijten die [werknemer] kunnen worden gemaakt, dient hem in dat geval bij voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen billijke vergoeding te worden toegekend. GGZ Drenthe heeft voorts verzocht om veroordeling van [werknemer] in de kosten van het geding.
4. Het verweer
4.1. [werknemer] heeft materieel en formeel verweer gevoerd. Hij stelt dat er geen sprake is van een dringende reden nu er een rechtvaardigingsgrond bestaat voor het grensoverschrijdende contact met [patiënte] Volgens [werknemer] kan [patiënte] uiterst manipulatief zijn. [werknemer] is door [patiënte] gechanteerd en gedwongen tot seksuele handelingen en het verzenden van onderdanige sms-berichten. [patiënte] heeft door de dreiging dat zij zichzelf en haar dochter zou ombrengen [werknemer] zoveel angst ingeboezemd, dat hij ter bescherming van [patiënte] en haar dochter zich gedwongen voelde op de eisen van [patiënte] in te gaan. Zijn angst was reëel, dit blijkt bijvoorbeeld uit de omstandigheid dat bij een huisbezoek [werknemer] had geconstateerd dat [patiënte] haar borsten had bekrast en er bebloede handdoeken in de gang lagen. Duidelijk blijkt uit de bewoordingen van de sms-berichten dat deze niet ongedwongen of uit de losse pols zijn verzonden maar altijd volgens een vast voorgeschreven stramien. [werknemer] heeft de verklaringen van de vijf andere cliënten betwist.
Tevens heeft [werknemer] aangevoerd dat GGZ Drenthe zich niet heeft gehouden aan artikel 7 van de Richtlijn dat ziet op het onderzoek na melding. Zo heeft GGZ Drenthe het beginsel van hoor en wederhoor niet toegepast. [werknemer] is niet in de gelegenheid gesteld te reageren op de melding zoals gedaan door [patiënte] Ook is [werknemer] er niet op gewezen dat hij een vertrouwenspersoon naast zich kon krijgen. Er had een breder en diepgaander onderzoek gedaan moeten worden. Vanwege deze vormgebreken ontbreekt de dringende reden. [werknemer] is kapot gegaan door de wijze waarop GGZ Drenthe met hem is omgegaan en daarom ligt betaling van een vergoeding door GGZ Drenthe in de rede.
5. De beoordeling
5.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5.2. Het verzoek is voorwaardelijk gedaan, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst niet per 1 juni 2011 is beëindigd, zodat die aanname uitgangspunt zal zijn.
5.3. De vraag die eerst beantwoord moet worden, is die of de voorvallen als door GGZ Drenthe beschreven voldoende feitelijk zijn komen vast te staan en zo ja, of daarin een dringende reden respectievelijk een verandering van omstandigheden is gelegen die noopt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.4. Naar GGZ Drenthe heeft gesteld en door [werknemer] niet voldoende gemotiveerd is weersproken en bovendien van algemene bekendheid is, verkeren cliënten die tot het aandachtsveld van instellingen als GGZ Drenthe behoren, veelal in een kwetsbare situatie en zijn zij niet onverkort in staat tot het nemen van objectieve beslissingen en tot de uitvoering daarvan, om welke reden zij nu juist hulpverlening krijgen. Daarbij is veelal sprake van afhankelijkheid jegens de hulpverlener. Het gebrek aan gelijkwaardigheid in dat opzicht rechtvaardigt ten volle dat een werkgever als GGZ Drenthe aan haar werknemers-hulpverleners verbiedt om met hun cliënten een seksuele relatie aan te gaan: niet alleen omdat een dergelijke relatie de hulpverleningssituatie kan doorkruisen, maar bovenal om uit te sluiten dat een dergelijke relatie tot stand komt op basis van of onder invloed van de genoemde onderlinge ongelijkwaardigheid. Het naleven van dat verbod dient het belang van de cliënt (onder meer: diens vertrouwen in de hulpverlener en in hulpverlening in het algemeen), alsmede de integriteit van de hulpverlener en de goede naam van de werkgever.
5.5. [werknemer] heeft dat verbod overtreden nu hij heeft erkend gedurende een lange periode van negen jaar een seksuele relatie te hebben gehad met [patiënte], die aan zijn hulp en zorg was toevertrouwd. Daarbij heeft hij niet alleen in het algemeen in strijd gehandeld met het belang dat door het verbod op een seksuele relatie met een cliënt gediend wordt, maar hij heeft dat belang ook in concreto ten aanzien van [patiënte] in ernstige mate geschonden. Vast staat immers dat [patiënte] een kwetsbaar verleden met mannen heeft en psychische problemen heeft waarvoor zij begeleiding ontving. [werknemer] heeft op het moment waarop hij merkte dat de omgang met [patiënte] de professionele grenzen overschreed niet voorkomen dat een seksuele relatie ontstond (bijvoorbeeld door zijn situatie met [X] of een andere leidinggevende binnen GGZ Drenthe te bespreken), maar heeft de ontstane seksuele relatie naast de voortdurende hulpverleningsrelatie met [patiënte] jarenlang buiten medeweten van GGZ Drenthe laten voortbestaan. De stelling van [werknemer] dat collega's die in het verleden door patiënten beschuldigd waren, door GGZ Drenthe al bij voorbaat veroordeeld waren en hij daarom niets heeft durven zeggen, heeft hij niet onderbouwd en is door GGZ Drenthe ontkend. Ook bevrijdt een eventuele dergelijke situatie [werknemer] niet van zijn eigen verantwoordelijkheid grensoverschrijdend gedrag te voorkomen danwel te bespreken. De kantonrechter concludeert dat in beginsel op grond van het bovenstaande sprake is van een dringende reden nu [werknemer] op grovelijke wijze de plichten heeft veronachtzaamd welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt.
5.6. [werknemer] heeft als rechtvaardigingsgrond voor zijn gedragingen aangevoerd dat hij door [patiënte] gechanteerd en gedwongen is tot seksuele handelingen en het verzenden van onderdanige sms-berichten. Zijn verhaal is een ander verhaal dan het verhaal van [patiënte] zoals deels is opgenomen onder 2.7.Volgens [patiënte] was [werknemer] degene die het contact bleef zoeken en heeft hij haar een tijd geleden nog " opgehaald voor een wip". De verklaringen van de vijf andere vrouwelijke cliënten duiden ook allemaal op grensoverschrijdend gedrag door [werknemer] waardoor [werknemer] de schijn tegen zich heeft gekregen. Het had op de weg van [werknemer] gelegen om de door hem gestelde dwang door [patiënte] nader te onderbouwen. [werknemer] heeft zijn verklaring voor zijn gedragingen echter niet onderbouwd. Dit terwijl [X] ter zitting heeft verklaard dat hij [patiënte] er niet toe in staat acht zichzelf of haar dochter van het leven te beroven. Wanneer er al sprake zou zijn van suïcidale neigingen van [patiënte] dan had van [werknemer] als professional mogen worden verwacht dat hij het risico goed zou inschatten en een psychiater zou inschakelen. Uit de onderdanige teksten in de sms-berichten aan [patiënte] kan niet worden afgeleid dat deze onder druk, dwang dan wel door angst ingeboezemd aan [patiënte] door [werknemer] zijn verzonden. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] zijn verklaring voor zijn gedragingen niet aannemelijk heeft gemaakt, daargelaten de vraag of dit een rechtvaardigingsgrond zou opleveren.
5.7. [werknemer] heeft tevens aangevoerd dat er feiten in de gespreksverslagen zijn verdraaid. [werknemer] gaf ter zitting enkel het voorbeeld dat hij wel degelijk in het eerste gesprek zou hebben gezegd opgelucht te zijn dat het contact gestopt is. Door [X] is betwist dat [werknemer] dit tijdens het eerste gesprek zou hebben gezegd. Volgens [X] was dit gedurende het tweede gesprek. De kantonrechter is van oordeel dat het er voor de beoordeling of er sprake is van een dringende reden niet toe doet of [werknemer] direct heeft gezegd opgelucht te zijn. Het feit blijft dat hij in het eerste gesprek heeft ontkend een seksuele relatie te hebben gehad maar dit vervolgens in het tweede gesprek heeft erkend. Zoals al onder 5.5. is geoordeeld heeft [werknemer] door deze seksuele relatie te hebben gehad op grovelijke wijze de plichten veronachtzaamd welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt.
5.8. De kantonrechter komt aan de beoordeling van de verklaringen van de vijf andere cliënten niet meer toe nu er gelet op de seksuele relatie van [werknemer] met van [patiënte] in beginsel al sprake is van een dringende reden.
5.9. De kantonrechter dient bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden alle omstandigheden van het geval mee te wegen. Enerzijds wordt in aanmerking genomen dat het gaat om een zeer kwetsbare patiënte met psychische problemen. Ook heeft [werknemer] de intieme relatie lange tijd voortgezet, wetende dat hij in strijd handelde met de Beroepscode en de Richtlijn. Verder weegt mee dat [werknemer] de mogelijkheid had om collega’s en/of leidinggevende te raadplegen over de vraag hoe om te gaan met de situatie waarin hij zich bevond. Toen hij met de seksuele relatie door GGZ Drenthe werd geconfronteerd, heeft hij dit niet direct erkend. Anderzijds neemt de kantonrechter in aanmerking dat [werknemer] meer dan twintig jaar in de gezondheidszorg werkzaam is en GGZ Drenthe altijd tevreden was met zijn functioneren. [werknemer] heeft bovendien zijn baan verloren. Voor zijn handelen heeft hij echter geen aannemelijke verklaring kunnen geven.
5.10. Gelet op de ernst van de overschrijding van de beroepsnormen en van de verwijtbaarheid ervan van [werknemer] is de kantonrechter na afweging van alle omstandigheden van oordeel dat de voorwaardelijke ontbinding op de primaire grondslag, de dringende reden, dient te worden toegewezen. Er bestaat daarom in het geheel geen grond om aan de (voorwaardelijk) uit te spreken ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten laste van GGZ Drenthe een ontbindingsvergoeding ten behoeve van de [werknemer] te verbinden.
5.11. De slotsom moet zijn dat de arbeidsovereenkomst tussen GGZ Drenthe en de [werknemer], zo deze niet reeds is geëindigd door het aan de [werknemer] gegeven ontslag op staande voet, per heden behoort te eindigen, zonder dat de [werknemer] in verband daarmee ten laste van GGZ Drenthe een vergoeding toekomt.
5.12. Gezien het vorenstaande behoeft aan GGZ Drenthe geen termijn te worden gegund om het verzoek in te trekken.
5.13. [werknemer] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit geding te dragen.
Voor de zitting zal één punt worden toegekend. Tevens zal één punt worden toegekend voor het verweerschrift.
6. De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog bestaat, met ingang van heden;
kent aan [werknemer] ten laste van GGZ Drenthe geen vergoeding toe;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van de procedure bestaande uit € 500,00 aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011.
typ: 224/dm
coll: