RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810383-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 december 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] 1980,
wonende te [adres], thans verblijvende in P.I. Noord, de Grittenborgh te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 februari 2011, 22 april 2011, 12 juli 2011, 27 september 2011 en 29 november 2011.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. Y. Kikkert, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 te Eelde, althans in de gemeente Tynaarlo,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998)
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer vinger(s) in haar vagina geduwd/gebracht, althans haar vagina
betast,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft bevolen met hem mee te lopen en/of
- een pistool/vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
tegen/bij de nek van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- de polsen/armen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- een arm om de mond van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] vooruit heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] heeft belet met haar gsm (om hulp) te bellen en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Als je nu niet meewerkt,
dan schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Nu moet je doen wat ik zeg",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de polsen/armen/handen van die [slachtoffer] (met touw) aan elkaar heeft
gebonden op haar rug en/of
- die [slachtoffer] tegen een baal hooi heeft geduwd en/of
- de kleding van die [slachtoffer] (gedeeltelijk) heeft losgemaakt en/of
de broek(en) van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken, in
elk geval die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding
heeft ontdaan en/of
- toen die [slachtoffer] hem vroeg waarom hij dat deed, tegen die [slachtoffer]
heeft gezegd: "Omdat ik de eerste wil zijn bij jou", althans woorden
van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen voorover te bukken en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen haar benen wijd/uit elkaar te doen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft bevolen op haar knieën te gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen wat hoger te gaan zitten met haar kont en/of
- de schaamlippen van die [slachtoffer] opzij heeft gehouden/geduwd en/of
- de heupen, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- de door hem ten opzichte van die [slachtoffer] gepleegde handelingen heeft
verricht ondanks het door die [slachtoffer] geboden lichamelijk en verbaal
verzet en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke en/of psychische overwicht
op die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 te Eelde, althans in de gemeente Tynaarlo,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1998, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer vinger(s) in haar vagina geduwd/gebracht, althans haar vagina
betast;
art 245 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 te Eelde, althans gemeente Tynaarlo,
althans in Nederland, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) en/of
familie(leden) van die [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte ((kort)
nadat hij die [slachtoffer] had verkracht, althans ontucht met die [slachtoffer] had
gepleegd) opzettelijk dreigend
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "O wee als je familie dat weet", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] een sms-bericht gestuurd met de tekst: "Hou twee weken lang
je bek, dan krijg je een hondje en tweeduizend euro. Zo niet en er gebeurt
iets met mij dan gebeurt er iets met jouw familie, jou of jouw familie, de
kogel", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
welke laatstgenoemde dreigende tekst (ook) ter kennis is gekomen van de moeder
en/of een broer van die [slachtoffer];
art 285 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2010 tot en met 21 oktober 2010
in de gemeente(n) Tynaarlo en/of Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland,
door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige
handelingen met die [slachtoffer] te plegen, terwijl hij (enige) handeling(en)
heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, een en
ander hierin bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer] telefonisch (verbaal) heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] sms'jes heeft gestuurd en/of
- via het internet msn-/chatcontact met die [slachtoffer] heeft gezocht, althans
gehad,
in welke telefonische- en/of sms- en/of msn-/chatcontacten verdachte die
[slachtoffer] heeft voorgesteld haar te ontmoeten op 21 oktober 2010 's avonds
(in een bos) in de omgeving van haar woonplaats en (vervolgens) op 21 oktober
2010 daadwerkelijk naar de voorgestelde/afgesproken ontmoetingsplaats is
gegaan (waar hij die [slachtoffer] heeft ontmoet, waarna hij op genoemde
ontmoetingsplaats, althans in de nabijheid daarvan, geslachtsgemeenschap met
die [slachtoffer] heeft gehad);
art 248e Wetboek van Strafrecht
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 30 april 2010 tot en met 14 oktober 2010 in de gemeente(n)
Tynaarlo en/of Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland, (telkens) door
middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) van wie hij
(telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) een ontmoeting heeft voorgesteld
met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te plegen, terwijl
hij (telkens) (enige) handeling(en) heeft ondernomen gericht op het
verwezenlijken van die ontmoeting, een en ander (telkens) hierin bestaande,
dat verdachte
- die [slachtoffer] telefonisch (verbaal) heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] sms'jes heeft gestuurd en/of
- via het internet msn-/chatcontact met die [slachtoffer] heeft gezocht, althans
gehad,
in welke telefonische- en/of sms- en/of msn-/chatcontacten verdachte (telkens)
met die [slachtoffer] heeft afgesproken dat hij haar zou ontmoeten in de omgeving
van haar woonplaats, althans op een bij die [slachtoffer] bekende plaats, en
verdachte (vervolgens) (telkens) daadwerkelijk naar de
voorgestelde/afgesproken ontmoetingsplaats is gegaan;
art 248e Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen onder 1 primair, 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], ten bedrage van € 5.123,91 (voorschot), alsmede oplegging van de schade vergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie overweegt de rechtbank het volgende
Namens verdachte is door zijn raadsvrouw aangevoerd dat het openbaar ministerie van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Daartoe is aangevoerd dat de opsporing door de politie niet conform de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik is verricht. Zo heeft er volgens de verdediging voorafgaande aan de aangifte geen informatief gesprek plaatsgevonden, zijn verdachte en aangeefster - ieder voor zich - gehoord door een verhoorkoppel waarvan één kennelijk geen zedenrechercheur was en is de moeder van aangeefster bij het verhoor in een zogeheten meekijkruimte aanwezig geweest.
Daarnaast heeft de raadsvrouw ter onderbouwing van het verweer dat het OM niet-ontvankelijk verklaard dient te worden aangevoerd dat verzuimd is in het proces-verbaal op te nemen de wens van verdachte nog bepaalde getuigen te (doen) horen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik zoals deze gold ten tijde van de opsporing van de tenlastegelegde feiten (Aanwijzing van 15 december 2008, S. 2008, 253; hierna te noemen: de Aanwijzing) onderscheidt situaties waarin bezinning nodig of noodzakelijk is, van acute situaties. Eerstgenoemde situatie ziet op zedendelicten begaan in afhankelijkheidssituaties, terwijl de steller van voormelde Aanwijzing met acute situaties het oog heeft op zedendelicten die niet begaan zijn in de huiselijke of relationele sfeer en waarbij, door de aard en ernst van de verdenking, onverwijld optreden van politie noodzakelijk is. Dat betekent dat bedoelde Aanwijzing naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer van toepassing is op de opsporing van een ernstig strafbaar feit zoals verkrachting die niet in een afhankelijkheids- of familierelatie is gepleegd en waarbij sprake is van een (enig) geweldgebruik jegens een kwetsbaar slachtoffer. De met ingang van 1 januari 2011 in werking getreden nieuwe Aanwijzing (S. 2010, 19123) maakt dit overigens niet anders.
Met betrekking tot de namens de verdediging afzonderlijk aangevoerde grieven die - elk voor zich dan wel in samenhang bezien - volgens de raadsvrouw tot de niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie zouden moeten leiden, overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens voormelde Aanwijzing wordt een zogeheten informatief gesprek tussen politie en (potentiële) aangever met name aanbevolen in gevallen waarin verdenking is gerezen met betrekking tot een zedendelict in afhankelijkheidsrelaties en die uit hun aard complex zijn. De rechtbank is van oordeel dat zich in deze een acute situatie voordeed, nu er niet alleen sprake was van een heterdaad-situatie, maar ook omdat de verdenking was gerezen van een zeer ernstig delict waarbij geweld zou zijn gebruikt en waarna het slachtoffer en haar familie ernstig zouden zijn bedreigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan bezwaarlijk worden aangevoerd dat de politie in een situatie als de onderhavige eerst bij het slachtoffer naar haar gevoelens omtrent eventuele vervolging van de verdachte informeert, alvorens zij met de opsporing een aanvang maakt. De aard en ernst van de verdenking vereisten in deze zaak dan ook een onmiddellijk optreden van de politie. Dat er in het onderhavige geval geen informatief gesprek heeft plaatsgevonden leidt derhalve niet tot het oordeel dat op dat onderdeel niet conform de toen vigerende Aanwijzing door de politie is gehandeld.
De verhoren met verdachte en aangever in zedenzaken dienen volgens de Aanwijzing die
gold ten tijde van de opsporing in de onderhavige zaak te geschieden door een opsporingsambtenaar die voldoet aan de 'kwaliteitsnorm'. Bedoelde Aanwijzing schrijft tevens voor dat opsporingsambtenaren die niet speciaal zijn belast met de opsporing van zedenzaken zich niet verder met de zaak inlaten dan strikt noodzakelijk is. In de onderhavige zaak zijn de verhoren van verdachte en van aangeefster in het onderhavige opsporingsonderzoek gedaan door twee afzonderlijke verhoorkoppels. De rechtbank leidt uit het dossier af dat elk koppel heeft bestaan uit één ambtenaar die gecertificeerd zedenrechercheur is en één ambtenaar waarvan niet gebleken is dat deze gecertificeerd is. Zowel aangeefster als verdachte zijn door of onder regie van een gecertificeerde zedenrechercheur gehoord. Het komt de rechtbank wenselijk voor dat in zedenzaken zowel slachtoffer als verdachte - gelet op de complexiteit van dergelijke zaken én op het vereiste van kritische toetsing van de verklaringen van de verhoorde personen door de verhorende ambtenaren - door twee gecertificeerde zedenrechercheurs worden gehoord. In de onderhavige verhoren van zowel verdachte als aangeefster is de rechtbank evenwel niet gebleken van gebrek aan een kritische houding van de verhoorders noch aan inzicht in de complexiteit van de feiten ter zake waarvan de verhoren hebben plaatsgevonden. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat de samenstelling van beide verhoorkoppels in de onderhavige zaak moet leiden tot de conclusie dat de verhoren van zowel verdachte als slachtoffer daardoor strijden met de toen vigerende Aanwijzing.
Met betrekking tot de klacht dat de moeder van het slachtoffer aanwezig was bij het verhoor van aangeefster, merkt de rechtbank op dat de Aanwijzing uit 2008 aangeeft dat de vertrouwenspersoon - waar naar het oordeel van de rechtbank de moeder van aangeefster onder geschaard kunnen worden - "bij voorkeur" niet aanwezig is bij het inhoudelijke deel van het opnemen van de aangifte. De rechtbank is evenwel van oordeel dat niets in de onderhavige zaak er aan in de weg heeft gestaan dat de moeder van aangeefster in een andere ruimte het verhoor heeft kunnen waarnemen. Niet is gebleken dat de moeder aangeefster gedurende het verhoor heeft beïnvloed of het verhoor heeft gestuurd of dat anderszins de neutraliteit en de objectiviteit van de met het verhoor belaste ambtenaren in het gedrang zijn gekomen. Evenmin heeft de aanwezigheid van de moeder bij de aangifte in de weg gestaan aan de wijze waarop aangeefster is gehoord; de rechtbank heeft uit eigen waarneming kunnen vaststellen - door middel van het ter zitting doen weergeven van gedeelten van dat verhoor - dat de verhorende ambtenaar voldoende kritisch aangeefster heeft ondervraagd. Ook anderszins is niet van enige beïnvloeding van moeder gebleken; zij is - overigens conform de Aanwijzing voorafgaande aan de verhoren van aangeefster op 22 oktober 2010 - als getuige gehoord; het slachtoffer is op 22, 24 en 25 oktober 2010 gehoord.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, zo er in de onderhavige zaak al in strijd met de toen van kracht zijnde Aanwijzing is gehandeld, de door de raadsvrouw aangevoerde en hierboven besproken grieven, elk voor zich en in onderlinge samenhang bezien, niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het namens verdachte aangevoerde verweer dat verzuimd is in het proces-verbaal de wens van verdachte op te nemen nog bepaalde getuigen te (doen) horen, verstaat de rechtbank als een verweer dat art. 152 Sv niet is nageleefd. Met betrekking tot dat verweer overweegt de rechtbank dat, zo er in deze zaak al sprake is van het niet-naleven van de verplichting aan de opsporingsambtenaren om ten spoedigste proces-verbaal van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen tot opsporing is verricht of bevonden, op te maken, die schending niet zodanig is dat deze moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, in het bijzonder niet omdat niet gesproken kan worden van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Bedoeld verzuim heeft zich daarentegen gemakkelijk laten herstellen door in een later stadium van de behandeling van de strafzaak hetzij de Officier van Justitie, hetzij ter zitting de rechtbank de door de verdachte alsnog gewenste getuige te (doen) oproepen. Verdachte noch zijn raadsvrouw hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de officier van justitie kan worden ontvangen in de vervolging.
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt van de bewijsvraag.
Verdachte komt in 2010 onder de naam [naam verdachte] via een internet-datingsite in contact met [slachtoffer], het slachtoffer. Het slachtoffer is dan 12 jaar oud. Verdachte heeft via SMS, MSM en telefonisch veelvuldig contact met het slachtoffer. Verdachte uit zich in deze contacten onder meer bedreigend; ook maakt hij afspraken met het slachtoffer om seks met haar te hebben. Om het seksuele contact te bewerkstelligen, belooft verdachte het slachtoffer een hondje en geld. Ook gaat verdachte langs verschillende, min of meer afgelegen, lokaties om geschikte ontmoetingsplaatsen te beoordelen. Uiteindelijk heeft verdachte op 21 oktober 2010 in een bosperceel te Eelde daadwerkelijk seks met iemand die zich [naam slachtoffer] noemt. Nadat de seks heeft plaatsgehad, belt het slachtoffer haar moeder op. Het slachtoffer vraagt haar moeder haar op te halen. Eenmaal in de auto van haar moeder gezeten, ontvangt het slachtoffer een bedreigend getoonzet SMS-je. Na de melding van de gebeurtenissen wordt het slachtoffer aan een forensisch-medisch onderzoek onderworpen. Daaruit blijkt dat onder andere in de diepe vagina-portio van het slachtoffer sperma is aangetroffen. Het in het sperma aangetroffen DNA-materiaal leidt na onderzoek door het NFI (en nadat van de latere verdachte een referentie-monster is afgenomen) tot de vaststelling dat de kans dat het in de vagina van het slachtoffer aangetroffen DNA-profiel afkomstig van een willekeurige andere man dan verdachte, kleiner is dan één op één miljard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de (nadere) verklaringen van aangeefster geloofwaardig, dit in tegenstelling tot de latere verklaringen van verdachte. De officier van justitie stelt dat de verkrachting van het slachtoffer (feit 1 primair) kan worden bewezen, mede nu bij het slachtoffer in haar diepe vagina-portio spermavloeistof van verdachte is aangetroffen. De officier van justitie acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario letterlijk en figuurlijk een fantastisch verhaal. De officier acht tevens de tenlastegelegde bedreiging (feit 2) en de zogenaamde grooming (feiten 3 en 4) bewezen.
Standpunt van verdachte en de verdediging
Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij via een datingsite in contact met [slachtoffer] (aangeefster) is gekomen. Aangeefster heeft toen aangegeven dat ze 12 jaar oud was. Verdachte geeft aan dat hij dacht dat die opgave bij het rollenspel tussen beiden hoorde. In dat spel zou hij de 'bad guy' spelen, terwijl in de opvatting van verdachte het slachtoffer de 'bitch' zou zijn. Verdachte heeft toen gedacht dat hij contact had met een meisje van 18+. Hij maakt dan afspraken voor seksueel-getinte ontmoetingen. Ook belooft hij haar geld en een hond. Verdachte geeft vervolgens aan dat hij op 21 oktober 2010 bij het vliegveld te Eelde vrijwillige seks (zonder dwang) heeft gehad met iemand die zich ook [naam slachtoffer] noemde. Deze [naam slachtoffer] was ouder dan 18 jaar oud. Verdachte heeft het door hem gebruikte condoom achtergelaten. Verdachte heeft het sterke vermoeden dat aangeefster het condoom heeft gevonden en zijn sperma in haar schaamlippen heeft gesmeerd. De bedreigingen die door middel van de SMS naar het slachtoffer en haar familie zijn geuit, zijn in het kader van het rollenspel gedaan.
De rechtbank gaat bij de toedracht van de feiten uit van de (nadere) verklaringen van aangeefster. De rechtbank acht deze verklaringen consistent en komen in hoge mate overeen met de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd en met de inhoud van de MSN en SMS berichten. De rechtbank acht niet aannemelijk dat er sprake was van een rollenspel, zo dat al relevant is. Doordat aangeefster in de MSN- en SMS-berichten aan verdachte meerdere malen heeft aangegeven dat zij nog geen 13 jaar oud is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat hij met een slachtoffer van 12 jaren van doen had. Ook heeft aangeefster naar het oordeel van de rechtbank aan de verdachte in de MSN- en SMS-berichten voldoende aangegeven dat zij niet gediend was van seksueel contact met verdachte. Hieruit kan genoegzaam volgen dat verdachte op dat moment wist dat aangeefster geen seksuele handelingen tegen haar zin wilde verrichten. Desondanks heeft hij het slachtoffer gedwongen die seksuele handelingen, gedurende welke hij met zijn penis in haar vagina heeft gepenetreerd, te ondergaan. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank onvoldoende gebleken dat er een touw en/of wapen is gebruikt. De rechtbank acht het in een later stadium door verdachte geschetste alternatieve scenario - gedurende de ontmoeting met aangeefster komt een andere, hem onbekende vrouw die ook [naam slachtoffer] heet, naar voren die zich aan verdachte opdringt, hetgeen geleid zou hebben tot seksueel contact met haar in plaats van met aangeefster - volstrekt ongeloofwaardig, te meer nu het spermavocht van verdachte bij DNA-onderzoek in de diepe vagina-portio van het slachtoffer is aangetroffen en verdachte bij de politie heeft verklaard nooit condooms te gebruiken.
Ook de bedreiging met een levensdelict acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De uitingen zoals aan verdachte zijn tenlastegelegd, zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard en zijn onder zodanige omstandigheden geschied, namelijk korte tijd na de verkrachting van aangeefster, dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee bedreigd is, ten uitvoer gebracht zou worden. Aangezien de bedreiging onmiddellijk ter kennis van de in de auto aanwezige familieleden van aangeefster is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat ook bewezen kan worden dat naast aangeefster, ook haar moeder en haar broertje door verdachte zijn bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Naast de verkrachting en de bedreiging, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de zogenaamde 'grooming'. Immers heeft verdachte gedurende enige tijd aangeefster langs elektronische weg benaderd en daarmee meerdere ontmoetingen voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met aangeefster te plegen, waarbij een van die voorgestelde ontmoetingen daadwerkelijk heeft geleid tot geslachtsgemeenschap met de toen nog geen 16-jarige aangeefster. Uit het dossier is evenwel onvoldoende af te leiden dat dat proces reeds op 30 april 2010 is aangevangen. Wel bevat het dossier voldoende aanwijzingen dat de 'grooming' in elk geval vanaf 4 september 2010 is aangevangen, zodat de rechtbank die datum als bewezen verklaard aanneemt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
[Slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 1998 verklaart1 dat zij [verdachte] heeft leren kennen. Zij heeft veel met hem heeft ge-sms't. Er is een afspraak gemaakt om elkaar op 21 oktober 2011 te ontmoeten. Hij wilde al een week eerder een afspraak. Tijdens een telefoongesprek zei hij dat zij een hondje en € 2.000 zou krijgen. Dat heeft hij ook twee keer achter elkaar ge-sms't. Er is een SMS-afspraak gemaakt dat zij hem tegenover het vliegveld te Eelde zou ontmoeten.
[Slachtoffer] verklaart2 dat zij per SMS van [verdachte] had afgesproken wanneer en waar zij elkaar zouden ontmoeten. Hij zei via de telefoon of SMS waar ze precies moest zijn. Op de afgesproken plek ontmoetten ze elkaar. Slachtoffer zei dat ze naar huis wilde, maar zij moest van hem doorlopen. Zij verzette zich en hij pakte haar bij de arm vast, dat was bij het weiland met de hooibalen. Hij sloeg zijn arm om haar mond. Zij viel op de grond. Zij liep weg en probeerde haar moeder te bellen. Hij verhinderde dat. Hij pakte haar vast en duwde haar vooruit tegen de balen. Hij deed haar riem en knopen los. Zij vroeg hem 'waarom doe jij dit' en toen zei hij 'omdat ik de eerste wil zijn bij jou'.
Slachtoffer verklaart3 dat hij haar broek en onderbroek naar beneden trok. Zij moest wijder gaan staan. Zij moest op haar knieën gaan zitten. Zij moest met haar kont hoger gaan zitten. Hij had zijn handen boven haar heupen en zo trok hij haar naar zich toe. Zij voelde dat er iets in haar vagina binnen ging. Hij trok haar heen en weer. Ze zei dat ze naar huis wilde.
[Slachtoffer] verklaart4 dat ze meerdere keren getypt en gezegd heeft tegen hem dat zij 12 jaar oud is. Zij verklaart5 dat ze ongeveer 6 keer via MSN en via SMS contact met hem heeft gehad. Het gaat dan over seks. Er was eerder een afspraak gemaakt, maar toen stond hij op de verkeerde plek.
[Getuige] verklaart6 dat haar dochter [slachtoffer] belde dat ze was meegenomen en dat het er over had dat zij geneukt was. Zij trof haar nabij het vliegveld. Getuige heeft de politie gebeld, zij hoorde dat [slachtoffer] een sms'je kreeg. De tekst was: "als het over 2 weken nog goed met je gaat krijg je 2000 euro en een hondje Ricky. Als je de familie waarschuwt dan krijgen die de kogel".
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 oktober 2011 in een weiland bij het vliegveld sex heeft gehad met iemand die zich [naam slachtoffer] noemde. Hij heeft vanaf september/oktober 2010 contact met [slachtoffer], via chatten en berichten sturen. Er werd een hondje beloofd. Ze heeft wel eens aangegeven dat ze nog maar 12 of 13 jaar oud was. Er werden over en weer SMS-berichten, MSM-berichten, telefoontjes etc. gestuurd. Ook eventuele bedreigingen richting haar en haar familie.
Verdachte verklaart7 dat zij vaker een ontmoeting hadden afgesproken, die in het honderd liep. Ze hadden via MSN en via de telefoon afgesproken waar ze seks zouden hebben. Het was bij de balen in een weiland. Hij heeft haar broek en onderbroek naar beneden getrokken. Ze hadden vaker de doggy-stand besproken. Ze zat met haar knieën op de grond. Hij heeft geneukt en kwam in haar vagina klaar. Daarna heeft hij haar gebeld en heeft SMS contact met haar gezocht.
Verdachte verklaart8 dat in de gesprekken de seks ter sprake komt. Hij heeft eerder voorgesteld elkaar voor een loods te ontmoeten en dan vervolgens achter loods seks te hebben. Ze zouden seks hebben. Het is toen niet doorgegaan.
Verdachte verklaart9 dat hij zich [verdachte] noemde en zij zich [slachtoffer].
Uit DNA-onderzoek10 uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat uit de bemonstering van de vagina en schaamlippen van het slachtoffer celmateriaal (sperma) is aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn, met een berekende frequentie DNA-profiel van kleiner dan één op één miljard.
Messenger Logboek berichten tussen [slachtoffer] en [verdachte]11.
Proces-verbaal Algemeen politie Drenthe: nr. BVH 2010066268, inhoudende een overzicht van MSN/E-mail/chatberichten berichten tussen [slachtoffer] en [verdachte].
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2010 te Eelde, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en
- vingers in haar vagina geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft bevolen met hem mee te lopen en
- de polsen/armen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] vooruit heeft geduwd en
- die [slachtoffer] heeft belet met haar gsm om hulp te bellen en
- die [slachtoffer] tegen een baal hooi heeft geduwd en
- de kleding van die [slachtoffer] (gedeeltelijk) heeft losgemaakt en
de broeken van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- toen die [slachtoffer] hem vroeg waarom hij dat deed, tegen die [slachtoffer]
heeft gezegd: "Omdat ik de eerste wil zijn bij jou", en
- die [slachtoffer] heeft bevolen voorover te bukken en
- die [slachtoffer] heeft bevolen haar benen uit elkaar te doen en
- die [slachtoffer] heeft bevolen op haar knieën te gaan zitten en
- die [slachtoffer] heeft bevolen wat hoger te gaan zitten met haar kont en
- de schaamlippen van die [slachtoffer] opzij heeft gehouden en
- de heupen van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
- de door hem ten opzichte van die [slachtoffer] gepleegde handelingen heeft
verricht ondanks het door die [slachtoffer] geboden lichamelijk en verbaal
verzet en
- gebruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke en psychische overwicht
op die [slachtoffer]
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op 21 oktober 2010 te Eelde, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) en
familieleden van die [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte kort nadat hij die [slachtoffer] had verkracht, opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] een sms-bericht gestuurd met de tekst: "Hou twee weken lang
je bek, dan krijg je een hondje en tweeduizend euro. Zo niet en er gebeurt
iets met mij dan gebeurt er iets met jouw familie, jou of jouw familie, de kogel",
welke laatstgenoemde dreigende tekst ook ter kennis is gekomen van de moeder
en een broer van die [slachtoffer];
hij in de periode van 15 oktober 2010 tot en met 21 oktober 2010 in de gemeenten Tynaarlo en Hoogezand-Sappemeer, door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te plegen, terwijl hij enige handelingen heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer] telefonisch verbaal heeft benaderd en
- die [slachtoffer] sms'jes heeft gestuurd en
- via het internet msn-/chatcontact met die [slachtoffer] heeft gehad,
in welke telefonische- en sms- en msn-/chatcontacten verdachte die [slachtoffer] heeft voorgesteld haar te ontmoeten op 21 oktober 2010 's avonds in een bos in de omgeving van haar woonplaats en vervolgens op 21 oktober 2010 daadwerkelijk naar de voorgestelde/afgesproken ontmoetingsplaats is gegaan waar hij die [slachtoffer] heeft ontmoet, waarna hij op genoemde ontmoetingsplaats geslachtsgemeenschap met
die [slachtoffer] heeft gehad;
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 04 september 2010 tot en met 14 oktober 2010 in de gemeenten Tynaarlo en Hoogezand-Sappemeer, telkens door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998) van wie hij telkens wist dat deze de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te plegen, terwijl hij telkens enige handelingen heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer] telefonisch (verbaal) heeft benaderd en
- die [slachtoffer] sms'jes heeft gestuurd en
- via het internet msn-/chatcontact met die [slachtoffer] heeft gehad,
in welke telefonische- en sms- en msn-/chatcontacten verdachte met die [slachtoffer] heeft afgesproken dat hij haar zou ontmoeten in de omgeving van haar woonplaats, en verdachte vervolgens telkens daadwerkelijk naar de voorgestelde/afgesproken ontmoetingsplaats is gegaan.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 primair: verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
onder 3: door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting,
strafbaar gesteld bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht.
onder 4: door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, meermalen gepleegd,
tekens strafbaar gesteld bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een aanvullend psychiatrisch rapport d.d. 09 november 2011, opgemaakt door [psychiater], psychiater en een aanvullend psychologisch rapport d.d. 21 november 2011, opgemaakt door [psycholoog], GZ-psycholoog.
Deze rapporten houden onder meer (elk afzonderlijk) als conclusie in - zakelijk weergegeven -:
" Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de vorm van antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Er kan geen conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid worden getrokken, nu het psychiatrisch en psychologisch onderzoek bij verdachte niet (volledig) heeft kunnen plaatsvinden."
De rechtbank verenigt zich, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, nu geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft als meerjarige via internet contact gezocht met het 12-jarige slachtoffer en vervolgens heeft hij onder andere via SMS en MSN contacten met haar onthouden. Het doel was een ontmoeting tot stand te brengen om seks met het slachtoffer te hebben. Hij heeft haar geld en een hond in het vooruitzicht gesteld. Verdachte heeft op een ontmoeting op 21 oktober 2010 aangestuurd. Op die dag heeft hij het slachtoffer verkracht en bedreigd op de wijze zoals is verwoord in de bewezenverklaring. De rechtbank rekent verdachte deze berekenende handelwijze, gericht op eigen gerief en zonder zich te bekommeren over de gevolgen voor het jonge slachtoffer, zeer aan. Verdachte heeft de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden. Het slachtoffer heeft, zo volgt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, de feiten en de (psychische) gevolgen ervan als uitermate ingrijpend ervaren.
De verkrachting, bedreiging en grooming van een kwetsbaar jong meisje zijn zo ernstige strafbare feiten dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf ter afdoening in aanmerking komt ter vergelding van het leed dat verdachte het slachtoffer heeft aangedaan en van de inbreuk die hij op de rechtsorde heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren -zoals door de officier van justitie is gevorderd- uit het oogpunt van vergelding niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden is.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft een civiele vordering ingediend ter grootte van € 5123,99,
bestaande uit materiële schade (reiskosten en kleding) en immateriële schade (smartengeld).
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de materiële en immateriële schade bewezen. Zij acht verdachte voor die schade aansprakelijk en een gedeelte van het gevorderde bedrag, groot € 1869,51, toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de posten reiskosten, ziekenhuis en politiebureau (€ 90,56) en de vergoeding van de kleding (€ 278,95) kunnen worden toegewezen. Tevens acht de rechtbank een bedrag van € 1500,00 -als voorschot- van immateriële schade toewijsbaar.
De behandeling van de overige immateriële schade en de post reiskosten Stichting Elker levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het rechtsgeding op. Voor dit deel acht de rechtbank de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering; voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade bestaande uit reiskosten van en naar school brengen onvoldoende aangetoond. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten zijn toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 1869,51 (waaronder € 1500,00 immateriële schade als voorschot) met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2010 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering (de overige immateriële schade en de post reiskosten Stichting Elker) niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank wijst het resterende deel van de vordering (de post reiskosten school) af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 1869,51 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 28 dagen hechtenis, en bepaalt dat het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2010, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 december 2011.
1 Op pagina 319ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, nr: PL031T 2010066268 (het PV)
2 Op pagina 338ev van het PV
3 Op pagina 350ev van het PV
4 Op pagina 378ev van het PV
5 Op pagina 349ev van het PV
6 Op pagina 391ev van het PV
7 Op pagina 178ev van het PV
8 Op pagina 208ev van het PV
9 Op pagina 178ev van het PV
10 Op pagina 233 van het PV
11 Op pagina 75ev van het PV