ECLI:NL:RBASS:2011:BU3942

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/716
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik van een pand ten behoeve van de opvang van dak- en thuislozen

In deze zaak gaat het om de verlening van een omgevingsvergunning door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld voor het brandveilig gebruik van het pand van de voormalige Prins Willem Alexanderhoeve, bestemd voor de opvang van dak- en thuislozen. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd ingediend op 27 mei 2011, en op 29 september 2011 verleende de gemeente deze vergunning. Verzoekers, die zich verzetten tegen deze vergunning, stelden dat er ook een vergunning nodig was voor het gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien er sprake zou zijn van onlosmakelijke samenhang van activiteiten.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 3 november 2011, waarbij verzoekers werden bijgestaan door hun advocaat, mr. E.R.M. Holtz-Russel. Voor de gemeente waren M. Watermulder-Kuipers en O. Horlings aanwezig, en het Leger des Heils was vertegenwoordigd door mr. dr. C.F.J. Heemskerk. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, omdat de omgevingsvergunning het mogelijk maakte om het aantal bewoners van 10 naar 24 uit te breiden, mits voldaan werd aan de brandveiligheidseisen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet volledig was, omdat deze enkel betrekking had op brandveiligheid en niet op andere noodzakelijke vergunningen in het kader van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 29 september 2011 geschorst totdat de rechtbank op het beroepschrift van verzoekers zou beslissen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekers, die in totaal € 874,- bedroegen, evenals het griffierecht van € 152,-. De uitspraak werd gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Bestuursrecht
Kenmerk: 11/716 WABOA
Uitspraak van de voorzieningenrechter op de voet van het bepaalde in titel 3 van hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) d.d. 10 november 2011
in het geding tussen:
[verzoekers]., wonende te Alteveer, verzoekers,
en
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2011 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor brandveilig gebruik van het pand van de voormalige Prins Willem Alexanderhoeve ten behoeve van de opvang van cliënten.
Namens verzoekers is bij brief van 13 oktober 2011 tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
Bij brief van 13 oktober 2011 is tevens namens verzoekers aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft bij brief van 20 oktober 2011 de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. De gemachtigde van verzoekers heeft hiervan een afschrift ontvangen.
Tevens hebben zich als partij gemeld het Leger des Heils Noord en [belanghebbende].
Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank op 3 november 2011, alwaar [verzoekers] zijn verschenen, bijgestaan door mr. E.R.M. Holtz-Russel.
Voor verweerder is verschenen M. Watermulder-Kuipers en O. Horlings.
Namens het Leger des Heils is verschenen. [belanghebbende], bijgestaan door mr. dr. C.F.J. Heemskerk.
[belanghebbende] is tevens verschenen.
II. Motivering
Algemeen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
Feiten en omstandigheden
Op 27 mei 2011 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor brandveilig gebruik van het pand aan de voormalige Prins Willem Alexanderhoeve ten behoeve van de opvang van cliënten.
Op 3 augustus 2011 is de ontwerp-omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik van het pand op het perceel Melkweg 13 te Alteveer voor de periode van zes weken ter inzage gelegd. Hiertegen zijn verscheidene zienswijzen ingediend.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend op basis van artikelen 2.1,2.2 en 2.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Toepasselijke regelgeving
Artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, voor zover van belang, luidt:
“1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen.”
Artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo luidt:
“1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.10, tweede lid, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op elk van die activiteiten.”
Beoordeling
De voorzieningenrechter dient de vraag te beantwoorden of er aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter dient allereerst vast te stellen of er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang nu de omgevingsvergunning het mogelijk maakt om het aantal bewoners uit te breiden van 10 bewoners naar 24 bewoners nu voldaan zou worden aan de eisen van brandveiligheid.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat er sprake is van samenhangende activiteiten in de zin van artikel 2.7 van de Wabo. In het beroepschrift voeren verzoekers aan dat er niet alleen toestemming nodig is in verband met brandveilig gebruik, maar dat er meerdere toestemmingen nodig zijn in de zin van artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo. In ieder geval is er volgens verzoekers sprake van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Artikel 2.7 van de Wabo schrijft voor dat in geval van samenhangende activiteiten de aanvraag betrekking heeft op elk van die activiteiten. De aanvraag heeft echter enkel betrekking op het brandveilig maken van het pand. Ten onrechte heeft verweerder de aanvraag dan ook als volledig aangemerkt en niet ingevolge 4:5 van de Awb de aanvrager verzocht de aanvraag aan te vullen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekers aangegeven dat thans nog enkel wordt betoogd dat er sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, zodat bij de aanvraag om een omgevingsvergunning ook voor deze activiteit een omgevingsvergunning had moeten worden aangevraagd. De beroepsgronden ten aanzien van eventueel overige vergunningsplichtige activiteiten worden niet langer gehandhaafd.
Verzoekers menen dat het gebruik van de PWA-Hoeve in strijd is met de bestemming zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Tussen partijen is niet in geschil dat het betreffende perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan “Buitengebied Roden” en de bestemming “Essen en oude veldontginningen” heeft. De doelomschrijving geeft aan dat gronden met deze bestemming en de aanduiding maatschappelijke doeleinden tevens het sociaal-economische doeleind “maatschappelijke instelling” heeft. Het doel “maatschappelijke instellingen” is beperkt tot de instelling welke aanwezig is op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden en voor sociale, culturele en/of onderwijsinstellingen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beoordeling van de vraag of er sprake is van een met het bestemmingsplan strijdig gebruik en of dit eventueel strijdige gebruik een samenhangende activiteit in de zin van artikel 2.7 van de Wabo is, dermate complex is, dat deze zich niet leent voor beantwoording in het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure. De behandeling van het beroep is in het licht daarvan verwezen naar een meervoudige kamer. Een zitting is voorzien voor het laatste kwartaal van 2011. Derhalve ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat het thans niet is uitgesloten dat het beroep kans van slagen heeft. Dit betekent dat het besluit van 29 september 2011 wordt geschorst totdat de rechtbank op het beroepschrift van verzoekers heeft beslist.
Voor vergoeding van de kosten die verzoeker in verband met het indienen van het verzoekschrift heeft moeten maken, bestaat aanleiding.
III. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van 29 september 2011 totdat de rechtbank op het beroepschrift van verzoekers heeft beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 874,- en bepaalt dat de gemeente Alteveer deze kosten, alsmede het door verzoekers betaalde griffierecht ad € 152,- aan hen dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. H.E. Melissen, griffier.
mr. H.E. Melissen mr. L. Mulder
In het openbaar uitgesproken op 10 november 2011.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
afschrift verzonden op:
..