ECLI:NL:RBASS:2011:BU3317

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810070-09 en 19.830235-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van bijzondere voorwaarden en oplegging van werkstraf na niet-naleving door veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraffen. De veroordeelde, geboren in 1986, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die hem eerder waren opgelegd. De officier van justitie had vorderingen ingediend voor de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden en 6 maanden, opgelegd bij eerdere vonnissen. Tijdens de zitting op 18 oktober 2011 werd de veroordeelde bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.J. Pellinkhof, en de reclasseringsmedewerkster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet voldeed aan de voorwaarden, waaronder het meewerken aan een begeleide woonvorm en behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie. Ondanks dat de veroordeelde nu over woonruimte beschikt, bleef hij middelen gebruiken en hield hij zich niet aan afspraken met de reclassering. De rechtbank heeft besloten om in plaats van de opgelegde gevangenisstraf, 240 uren werkstraf op te leggen. Tevens is de bijzondere voorwaarde van plaatsing in een begeleide woonvorm opgeheven. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de omstandigheden van de veroordeelde en zijn huidige situatie, waarbij hij aangaf dat hij niet meer naar het IMC wilde en liever thuisbegeleiding wilde ontvangen. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de voorwaarden aangepast, met als doel de veroordeelde een nieuwe kans te geven.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19.810070-09 en 19.830235-10 (vorderingen TUL)
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling van de meervoudige strafkamer d.d. 1 november 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres],
veroordeelde.
1. Gang van zaken.
1.1. De officier van justitie heeft op 30 september 2011 (parketnummer 19.830235-10) een vordering ingediend en daarbij gevorderd dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van 5 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, die deze rechtbank bij vonnis van 22 februari 2011 aan veroordeelde heeft opgelegd.
De officier van justitie heeft op 6 oktober 2011 (parketnummer 19.810070-09) een vordering ingediend en daarbij gevorderd dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, die deze rechtbank bij vonnis van 30 juni 2009 aan veroordeelde heeft opgelegd.
1.2. De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken.
1.3. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gehad op 18 oktober 2011 alwaar zijn gehoord:
- de veroordeelde bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen,
- mevrouw [naam reclasseringswerker], reclasseringsmedewerkster bij VNN,
- de officier van justitie, mr. A.M. de Vries.
2. Motivering.
2.1. De rechtbank heeft in voormelde vonnissen als bijzondere voorwaarde gesteld -kort gezegd- dat veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, hetgeen onder meer inhoudt dat hij zijn medewerking verleent aan plaatsing in een begeleide woonvorm en dat hij zal meewerken aan verwijzing naar en zich onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie.
Uit het advies tenuitvoerlegging van de reclassering ([naam reclasseringswerker], werkzaam bij Verslavingszorg Noord Nederland) van 21 en 22 september 2011 en het voortgangsverslag d.d. 12 oktober 2011 komt het volgende naar voren. Veroordeelde verbleef tot 29 april 2011 in detentie. De reclassering heeft veroordeelde in detentie bezocht en voorgesteld om mee te werken aan opname in het IMC en hem gewezen op de afdeling begeleid wonen van Stichting Limor. Veroordeelde gaf aan over de mogelijkheden te willen nadenken. Nog in detentie liet veroordeelde weten dat hij eerst bij zijn moeder zou gaan wonen als hij vrij kwam. Op 29 april 2011 heeft veroordeelde contact gezocht met de reclassering om te vragen of er al iets geregeld was voor hem. Hij kon toch niet bij zijn moeder terecht en verbleef in de nachtopvang van Promens Care te Assen. Veroordeelde had dit zelf georganiseerd. Veroordeelde gaf aan niet naar het IMC te willen omdat hij drugs wilde blijven gebruiken. Hij wilde wel meewerken aan de aanmelding bij Limor. Aangezien alle partijen er vanuit gingen dat veroordeelde spoedig terecht zou kunnen bij Limor, bleef hij ter overbrugging slapen in de nachtopvang van Promens Care. Toen het toch langer bleek te duren heeft veroordeelde per 1 augustus 2011 een kamer gehuurd in Assen. Veroordeelde heeft dit niet van tevoren besproken met de reclassering. Op 1 september 2011 kwam er een kamer vrij bij de Stichting Limor. Veroordeelde wilde nog steeds wel naar de Stichting Limor maar vroeg een overgangsperiode omdat hij de kamerhuur voor september al betaald had. Dit was voor Limor geen probleem. In de dagen hierna is veroordeelde van gedachten veranderd en heeft hij te kennen gegeven dat hij niet meer wilde meewerken aan begeleid wonen maar dat hij wel openstond voor ambulante thuisbegeleiding. Van de zijde van de reclassering is op 6 september 2011 aangegeven dat begeleid wonen een bijzondere voorwaarde is waar veroordeelde zich aan moet houden. Veroordeelde gaf hierop te kennen dat hij bereid was aan die voorwaarde mee te werken en dat hij diezelfde week nog naar Limor zou gaan. Veroordeelde heeft zich niet aan die afspraak gehouden. Ook op afspraken met de reclassering is veroordeelde niet verschenen. Limor heeft de kamer vervolgens aan iemand anders gegeven. Met betrekking tot een behandeling bij de AFPN merkt de reclassering op dat veroordeelde in het verleden is aangemeld bij de AFPN maar dat het niet tot een behandeling kwam omdat veroordeelde de afspraken niet nakwam. De reclassering zal veroordeelde pas weer aanmelden als zijn woonsituatie stabiel is.
De reclassering is van mening dat de kans op recidive onverminderd hoog is. Ondanks dat veroordeelde nu over woonruimte beschikt, gebruikt hij nog dagelijks cannabis. Daarnaast gebruikt hij incidenteel speed. Hij geeft geen inzage in hoe vaak en hoeveel hij gebruikt.
Daarnaast vindt de reclassering het zorgelijk dat veroordeelde zich keer op keer niet aan gemaakte afspraken houdt en geen contact opneemt en zich daarmee onttrekt aan de gestelde voorwaarden.
Op 29 september 2011 heeft veroordeelde op zijn verzoek een gesprek bij de reclassering gehad. Hij gaf aan toch wel ondersteuning van de reclassering te willen en de rechtbank te willen vragen om wijziging van de voorwaarden. Hij wil niet begeleid wonen maar liever thuisbegeleiding ontvangen. Om veroordeelde een nieuwe kans te geven heeft de reclassering hem een nieuwe toezichthouder toegewezen. Veroordeelde had op 5 oktober 2011 een afspraak met de nieuwe toezichthouder en is op deze afspraak, zonder tegenbericht, niet verschenen. Gelet op alle voornoemde omstandigheden heeft de reclassering het toezicht retour gezonden en geadviseerd tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen.
2.2. De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij haar vordering.
2.3. De veroordeelde heeft op de zitting verklaard dat het klopt dat hij van gedachten is veranderd en dat hij niet meer naar de Stichting Limor wil. Dat hij zich niet altijd aan afspraken heeft gehouden lag niet alleen aan hem. De reclassering heeft ook nagelaten om hem terug te bellen als hij dat vroeg of zij deden het te laat. Hij wil beslist niet naar het IMC. Daar wonen alleen junks. Veroordeelde geeft aan dat hij dan nog liever naar de gevangenis gaat. Veroordeelde zegt dat het nu goed met hem gaat. Hij doet zijn best, hij doet vrijwilligerswerk en hij heeft zelf woonruimte gevonden. Hij gebruikt wel dagelijks cannabis maar geen speed. Dat is al heel lang geleden.
De raadsman geeft aan dat veroordeelde zelf huisvesting heeft gezocht omdat de reclassering niets voor hem had geregeld toen hij uit detentie kwam. In het pand waar hij woont, woonden in het verleden wel drugsgebruikers maar dat is nu niet meer het geval. Hij werkt bij de stichting Robin Hood als klusser voor behoeftige mensen. Daarnaast heeft hij een uitkering. Zijn schulden zijn inmiddels gesaneerd. Hij heeft contact met Promens Care en wordt door hen begeleid. Veroordeelde heeft een goede ontwikkeling doorgemaakt en dat maakt dat hij thans minder gemotiveerd is voor reclasseringstoezicht en begeleid wonen. Hij staat wel open voor behandeling bij de AFPN. De raadsman benadrukt dat veroordeelde sinds zijn vrijlating niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Thans de voorwaardelijke veroordelingen ten uitvoer leggen is de slechtst denkbare optie. De raadsman vraagt de rechtbank om een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
Mevrouw [reclasseringswerker] heeft haar advies ter zitting toegelicht. Zij geeft aan dat de reclassering veroordeelde het liefst in het IMC zou plaatsten wegens zijn middelengebruik. Zij meent dat ambulante thuisbegeleiding niet voldoende is en dat veroordeelde een strakker kader nodig heeft.
2.4. Op grond van het hiervoor overwogene¬ komt de rechtbank tot het oordeel dat veroordeelde de bij voormelde vonnissen opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De vorderingen tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen van respectievelijk 5 en 6 maanden zouden op grond hiervan in beginsel kunnen worden toegewezen.
De rechtbank ziet echter, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding te bepalen dat veroordeelde in plaats van het ondergaan van de bij vonnis van 30 juni 2009 opgelegde 5 maanden gevangenisstraf, 240 uren werkstraf zal verrichten.
Van het vonnis van 22 februari 2011 zal de rechtbank de opgelegde bijzondere voorwaarden wijzigen in die zin dat de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zijn medewerking verleent aan plaatsing in een begeleide woonvorm komt te vervallen.
3. Beslissing
De rechtbank
- (parketnummer 19.810070-09): gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 juni 2009 door deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, en gelast, in plaats van een last te geven tot tenuitvoerlegging van bedoelde vijf maanden gevangenisstraf, een werkstraf van 240 uren, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast;
- (parketnummer 19.830235-10): wijzigt de bij haar vonnis van 22 februari 2011 aan de veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zijn medewerking verleent aan plaatsing in een begeleide woonvorm komt te vervallen.
Aldus gegeven door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mrs. J.J. Schoemaker en F. Sieders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 1 november 2011.