ECLI:NL:RBASS:2011:BU1398

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830295-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door het gooien van een steen

Op 25 oktober 2011 heeft de Rechtbank Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 december 2009, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, een steen naar het slachtoffer gooide. Het slachtoffer, die al eerder hinder ondervond van de verdachte en zijn vrienden, werd geraakt aan het achterhoofd en moest naar het ziekenhuis voor behandeling van de verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaardde. De officier van justitie eiste een werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 92,76 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer voor immateriële schade afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, de persoon van de verdachte en het lange tijdsverloop tussen het feit en de behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830295-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 25 oktober 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 oktober 2011.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] een stoeptegel, althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd heeft gegooid en/of gesmeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een stoeptegel, althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd heeft gegooid en/of gesmeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Assen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, aan de Rembrandtlaan, ter hoogte van perceel met nummer 11, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het gooien van meerdere, atlhans een, stoeptegel(s) en/of (een) hard(e) en/of zwa(a)r(e) voorwerp(en) en/of vuurwerk en/of (bier)flessen richting (de woning van ) [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, een stoeptegel, althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegooid, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een snijwond op het achterhoofd) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis;
* 3 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van toezicht van de Verslavingszorg Noord Nederland.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen acht. Zoals uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen blijkt heeft verdachte eenmaal met een steen in de richting van aangever [slachtoffer] gegooid. Verdachte heeft de opzet op de dood van [slachtoffer] ontkend. Voorts blijkt uit het dossier niet op welke wijze en over welke afstand dat gooien is gebeurd zodat uit die omstandigheden niet kan blijken dat verdachte opzet had (ook niet in voorwaardelijke zin) op de dood van [slachtoffer].
Bespreking van het subsidiair tenlastegelegde feit
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de verklaringen van de aangever, zijn zoon [naam zoon] en de buurman [getuige 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft een steen in de richting van het slachtoffer gegooid en heeft daarbij het achterhoofd van het slachtoffer geraakt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Aangever draaide zich om toen hij op zijn achterhoofd werd geraakt. Aangever heeft daarom niet kunnen zien dat verdachte de bewuste steen heeft gegooid. Verder is niet onderzocht op welke afstand verdachte van aangever stond en op welke wijze er zou zijn gegooid met de betreffende steen. Ook blijft onduidelijk of verdachte een stoeptegel in handen heeft gehad.
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen uit.
- Aangever [slachtoffer] heeft op 13 december 2009 aangifte 1 gedaan van poging zware mishandeling, gepleegd tussen zaterdag 12 december 2009 te 23.00 uur en zondag 13 december 2009 te 00.01 uur aan de Rembrandtlaan 11 te Assen.
Omstreeks 21.00 uur kwam [verdachte] bij de woning van aangever. Hij was daar met zijn broer [naam broer] en hun beide vriendinnen. Er waren nog meer personen aanwezig die aangever niet kende. Aangever heeft met de politie gebeld en die heeft met de groep gesproken, waarna de groep wegging.
Omstreeks 23.30 uur heeft aangever weer met de politie gebeld omdat dezelfde groep weer voor zijn woning stond. De groep ging er vandoor toen de politie kwam.
Op zondag 13 december 2009 omstreeks 00:00 uur was de groep met verdachte weer bij de woning van aangever. Aangever ging naar buiten omdat hij het helemaal zat was. Aangever liep het pad af vanaf de voordeur naar de straat. Opeens zag hij dat [verdachte] een steen dan wel een stoeptegel pakte en dat hij die steen in zijn richting gooide. Aangever draaide zich om en voelde toen een stekende pijn aan zijn achterhoofd. Aangever zakte daarna door zijn benen.
Later bleek aangever een wond aan zijn achterhoofd te hebben die in het ziekenhuis is gehecht.
- Een bij het dossier gevoegde medische verklaring d.d. 31 december 2009 betreffende aangever [slachtoffer]. In deze verklaring wordt aangegeven dat de huisarts [naam huisarts] bij aangever op 13 december 2009 een snijwond op het achterhoofd heeft waargenomen.
- Getuige [getuige 1], zoon van aangever, heeft op 13 december 2009 verklaard 2 dat
de groep op 13 december 2009 omstreeks 00:00 uur weer bij de woning van zijn vader kwam. Ze waren er toen flauw van en vader [slachtoffer] is naar buiten gegaan. Getuige zag dat [verdachte] een steen uit de tuin pakte en deze in de richting van zijn vader gooide. Getuige zag dat de steen tegen het achterhoofd van zijn vader aan kwam. Hij zag dat zijn vader daardoor door zijn benen zakte. Getuige zag dat er bloed vanaf het achterhoofd van zijn vader drupte en dat het bloed bleef stromen.
- Getuige [getuige 2] heeft op 19 december 2009 verklaard 3 dat hij zag dat zijn buurman [slachtoffer] de voordeur open deed en in de deuropening bleef staan. [slachtoffer] vroeg aan [verdachte] " Wat wil je nou?" [verdachte] bleef op de stoep staan. Getuige zag dat de persoon die op de erfafscheiding tussen nummer 11 en 13 stond iets gooide in de richting van [slachtoffer]. Getuige hoorde daarbij glasgerinkel. [slachtoffer] kon het voorwerp ontwijken door een paar stappen naar voren te doen en zich te bukken. Op dat moment zag de getuige dat [verdachte] een stoeptegel, die hij zojuist bij de hondenkar had gepakt, in de richting van [slachtoffer] gooide. Getuige zag dat de stoeptegel tegen het hoofd van [slachtoffer] terecht kwam. Getuige zag dat [slachtoffer] direct in elkaar zakte en op het gras viel en bleef liggen.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte door te handelen zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, geprobeerd heeft om aan aangever [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een steen tegen het achterhoofd van aangever aan te gooien. De verklaring van [getuige 2] acht de rechtbank in dit verband de meest onafhankelijke. Verder komt uit het dossier niet naar voren dat mogelijk iemand anders aangever op voormelde wijze heeft verwond.
Door eenmaal met een steen in de richting van aangever te gooien en hem vervolgens op het hoofd te raken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever door dat handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 12 december 2009 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorge-nomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een hard voorwerp tegen het hoofd heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het subsidiair bewezen geachte levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte heeft getracht om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het slachtoffer moest naar het ziekenhuis om de hoofdwond te laten hechten.
Verdachte maakte deel uit van een groep die de hele avond al zeer hinderlijk aanwezig was voor de woning van het slachtoffer. Toen de groep voor de derde maal voor de woning verscheen ging het slachtoffer naar buiten om de groep en met name verdachte aan te spreken op hun gedrag. Als reactie gooide verdachte een steen naar het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om een ernstig feit en is het handelen van verdachte uiterst laakbaar. Daarbij komt dat verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank was.
De officier van justitie heeft de rechtbank voorgesteld om aan verdachte een werkstraf op te leggen van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De officier heeft daarbij aansluiting gezocht bij het reclasseringsrapport waarin wordt geadviseerd toezicht van de reclassering op te leggen alsmede dat verdachte een Cognitieve vaardigheidstraining dient te volgen.
De voorwaardelijke straf ziet de officier als een steun in de rug om verdachte te helpen de ingeslagen weg te blijven volgen. De VNN kan er op toezien dat het goed met verdachte blijft gaan.
De raadsman heeft zich bij het standpunt van de officier aangesloten waar het gaat om de gevorderde werkstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf stuit niet op bezwaren doch niet van een omvang als de officier heeft voorgesteld. Verdachte heeft -kort gezegd- zijn leven op orde en heeft gebroken met zijn verleden. Sinds het uitbrengen van het rapport dat dateert van 11 februari 2010 zijn er geen contacten geweest met politie of justitie. Verdachte heeft voldoende begeleiding van hulpverleningsinstanties. De raadsman acht mede gelet op de ouderdom van het rapport niet opportuun om bijzondere voorwaarden op te leggen.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 september 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het lange tijdsverloop tussen de datum van het gepleegde feit en de behandeling van de zaak op de terechtzitting.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval een werkstraf geboden is van een omvang als door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats van één maand. De rechtbank acht de hoogte daarvan afdoende om verdachte ervan te weerhouden te recidiveren.
De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden verbinden aan de op te leggen voorwaar-delijke gevangenisstraf gelet op het feit dat verdachte uit eigener beweging hulp heeft gezocht met betrekking tot zijn alcoholgebruik. Hij heeft daarbij begeleiding geaccepteerd. In de afgelopen periode zijn er bovendien geen politiecontacten meer geweest. Het door de reclassering geadviseerde toezicht acht de rechtbank op dit moment niet noodzakelijk.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Het slachtoffer heeft een vordering ingediend en materiële schade gevorderd tot een bedrag van 92,76 euro. De verdachte heeft dit bedrag niet betwist. Dit bedrag komt de rechtbank gegrond voor en is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Het slachtoffer heeft daarnaast 750 euro immateriële schade gevorderd. Dit bedrag heeft het slachtoffer op de terechtzitting gevorderd nadat hem vragen waren gesteld over de hoogte van de vordering die naar het oordeel van de rechtbank als zeer onduidelijk uit de stukken naar voren kwam.
Bovendien bleek ter terechtzitting dat de officier van justitie en de verdediging over een andere vordering beschikten dan de rechtbank. Op de vordering waarover de rechtbank beschikt zijn bedragen doorgehaald en op de (kopie)vordering die bij de slachtofferver-klaring is gevoegd is een bedrag (750 euro) bijgeschreven.
De benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht doch die toelichting ging veelal over gebeurtenissen voorafgaande aan het bewezen verklaarde feit.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet in de gelegenheid stellen de vordering nader te onderbouwen nu dit zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces.
De benadeelde partij [slachtoffer] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in dit deel zijn vordering en hij kan zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
* een gevangenisstraf voor de duur van ÉÉN MAAND geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
* een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 92,76 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 92,76 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. F. Sieders, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 oktober 2011.
1 pag. 46-47 van het dossier met proces-verbaalnummer 2009061131-1
2 pag. 74-75 van het dossier met proces-verbaalnummer 2009061131-5
3 pag. 85 van het dossier met proces-verbaalnummer 2009061131-45
??
??
??
??
Parketnummer: 19.830295-09
Uitspraak d.d.: 25 oktober 2011 6
vonnis