ECLI:NL:RBASS:2011:BT2713

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.615003-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot diefstal, deelname aan criminele organisatie en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een reeks inbraken en pogingen daartoe in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal, deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten in wisselende samenstellingen een groot aantal inbraken hebben gepleegd, gericht op het stelen van contante gelden en andere waardevolle goederen. De feiten vonden plaats tussen april 2010 en januari 2011, waarbij de verdachten gebruik maakten van een woning in Amsterdam als uitvalsbasis. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij verschillende feiten bewezen verklaard, onder andere door telecomgegevens en DNA-sporen die op de plaats delict zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 247 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De vorderingen van benadeelde partijen zijn deels niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen direct verband was tussen de deelname aan de criminele organisatie en de schade die door de inbraken was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19.615003-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende te P.I. Noord - De Grittenborgh, Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. V.G. Smink en van hetgeen door of namens de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
Feit 1 (zaaksdossier 01)
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Ruinerwold, gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de/het pand(en) [adres] heeft weggenomen één of meer geldbedragen en/of boormachines, slijpmachines, schuurmachines, zaagmachines, diverse handgereedschappen, schaafmachines, althans een hoeveelheid gereedschappen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 2 (zaaksdossier 02)
hij op of omstreeks 20 oktober 2010, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] weg te nemen enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot genoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar genoemde woning is gegaan, en/of
- (vervolgens) een tuinhek behorend bij die woning heeft geopend, en/of
- (vervolgens) de tuin van die woning in is gelopen, en/of
- (vervolgens) een sensor van een buitenlamp heeft afgeplakt, en/of
- (vervolgens) een schuifpui van die woning heeft verbroken en/of heeft geopend,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (zaaksdossier 06)
hij op of omstreeks 07 september 2010 te Haaksbergen, gemeente Haaksbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres] weg te nemen enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar dat pand is gegaan, en/of
- (vervolgens, met een breekijzer) een raam heeft opengebroken (althans heeft geprobeerd open te breken),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4 (zaaksdossier 17)
hij op of omstreeks 16 augustus 2010 te Bakkeveen, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres] heeft weggenomen één of meer geldbedragen (totaal € 4.000,-) en/of drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 5 (zaaksdossier 04)
hij op of omstreeks 25 oktober 2010 te Heeg, gemeente Wymbritseradiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand [adres] heeft weggenomen 50 buitenboordmotoren, kleding, een portemonee en/of een generator, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of één of meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 6 (zaaksdossier 05)
hij op of omstreeks 16 september 2010 te Heerhugowaard, gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (2 schuren van) perceel [adres] heeft weggenomen 3 doorslijpers, een buitenboordmotor, een motor uit een grasmaaier, 8 motorzagen, 5 waterpompen en/of een generator, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 7 (zaaksdossier 44)
hij in of omstreeks de periode 01 april 2010 tot en met 25 maart 2011 in de gemeente(n) Midden-Drenthe, De Wolden, Amsterdam en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit het duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen te weten (naast verdachte) de personen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2],
[medeverdachte 3] en/of één of meerdere andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, namelijk
- diefstal in vereniging, door middel van braak, verbreking en/of inklimming (als in
art 311 sub 3, 4 en 5, art 310 SR), en/of
- witwassen van geld en goederen (buit) (als in art 420bis lid 1, sub a en b, SR)
Feit 08 (zaaksdossier 45)
hij in of omstreeks de periode 01 juli 2010 tot en met 25 maart 2011 in de gemeente Amsterdam en/of elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer
geldbedragen, te weten
- € 779,59 op 11 oktober 2010 (ZD 01), en/of
- € 2.226,75 op 09 juli 2010 (ZD 03)
- € 898,35 op 10 september 2010 (ZD 10), en/of
- € 1.508,08 op 12 juli 2010 (ZD 12), en/of
- € 267,90 op 04 augustus 2010 (ZD 15), en/of
- € 903,60 op 06 augustus 2010 (ZD 16), en/of
- € 490,= op 16 augustus 2010 (ZD 17), en/of
- € 1.184,50 op 21 augustus 2010 (ZD 18), en/of
- € 693,43 op 24 augustus 2010 (ZD 19), en/of
- € 396,17 op 27 augustus 2010 (ZD 22), en/of
- € 1.183,80 op 09 augustus 2010 (ZD 27), en/of
- € 744,40 op 17 september 2010 (ZD 35), en/of
- € 1.192,83 op 14 september 2010 (ZD 38), en/of
- € 1.016,10 op 30 juli 2010 (ZD 42),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet (door telkens genoemde bedragen, veelal bestaande uit munten, te storten op een bankrekening ten name van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] en/of vervolgens geld op te nemen van die bankrekeningen), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wisten dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
2. Bewijsmotivering1
2.1. Inleiding
Verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben deel uitgemaakt van een grotere groep personen, van hoofdzakelijk Roemeense afkomst, die in de periode van 1 april 2010 tot en met 31 januari 2011 verbleef in de woning aan de [adres] te Amsterdam. De verdachten worden ervan verdacht in wisselende samenstellingen een groot aantal inbraken en pogingen daartoe te hebben gepleegd in bedrijven - met name horecagelegenheden - en woningen in de periode april 2010 tot en met december 2010. De inbraken waren kennelijk gericht op de diefstal van contante gelden uit gokkasten, kassa's en fooienpotten alsmede computers, gereedschappen, telefoons en andere goederen. Tevens worden verdachte en zijn medeverdachten verdacht van deelname aan een criminele organisatie en van witwassen.
2.2. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte alle hem tenlastegelegde feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
2.3. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit, nu er onvoldoende wettig bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten.
2.4. Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs
2.4.1. Algemene overwegingen met betrekking tot telefoongegevens
De rechtbank overweegt dat het feit dat een bepaalde zendmast wordt aangestraald wel iets zegt over de positie van die telefoon op dat moment, maar niet over de vraag wie op dat moment die telefoon gebruikt. Uit de verklaringen van verdachten is echter gebleken dat elk van de telefoons daadwerkelijk werd gebruikt door degene op wiens of wier naam de betreffende telefoon stond. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat de betreffende telefoons in gebruik waren bij een ander dan verdachte c.q. een van zijn medeverdachten. Die omstandigheid kan, in combinatie met de door technische middelen aangeduide positie van de telefoon, het bewijs opleveren dat het verdachte was die de betreffende telefoon op dat moment hanteerde. Voor zover de mogelijke betrokkenheid van verdachte ter zake een feit slechts blijkt uit de telefoongegevens en hiernaast geen ander wettig bewijs voorhanden is, zal de rechtbank verdachte van dat betreffende feit vrijspreken.
2.4.2. Algemene overwegingen met betrekking tot geplaatste peilbakens
Er zijn peilbakens geplaatst op de Mercedes C220 met kenteken [kenteken] (hierna "de Mercedes") en de BMW met kenteken [kenteken] (hierna "de BMW"). Deze auto's waren in gebruik bij verdachte en zijn medeverdachten. Uit de peilbakengegevens blijkt dat met deze auto's regelmatig grote afstanden zijn afgelegd, waarbij de betreffende auto vertrok vanaf (de omgeving van) het verblijfadres van verdachte en zijn medeverdachten te Amsterdam en ook, dat de betreffende auto op de in de tenlastelegging genoemde data en plaatsen in de directe omgeving is geweest van de verschillende plaatsen delict, op tijdstippen die veelal overeenkomen met tijdstippen waarop de inbraken en pogingen daartoe hebben plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt dat uit het gegeven dat de van een peilbaken voorziene auto in de buurt van een plaats delict is geweest, op zichzelf niet kan worden afgeleid dat de verdachte zelf bij dat feit betrokken is geweest. Wel kan dit gegeven in combinatie met een ander bewijsmiddel waaruit voortvloeit dat verdachte op dat tijdstip op een plaats delict is geweest, leiden tot de gevolgtrekking dat verdachte bij dat betreffende feit betrokken is geweest. Voor zover de mogelijke betrokkenheid van verdachte slechts blijkt uit de peilbakengegevens, zal de rechtbank verdachte van dat betreffende feit vrijspreken.
2.4.3. Medeplegen
De rechtbank constateert dat de feiten tenlastegelegd zijn als medeplegen. Om vast te stellen of sprake is van medeplegen is het noodzakelijk dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer van zijn medeverdachten. De rechtbank gaat er bij de behandeling van de feiten vanuit dat steeds - in wisselende samenstellingen - werd geopereerd door leden van de al eerder genoemde groep die verbleef op het adres aan de [adres] te Amsterdam. De rechtbank zal er, indien zij de betrokkenheid van verdachte bij de volgende feiten bewezen acht, steeds vanuit gaan dat in die gevallen sprake is van een zo nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen.
2.5. Vrijspraak van de feiten 1, 4, 5 en 6
De verdachte dient van het hem onder 1, onder 4, onder 5 en onder 6 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat waaruit zou kunnen blijken dat verdachte op enigerlei wijze bij deze feiten betrokken is geweest, maar dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende wettig bewijs hebben geleverd om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen. De rechtbank verwijst ter motivering naar hetgeen zij hiervoor onder 2.4.1. en 2.4.2. heeft overwogen. De rechtbank overweegt dat met betrekking tot deze feiten de mogelijkheid van een alternatief scenario waarin sprake is van een of meer andere daders, niet is uit te sluiten.
2.6. Ten aanzien van feit 2 (poging woninginbraak d.d. 20 oktober 2010 te Doetinchem)
2.6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit 2 heeft gepleegd. De officier van justitie heeft dit als volgt onderbouwd. Er is aangifte van dit feit gedaan door [slachtoffer 4]. Gebleken is dat de Mercedes op de plaats en het tijdstip van de poging inbraak in de directe omgeving van de plaats delict is geweest. Op de tape waarmee de sensor van de lamp is afgeplakt, is genetisch materiaal aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] is later die avond aangehouden en heeft verklaard dat hij daar samen met verdachte en [medeverdachte 3] was. Dit is door verdachte bevestigd. De telefoons van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben die nacht een zendmast aangestraald op 500 meter van de plaats delict.
2.6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat er onvoldoende wettig bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van dit feit en dat verdachte daarom van dit feit dient te worden vrijgesproken. Zij heeft gesteld dat het enkele feit dat verdachte op de dag van de inbraakpoging vanuit Amsterdam naar Doetinchem is gereden, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
2.6.3. Oordeel van de rechtbank
Op 20 oktober 2010 deed [slachtoffer 4] aangifte van een poging diefstal uit zijn woning te Doetinchem. Aangever hoorde de ijzeren poort aan de voorzijde van zijn woning en hoorde vervolgens een soort plof. Gebleken is dat de schuifpui van zijn woning is beschadigd en dat de sensor van de buitenverlichting is afgeplakt.2 DNA materiaal op het stuk tape waarmee de sensor is afgeplakt komt overeen met het DNA van [medeverdachte 2].3 Uit de telecomgegevens blijkt dat verdachte en diens medeverdachten in de directe omgeving van de plaats delict zijn geweest op het tijdstip van de poging inbraak.4 Verdachte heeft erkend dat hij die nacht met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in Doetinchem is geweest. Hij heeft verklaard dat hij in Doetinchem was om twee vrienden uit Duitsland op te halen.5
De rechtbank acht de verklaring van verdachte met betrekking tot diens aanwezigheid in Doetinchem niet geloofwaardig, gelet op voorgaande overwegingen en in het bijzonder de aanwezigheid van verdachte en diens medeverdachten in de directe omgeving van de plaats delict op het tijdstip van de poging tot inbraak. Gezien voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het hem onder 2 tenlastegelegde feit heeft medegepleegd.
2.7. Ten aanzien van feit 3 (poging bedrijfsinbraak d.d. 7 september 2010 te Haaksbergen)
2.7.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit 3 heeft begaan. De officier van justitie heeft dit als volgt onderbouwd.
Er is aangifte van dit feit gedaan. Bij een politiecontrole in de nacht van de poging tot inbraak zijn in de buurt van de plaats delict onder andere verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] genoteerd. In de auto, die door verdachte werd bestuurd, zijn inbrekerswerktuigen aangetroffen. Werktuigsporen bij het breekraam matchen met het breekijzer dat in de auto van de verdachten is aangetroffen. De telefoons van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben die nacht een zendmast aangestraald in de omgeving van de plaats delict.
2.7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat er onvoldoende wettig bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van dit feit en dat verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. Zij heeft dit verder onderbouwd door te stellen dat de Mercedes waar verdachte in reed, niet op de plaats delict is gezien, terwijl de twee andere auto's, te weten een BMW en een goudkleurige Rover, daar wel zijn gezien.
2.7.3. Oordeel van de rechtbank
Op 7 september 2010 deed [slachtoffer 5] aangifte van een poging inbraak in de nacht van 5 op 6 september 2010 in café [naam] te Haaksbergen. Op 7 september 2010 werd ontdekt dat het raam en het kozijn aanzienlijk beschadigd waren door een koevoet.6 Bij een politiecontrole in de nacht van 5 op 6 september zijn drie auto's gecontroleerd, waaronder de Mercedes die bestuurd werd door verdachte. In de gril van de Mercedes werden twee, zo goed als nieuwe, blauwe breekijzers aangetroffen. Bij de controle werd ook een BMW gecontroleerd waarin onder andere [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zaten. In deze BMW werden eveneens verschillende breekijzers en schroevendraaiers aangetroffen.7 Uit vergelijkend werktuigsporenonderzoek is gebleken dat de afgevormde werktuigsporen op het raamkozijn van café [naam] zijn veroorzaakt met het breekijzer dat is aangetroffen in bezit van verdachte.8 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de groep op doorreis was naar Amsterdam. Hij heeft verklaard dat ze auto's waren wezen kijken in Duitsland en dat ze ongeveer tien minuten zijn gestopt.9
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig nu het breekijzer waarmee dit feit is gepleegd in het bezit van verdachte is aangetroffen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
2.8. Ten aanzien van feit 7 (criminele organisatie)
2.8.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat sprake is geweest van deelname aan een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft zijn standpunt als volgt onderbouwd. Er is sprake van een duurzaam en gestructureerd verband, want:
- de verdachten hebben een langere periode met elkaar aan de [adres] te Amsterdam gewoond;
- zij betaalden gemeenschappelijk de huur van de woning en de kosten van het levensonderhoud;
- zij verwierven inkomsten uitsluitend uit de opbrengst van inbraken;
- zij verdeelden de buit van de meest recente inbraak onder de deelnemende inbrekers;
- zij verkenden de plaats waar men wilde gaan inbreken vooraf;
- zij reden vaak met meerdere voertuigen naar de plaats delict;
- vlak voor, tijdens of vlak na de inbraak hielden zij onderling contact via GSM;
- zij maakten gebruik van tips van andere groepen inbrekers;
- zij gingen bijna elke avond op pad, bij uitzondering bleven zij thuis;
- zij wisten van elkaar dat men op inbrekerspad ging, namelijk met elkaar dan wel met anderen uit het huis aan de [adres].
De officier van justitie acht binnen de criminele organisatie de volgende rollen te onderscheiden:
- auto's aanschaffen en betalen door [medeverdachte 2];
- auto's op naam zetten door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1];
- verzorging en huishoudelijke taken door [medeverdachte 1];
- voorverkenningen en inbraken door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3];
- chauffeuren naar de plaats delict en ophalen van gestolen goederen door verdachte, [medeverdachte 2] en anderen;
- omwisselen van gelden door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1];
- moneytransfer naar Roemenië door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] was er een zekere hiërarchie in de groep.
De gemeenschappelijke doelstelling was om door middel van bedrijfs- en woninginbraken aan geld en goederen te komen.
2.8.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat verdachte geen strafbare feiten heeft gepleegd of op enigerlei wijze betrokken is geweest bij strafbare feiten van anderen en dat verdachte daarom ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van een criminele organisatie. Wanneer de rechtbank tot een ander oordeel komt, dan is de tenlastegelegde periode te ruim bemeten, omdat verdachte pas in augustus 2010 in Nederland is aangekomen en medio januari 2011 is opgepakt.
2.8.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om te kunnen spreken van een criminele organisatie moet er sprake zijn van het plegen van misdrijven in een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. De organisatie moet het oogmerk hebben om misdrijven te plegen waarbij er sprake moet zijn van een bepaalde organisatiegraad en een samenwerkingsverband waar de betrokkenen aan deelnemen of dat zij ondersteunen. Een dergelijk samenwerkingsverband kan ook min of meer toevalligerwijs in de loop van de tijd ontstaan.
Op grond van de aanzienlijke hoeveelheid inbraken en pogingen daartoe, die ten aanzien van verdachte en zijn medeverdachten bewezen kunnen worden verklaard, kan worden vastgesteld dat er gedurende enige tijd - in de periode van 1 april 2010 tot en met 31 december 2010 - een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur heeft bestaan tussen verdachte en zijn medeverdachten. Deze organisatie had het oogmerk om inbraken te plegen in horecagelegenheden, winkels en woningen, waarbij de diefstallen kennelijk gericht waren op het wegnemen van contante gelden uit gokkasten, kassa's en fooienpotten. Ook werden computers, telefoons en andere goederen weggenomen. De organisatie had tevens het oogmerk om de buit te witwassen, zoals ook blijkt uit het hierna onder 2.9. te bespreken feit.
De woning aan de [adres] werd vanaf 1 april 2010 gehuurd op naam van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].10 Deze woning werd kennelijk ook als uitvalsbasis gebruikt, zoals onder andere blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1], die verklaard heeft dat de jongens de meeste avonden weggingen om in te breken. Het waren uitzonderingen dat ze thuis bleven. Het verschilde per week. De ene week gingen ze dagelijks en de andere week minder vaak omdat ze geen zin hadden.11 Die verklaring wordt bevestigd door de getuige [getuige 2] die verklaard heeft dat de jongens van de [adres] elke nacht van huis gingen.12 Ook werd er gebruik gemaakt van verschillende auto's die in verband kunnen worden gebracht met de diverse delicten.
Niet duidelijk is of er sprake is geweest van een zekere hiërarchie. [medeverdachte 1] heeft hierover in eerste instantie verklaard dat niet iemand specifiek de leiding had, maar dat iedereen binnen de groep wel met ideeën kwam.13 Later heeft zij verklaard dat [medeverdachte 2] bovenaan stond en dat zijzelf, verdachte en [medeverdachte 3] daaronder kwamen.14 De verdachten gingen samen op voorverkenning en pleegden vervolgens de inbraken en pogingen daartoe, zij het in wisselende samenstellingen.15 Gelet op de telecomgegevens in het dossier onderhielden de verdachten voorafgaand en tijdens de delicten telefonisch contact met elkaar.16 De verdachten leefden met elkaar in de woning aan de [adres] te Amsterdam van onder meer de opbrengsten uit de delicten. [medeverdachte 1] stortte geregeld geld dat afkomstig was van de inbraken, op een bankrekening. Vervolgens werden deze gelden opgenomen of met moneytransfer naar Roemenië verzonden.17
Nu ten aanzien van verdachte, zoals hierna vermeld, meerdere inbraken en pogingen daartoe bewezen kunnen worden verklaard, die hij heeft gepleegd ten behoeve van de organisatie, is daarmee al zijn deelname aan de organisatie aangetoond. Dat verdachte pas vanaf augustus 2010 in Nederland verbleef doet daar niet aan af.
Overigens overweegt de rechtbank dat ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde medeverdachte [medeverdachte 1] geen bewezenverklaring kan worden uitgesproken, nu haar zaak nog bij de rechtbank aanhangig is.
2.9. Ten aanzien van feit 8 (witwassen)
2.9.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De officier van justitie heeft zijn standpunt als volgt onderbouwd.
Uit de verklaringen van verdachten is gebleken dat zij geen legaal werk en/of inkomen hadden tijdens het verblijf in Nederland, noch dat zij over enig vermogen beschikten dat te gelde gemaakt kon worden. Voorts is gebleken dat de verdachten regelmatig via Western Union grote bedragen naar Roemenië overmaakten; dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] regelmatig kleingeld dat afkomstig was van inbraken omwisselden voor biljetten; dat er regelmatig contant geld op de gemeenschappelijke eettafel lag, dat van de inbraken afkomstig was; dat van het geld van de inbraken de huur van de woning en de gemeenschappelijke boodschappen werden betaald en dat van dat geld ook kleding werd gekocht; dat diverse auto's zijn aangeschaft, gebruikt en onderhouden van het geld dat afkomstig was van de inbraken.
2.9.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om dit feit bewezen te kunnen verklaren.
2.9.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de geldbedragen zoals omschreven in de tenlastelegging in de periode 1 juli 2010 tot en met 1 november 2010 gestort zijn op rekeningen op naam van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
De rechtbank overweegt dat deze stortingen telkens gedaan zijn op de dag na een gepleegde inbraak en dat de bedragen die gestort zijn telkens (nagenoeg) overeenkomen met de bij die inbraken weggenomen bedragen.18 De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] hierover heeft verklaard dat zij telkens de (munt)gelden die bij een inbraak waren buitgemaakt op een bankrekening stortte om vervolgens dit geld weer op te nemen.19
De verklaring van [medeverdachte 1] wordt bevestigd door de getuigen [3] en [4], beiden werkzaam bij het ING bankfiliaal te Amsterdam waar de stortingen en opnames plaatsvonden. Deze getuigen herkennen [medeverdachte 1] als de vrouw die geregeld stortingen van muntgeld heeft gedaan.20,21
[medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat zij het geld nadat ze dat had gepind op tafel legde en dat de jongens het geld dan verdeelden. Ook betaalde men van dit geld de boodschappen.22 Alle bewoners van de woning aan de [adres] profiteerden op deze manier van de opbrengsten van de inbraken. Overigens is niet gebleken van andere (legale) inkomsten van verdachte. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten door zo te handelen als hiervoor is beschreven, de herkomst van het geld dat bij inbraken is buitgemaakt, hebben verhuld en dat zij dat geld hebben overgedragen en omgezet.
2.10. Resumé
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de hem onder 2, onder 3, onder 7 en onder 8 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2 (zaaksdossier 02)
hij op 20 oktober 2010, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning [adres] weg te nemen enig goed en/of geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 4] en zich daarbij de toegang tot genoemde woning te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen/geld onder hun bereik te brengen door middel van braak,
met een of meer van zijn medeverdachten,
- naar genoemde woning is gegaan, en
- vervolgens een tuinhek behorend bij die woning heeft geopend, en
- vervolgens de tuin van die woning in is gelopen, en
- vervolgens een sensor van een buitenlamp heeft afgeplakt, en
- vervolgens een schuifpui van die woning heeft verbroken en heeft geopend,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (zaaksdossier 06)
hij op 06 september 2010 te Haaksbergen, gemeente Haaksbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het pand [adres] weg te nemen enig goed en/of geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 5] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen/geld onder hun bereik te brengen door middel van braak met een of meer van zijn medeverdachten,
- naar dat pand is gegaan, en
- vervolgens, met een breekijzer een raam heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 7 (zaaksdossier 44)
hij in de periode 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010 in de gemeenten Midden-Drenthe, De Wolden, Amsterdam en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit het duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen te weten naast verdachte de personen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- diefstal in vereniging, door middel van braak, verbreking en inklimming (als in
art 311 sub 3, 4 en 5, art 310 SR), en/of
- witwassen van geld en goederen (buit) (als in art 420bis lid 1, sub a en b, SR);
Feit 08 (zaaksdossier 45)
hij in de periode 1 augustus 2010 tot en met 1 november 2010 in de gemeente Amsterdam en elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, één of meergeldbedragen, te weten
- € 779,59 op 11 oktober 2010 (ZD 01), en
- € 2.226,75 op 09 juli 2010 (ZD 03), en
- € 898,35 op 10 september 2010 (ZD 10), en
- € 1.508,08 op 12 juli 2010 (ZD 12), en
- € 267,90 op 04 augustus 2010 (ZD 15), en
- € 903,60 op 06 augustus 2010 (ZD 16), en
- € 490,= op 16 augustus 2010 (ZD 17), en
- € 1.184,50 op 21 augustus 2010 (ZD 18), en
- € 693,43 op 24 augustus 2010 (ZD 19), en
- € 396,17 op 27 augustus 2010 (ZD 22), en
- € 1.183,80 op 09 augustus 2010 (ZD 27), en
- € 744,40 op 17 september 2010 (ZD 35), en
- € 1.192,83 op 14 september 2010 (ZD 38), en
- € 1.016,10 op 30 juli 2010 (ZD 42),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet (door telkens genoemde bedragen, veelal bestaande uit munten, te storten op een bankrekening ten name van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] en vervolgens geld op te nemen van die bankrekeningen), terwijl hij, verdachte, en zijn medeverdachten wisten dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
4. Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Ter zake feit 2
Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevinden, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben willen verschaffen door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 lid 1 onder 3, 4 en 5 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 3
Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd door twee of meer verenigde personen die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevinden, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben willen verschaffen door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 7
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 8
Witwassen,
strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
5. Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
6. Strafmotivering
6.1. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht van de op te leggen gevangenisstraf.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit.
6.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake een misdrijf is veroordeeld.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een groot aantal inbraken en pogingen hiertoe, gepleegd in een langere periode en verspreid over een groot gedeelte van Nederland. Ook hebben zij zich schuldig gemaakt aan witwassen en hebben zij deelgenomen aan een criminele organisatie. Verdachte is bij een inbraak en twee pogingen daartoe betrokken geweest. Bij die feiten zijn grote vernielingen aangericht. De betrokkenen zullen de nodige kosten hebben moeten maken om de ontstane braakschade te repareren. Doordat de inbraken door de organisatie midden in de nacht in horecagelegenheden, winkels en woningen hebben plaatsgevonden, hebben de bewezenverklaarde feiten ook psychische en emotionele gevolgen gehad voor de benadeelden. Dit blijkt ook duidelijk uit de verschillende verklaringen van aangevers en benadeelde partijen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun handelen, naast materiële schade en overlast, ook grote gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaakt. De rechtbank rekent dit de verdachten zwaar aan.
De rechtbank is op grond van de ernst van de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is voor deze verdachte.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal voorts uitgaan van de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor zover de op te leggen gevangenisstraf betrekking heeft op het witwassen en de deelname aan een criminele organisatie zal de rechtbank volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
7. Ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken].
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte de Volkswagen Golf niet heeft gebruikt voor criminele activiteiten en dat deze derhalve niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de Volkswagen Golf niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het is niet aannemelijk geworden dat met betrekking tot dit voorwerp een strafbaar feit is begaan of is voorbereid.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslaggenomen Volkswagen Golf, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
8. De benadeelde partijen
8.1. Gevoegde benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd:
1. [b.p. 1], voor een bedrag van € 2.810,- (ZD 15);
2. [b.p. 2], voor een bedrag van € 472,25 (ZD 4A);
3. [b.p. 3], voor een bedrag van € 3.924,40 (ZD 43);
4. [b.p. 4], voor een bedrag van € 5.120,- (ZD 26);
5. [b.p. 5], voor een bedrag van € 2.484,07 (ZD 03);
6. [b.p. 6], voor een bedrag van € 3.990,- (ZD 27);
7. [b.p. 7], voor een bedrag van € 1.857,08 (ZD 19);
8. [b.p. 8], voor bedragen van € 540,- en € 2.857,05 (ZD 17);
9. [b.p. 9], voor een bedrag van € 26.450,- (ZD 41);
10. [b.p. 10], bedrag onbekend;
11. [b.p. 11], voor een bedrag van € 1.980,70 (ZD 13);
12. [b.p. 12], voor een bedrag van € 38.323,- (ZD 04);
13. [b.p. 13], voor een bedrag van € 2.268,- (ZD 30);
14. [b.p. 14], voor een bedrag van € 295,-;
15. [b.p. 15], voor een bedrag van € 5.326,- (ZD 35);
16. [b.p. 16], voor een bedrag van € 2.865,- (ZD 34);
17. [b.p. 17], voor een bedrag van € 1.229,- (ZD 46);
18. [b.p. 18], voor een bedrag van € 6.317,- (ZD 4A);
19. [b.p. 19], voor een bedrag van € 550,- (ZD 24);
20. [b.p. 20], voor een bedrag van € 1.800,- (ZD 42);
21. [b.p. 21], voor een bedrag van € 1.605,- (ZD 01);
22. [b.p. 22], voor een bedrag van € 1.250,- (ZD 01);
23. [b.p. 23], voor een bedrag van € 6.241,87 (ZD 40).
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
8.2. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de ontstane schade van de benadeelde partijen in zodanig verband staat met de verweten deelname aan een criminele organisatie dat de vorderingen van alle benadeelde partijen behandeld dienen te worden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [23], [5], [8] (voor een bedrag van € 2.857,-), [9], [12], [15] en [16] hoofdelijk zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [22], [21] en [4] niet ontvankelijk te verklaren nu deze niet voldoende zijn onderbouwd.
8.3. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verweten deelname aan een criminele organisatie en de gepleegde diefstallen niet in zodanig verband met elkaar staan dat hierdoor de hiervoor genoemde schade is ontstaan. Om die reden dienen de vorderingen van de benadeelde partijen die niet in verband kunnen worden gebracht met een expliciet in de dagvaarding opgenomen feit, niet ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging heeft voorts algehele vrijspraak bepleit en verzoekt daarom de benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
8.4. Beoordeling
8.4.1.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de bewezenverklaarde deelname van verdachte aan een criminele organisatie en de gepleegde diefstallen in zodanig verband met elkaar staan dat hierdoor door verdachte aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank zal de benadeelde partijen genoemd onder nummer 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 (voor zover zijn vordering betrekking heeft op de inbraak van 22 juli 2010), 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23 dan ook niet ontvankelijk verklaren. Zij kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.4.2.
Met betrekking tot de volgende benadeelde partijen acht de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen en zij kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
- [b.p. 12];
- [b.p. 8];
- [b.p. 21];
- [b.p. 22].
9. Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
10.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, onder 4, onder 5 en onder 6 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, onder 3, onder 7 en onder 8 zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 247 dagen.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto Volkswagen Golf, met het kenteken [kenteken].
Benadeelde partijen
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen:
- [b.p. 1];
- [b.p. 2];
- [b.p. 3];
- [b.p. 4];
- [b.p. 5]
- [b.p. 6];
- [b.p. 7];
- [b.p. 8];
- [b.p. 9];
- [b.p. 10];
- [b.p. 11];
- [b.p. 12];
- [b.p. 13];
- [b.p. 14];
- [b.p. 15];
- [b.p. 16];
- [b.p. 17];
- [b.p. 18];
- [b.p. 19];
- [b.p. 20];
- [b.p. 21];
- [b.p. 22];
- [b.p. 23],
-
niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. H. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 september 2011, zijnde mr. H. de Wit buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna een proces-verbaal wordt aangehaald, betreft dit steeds een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met nummer 04BMC100014, betrekking hebbend op onderzoek "[naam]", met bijlagen en aanvullingen, d.d. 6 juli 2011.
2 P-V aangifte [slachtoffer 4], nummer PL0641 2010154848-1, d.d. 20 oktober 2010, p. 7232 e.v.
3 Proces-verbaal van sporenonderzoek proces-verbaalnummer PL0660 2010154848-17, d.d. 20 oktober 2010, p. 7264 e.v. en NFI-Rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van verdachte, d.d. 10 mei 2011, p. 565 e.v.
4 Proces-verbaal Zaaksdossier ZD-002, d.d. 15 april 2011, p. 7172 e.v., in het bijzonder p. 7180-7186.
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
6 P-V aangifte [slachtoffer 5], nummer PL05FA 2010081123-1, d.d. 7 september 2010, p. 7915 e.v.
7 P-V bevindingen, nummer PL05GH 2010080578-2, d.d. 6 september 2010, p. 7923 e.v.
8 P-V bevindingen, nummer PL10RO 2010076416-5, d.d. 15 maart 2011, p. 7983 e.v.
9 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], proces-verbaalnummer GET-027, p. 10562 e.v.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-10, d.d. 6 april 2011, p. 1657 e.v., in het bijzonder p. 1662.
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], proces-verbaalnummer GET-023. p. 10581 e.v., in het bijzonder p. 10584.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-04, p. 1598 e.v., in het bijzonder p. 1602.
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-15, p. 1717 e.v., in het bijzonder p. 1722.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-15, p. 1717 e.v., in het bijzonder p. 1721 tot en met 1723.
16 Proces-verbaal betreffende contacten vanuit historische gegevens, proces-verbaalnummer 04BMC10014-104, d.d. 20 juni 2011, houdende de bevindingen van de verbalisant [verbalisant], p. 10611 tot en met 10634.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-04, p. 1598 e.v., in het bijzonder p. 1600 en 1601.
18 Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer AF-098, d.d. 14 juni 2011, p. 10865 e.v.
19 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-04, p. 1598 e.v., in het bijzonder p. 1600 en 1601.
20 Proces-verbaal van verhoor getuige [3], proces-verbaalnummer GET-014-01, d.d. 8 december 2010.
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [4], proces-verbaalnummer GET-07, d.d. 18 november 2010.
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaalnummer 04BMC10014-V002-04, p. 1598 e.v., in het bijzonder p. 1600 en 1601.
??
??
??
??
Parketnummer: 19.615003-11
Uitspraak d.d.: 27 september 2011 17
vonnis