zaaknummer / rolnummer: 82236 / HA ZA 10-752
Vonnis van 14 september 2011
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Zwolle,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A. Kerkdijk te Zwolle,
1. de besloten vennootschap
STARGLASS B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C.M. BEHEER B.V.,
beiden gevestigd te Emmen,
3. [GEDAAGDE SUB 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. Chr. Nome te Nijmegen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk Univé, Starglass, Beheer en [gedaagde sub 3].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 maart 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2011,
- het proces-verbaal van descente en voortzetting comparitie van 22 augustus 2011,
- de ingebrachte stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
De rechtbank legt in het licht van de door de rechtbank toegepaste rechtsregels de navolgende feiten ten grondslag aan haar beslissing, voor zover bij de beoordeling niet nog feiten worden vastgesteld:
2.1. Beheer en [gedaagde sub 3] zijn respectievelijk direct en indirect bestuurder van Starglass. Starglass maakt haar bedrijf van het repareren van autoruiten. In het verleden deed zij dit op grote schaal in Nederland, vooral bij supermarkten en winkelcentra. Zij valt onder de categorie van de zogeheten parkeerplaatsreparateurs.
2.2. Starglass streefde naar een vakkundige uitvoering van de reparaties. Een vakkundige reparatie van een breukje of scheurtje in de ruit kan namelijk voorkomen dat door de aanwezigheid van die breuk of scheur later ernstiger schade optreedt.
De kosten van reparatie van de breuk of scheur zijn beduidend lager dan de kosten van het later moeten verhelpen van ernstiger schade, omdat dan vaak een nieuwe autoruit worden aangebracht. De kosten voor een nieuwe ruit vallen aanzienlijk hoger uit dan de 70 euro die het repareren van een breuk of scheur gemiddeld kost.
Zogeheten pitjes in de ruit (oppervlakkige beschadigingen), vallen hier niet onder. Deze hebben niet de potentie om uit te groeien tot ernstiger gebreken. Als dergelijke putjes worden opgevuld, dan spreekt de branche over pitfill.
2.3. Verzekeringsmaatschappijen hebben belang bij tijdige en vakkundige reparaties van breukjes en scheurtjes. Dit voorkomt dat zij later kostbaarder schades moeten vergoeden. Voorwaarde is wel dat dit onder de dekking van de verzekering valt. Pitfill is geen verzekerde reparatie.
2.4. Starglass zette op parkeerplaatsen één of meer partytenten neer. Haar medewerker wierven daar actief reparatie-opdrachten door mensen te wijzen op gebreken die volgens haar gerepareerd moesten worden om ernstiger schade te voorkomen. Ter plaatse werd dan onder de partytent aan de ruit gewerkt door een harsemulsie in en op te brengen waar dit volgens Starglass noodzakelijk was.
2.5. Over de betaling voor die activiteit staat het volgende vast.
2.6. De algemene rechtsregel is dat de klant Starglass moet betalen voor de reparatie. Hij kan dit vervolgens in zijn hoedanigheid van verzekerde claimen bij de verzekeraar. De verzekerde behoeft daarvoor geen toestemming van de verzekeraar voorafgaande aan de opdracht tot reparatie. Wel loopt hij dan het risico dat een afwijzing door de verzekeraar volgt als het om een niet-verzekerde schade gaat.
De praktijk heeft dit ondervangen. Bij de reparateurs is bekend welke normen gelden om te spreken van een verzekerde schade die door Univé zal worden vergoed.
Centraal staat hierbij de volgende omschrijving van de verzekerde schade: ‘Breuken of barsten van voor-, zij-, achter- en panoramische ruiten en zonnedaken’. Ook wel omschreven tegenover de rechtbank als ‘breuk, scheur, koeienoog, ster, barst, of combinatie hiervan’.
2.7. Starglass kende deze norm. Dit is nog eens bevestigd in een gesprek met de directeur van Starglass op 7 april 2009. Tussen Starglass en Univé is hiervan een akte opgemaakt met onder meer de volgende afspraken:
'Er worden alleen echte ruitschades gerepareerd. Oppervlakkige beschadigingen -pitfills- worden niet in rekening gebracht'.
Deze afspraken pasten in de praktijk die tussen Starglass en Univé was ontstaan.
Het is er mee begonnen dat de medewerkers van Starglass potentiële opdrachtgevers vroegen of de auto voor ruitbreuk was verzekerd. Bleek dit het geval te zijn en was Univé de verzekeraar, dan werd verteld of de betreffende reparatie onder die verzekering viel. Als dat volgens Starglass het geval was en als het tot een reparatie-opdracht kwam, dan liet de betreffende medewerker van Starglass de opdrachtgevers, tevens verzekerde van Univé, een akte ondertekenen met gegevens voor Univé.
Daarnaast bevatte de akte een vastlegging van een cessie tussen Starglass en de opdrachtgever. De strekking daarvan was dat de verzekerde zijn claim op Univé overdroeg aan Starglass.
Die praktijk leidde tot onder meer een afspraak tussen Univé en Starglass dat voor een reparatie van een breuk of barst € 71,40 inclusief btw zou worden vergoed.
2.8. Starglass heeft duizenden cessies gerealiseerd. Univé heeft de betreffende vorderingen geaccepteerd. Van week 35 in 2009 tot week 9 in 2010 heeft Univé € 506.036,20 aan Starglass betaald voor 7000 claims.
2.9. Univé ging hierbij steeds uit van de betrouwbaarheid van haar verzekerde en van de juistheid van de door die verzekerde ondertekende verklaring over de schade en de reparatie door Starglass.
Univé stelt hierover het volgende:
“Nadat Starglass enige tijd autoruitenreparaties bij klanten van Univé had uitgevoerd, ontving Univé diverse klachten over de werkzaamheden die door Starglass werden uitgevoerd. Deze klachten waren afkomstig van verzekerden van Univé naar aanleiding van een bevestiging die Univé aan haar verzekerden stuurde, inhoudende dat de kosten van de autoruitreparatie door Univé aan Starglass waren betaald.
Verzekerden van Univé klaagden over het feit dat zij niet bekend waren met het feit dat de reparatie geld kostte (dit was hen niet medegedeeld, althans niet duidelijk genoeg). Bovendien klaagden de verzekerden van Univé over het feit dat zij de vergoeding van
€ 71,40 wel erg hoog vonden voor de reparatie van een kleine en oppervlakkige beschadiging van de autoruit.”
2.10. Deze klachten hebben Univé gebracht tot het onder 2.7 vermelde onderhoud met Starglass op 7 april 2009.
2.11. Bijna een jaar later, in maart 2010, werd Univé door het Verbond van Verzekeraars gewaarschuwd voor toenemende fraude met betrekking tot autoruitreparaties. Univé vernam rond die datum ook dat andere verzekeraars specifiek de praktijk van Starglass onderzochten.
Daarop is Univé een onderzoek gestart naar die praktijk door het inschakelen van extern onderzoeksbureau, Autoglas Auditors Nederland.
Voor dit bureau heeft de heer [medewerker van A.A.N.] twee onderzoeken gedaan. De verslagen van die onderzoeken zijn ingebracht als bewijsmateriaal.
2.12. De heer [medewerker van A.A.N.] heeft eerst 24 recente gevallen onderzocht. Hij heeft alle 24 verzekerden van Univé persoonlijk gesproken om navraag te doen naar wat zij zich herinnerden van de gang van zaken op de parkeerplaats. Hij concludeerde dat in 17 gevallen pitfills waren gedeclareerd.
2.13. Deze uitkomst is aanleiding geweest voor een vervolgonderzoek in voormelde 7000 gevallen.
De heer [medewerker van A.A.N.] heeft de dossiers van die 7000 gevallen van Univé gekregen. Uit die stapel heeft hij a-select 111 dossiers gehaald. Hij heeft die dossiers onderzocht, alle 111 verzekerden gesproken en alle 111 ruiten bekeken. Het resultaat was ruwweg gelijk aan de uitkomst van het eerste onderzoek: volgens de heer [medewerker van A.A.N.] is in 72,9% van de gevallen onterecht gedeclareerd.
Alle gegevens van de 111 gevallen zijn integraal als bewijsmateriaal overgelegd.
2.14. Univé heeft conservatoir beslag gelegd onder Starglass. Dit is opgeheven nadat een bankgarantie was afgegeven.
Univé heeft Starglass aangesproken tot terugbetaling van hetgeen volgens haar onterecht is gedeclareerd. Dit is geweigerd. Univé is vervolgens overgegaan tot dagvaarding.
3. De vordering in conventie
Univé vordert dat de rechtbank moge behagen om bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. te verklaren voor recht dat Starglass toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Univé dan wel dat Starglass onrechtmatig jegens Univé heeft gehandeld dan wel dat Starglass onrechtvaardig is verrijkt ten opzichte van Univé alsmede voor recht te verklaren dat Beheer en [gedaagde sub 3] onrechtmatig jegens Univé hebben gehandeld;
II. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn gekweten, te veroordelen om aan Univé tegen behoorlijk bewijst van kwijting een schadevergoeding te betalen groot € 378.627,78, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, subsidiair ex artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn gekweten, te veroordelen om aan Univé tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde € 5.160,00;
IV. gedaagden hoofdelijk, des de een betaalt de ander zal zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van het beslag daaronder begrepen
Subsidiair:
I. Starglass te veroordelen om aan Univé tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag ad € 367.382,28 uit hoofde van onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, subsidiair ex artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Starglass te veroordelen om aan Univé tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde € 16.405,50;
III. Starglass te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
4. De vordering in reconventie
Starglass heeft bij conclusie van eis in reconventie gevorderd dat het de rechtbank moge behagen om Univé te veroordelen tot betaling van € 156.689,40 en € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Univé in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening.
5. De overwegingen in conventie
5.1. Univé legt aan de terugvordering van de volgens haar onterecht aan Starglass betaalde bedragen ten grondslag dat Starglass ten opzichte van haar wanprestatie heeft gepleegd, dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd, dan wel zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt, dan wel dat Univé onverschuldigd heeft betaald.
Starglass betwist dit en stelt feiten die haar betwisting moeten dragen. Daarbij heeft zij haar standpunt in de loop van de procedure bijgesteld. Waar zij aanvankelijk stelde dat het er om ging of haar klanten tevreden zijn (conclusie van antwoord onder 4 t/m 7), heeft zij dit rechtens irrelevante standpunt niet herhaald bij de behandeling ter zitting. Haar aanvankelijk ingenomen standpunt dat ook een pitfill verzekerde schade is (conclusie van antwoord onder 8), heeft zij eveneens -terecht- achterwege gelaten.
5.2. Zich beperkend tot de gestelde grondslagen wanprestatie en onrechtmatige daad, oordeelt de rechtbank dat Univé is belast met het bewijs van de feiten die dit kunnen constitueren.
In beide gevallen gaat het er dan om of Univé is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat Starglass over week 35 in 2009 tot week 9 in 2010 vorderingen op Univé heeft voorgewend en ingediend die niet bestonden. Volgens Univé bestond slechts tegen de 30% van de toen ingediende vorderingen.
Starglass stelt daarentegen dat alle door haar ingediende vorderingen bestonden. Alle 7000 vorderingen betroffen reparaties die haar klant als verzekerde van Univé bij Univé kon claimen, omdat het reparaties van verzekerde schades betrof.
Geconfronteerd met de rapporten van de heer [medewerker van A.A.N.] stelt zij dat de steekproef geen bewijs oplevert omdat dit te weinig gevallen betreft en dat hooguit in 24 en 111 van de 7000 gevallen de betaling teruggevorderd mag worden.
5.3. Ter zitting van 15 juni 2011 heeft de rechtbank navraag gedaan bij de heer [medewerker van A.A.N.] over zijn onderzoek. Deze heeft als volgt verklaard:
'De onderzochte facturen zijn aangeleverd over een lange periode. Van iedere maand heb ik heb de totale facturen per maand gehad. Het selecteren per maand is willekeurig geschied door facturen uit de stapel te pakken. Ik pak een factuur, bel mensen en als ik een afspraak kon maken, dan stond dat. Ook als mensen tevreden waren, want op dat oordeel zijn wij niet afgegaan. Je kunt niet van de verzekerde uitgaan. De aard van de breuk, daar ging het om. Alle afspraken zijn doorgegaan. Ook daar is niet in geselecteerd. Er zijn 135 afspraken gemaakt en die zijn afgelopen. Daarvan is afzonderlijk steeds een rapportje opgemaakt en dat hebben de mensen getekend. Aan de hand daarvan kwam er uit dat 72,9 procent geen breuk of scheur was. Terwijl er wel een breuk gefactureerd was. Als ik bijvoorbeeld een dubbel aantal reparaties had moeten beoordelen, dan zou dat niet hebben uitgemaakt en was ik tot een zelfde percentage gekomen. Voor een andere verzekeraar heb ik namelijk ook 244 reparaties bekeken, en ook uit dat onderzoek kwam een soortgelijk percentage naar voren. Dat is een redelijke constante. De kosten per te onderzoeken geval zijn
€ 70.00. Het had dus niet uitgemaakt, ook als we ze allemaal hadden bekeken, dan had dat hooguit een procent meer of minder opgeleverd. Het ontloopt elkaar dus niet veel, een procent of twee'.
5.4. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van deze verklaring. Deze maakt duidelijk dat inderdaad een aselecte steekproef is uitgevoerd. Het aantal onderzochte gevallen en de gelijkheid van de bevindingen is ruimschoots voldoende om de uitkomst maatgevend te achten voor alle gevallen.
5.5. Starglass heeft de bevindingen van de heer [medewerker van A.A.N.] bij conclusie van antwoord ook nog als volgt bestreden:
“Starglass heeft in eerste instantie TNO te Delft benaderd met het verzoek om de rapportages als door Univé gepresenteerd op juistheid te willen controleren. TNO heeft de kwestie doorverwezen naar TUV-Rheinland Onderzoekingen te Eindhoven daar dit bureau voor zover bekend in Nederland als een van de weinigen (samen met het Zuid Nederlands Expertisebureau) gespecialiseerd is in het doen van specialistische metingen met betrekking tot glasbeschadigingen en de reparaties daarvan.”
“Starglass biedt uitdrukkelijk aan een schriftelijke verklaring daaromtrent afgegeven door TUV in het geding te brengen.”
“Vervolgens heeft Starglass het onafhankelijke expertisebureau het Zuid Nederlands Expertisebureau (ver te noemen ZNEB) verzocht om contra expertise te willen uitvoeren naar aanleiding van de door Univé gepresenteerde rapportage en daarover ook zelfstandig te willen rapporteren. Starglass heeft bewust gekozen voor in ieder geval een onafhankelijk expertisebureau dat, anders dan A.A.N., gecertificeerd is, bekend is in de markt, en ook bekend is met de kwestie van glasherstel. Starglass heeft het bureau ZNEB verzocht om in ieder geval ook een aantal van de in de expertiserapporten genoemde particulieren te bezoeken en de gerepareerde autoruiten te willen controleren. Daarbij heeft ZNEB ervor gekozen om vooral die particulieren te benaderen waarbij de autoruitschade volgens de rapportage van A.A.N. slecht hersteld zou zijn.
De onderzoekingen van het ZNEB worden als productie 4 in het geding gebracht. Uit het expertiserapport van ZNEB blijkt, dat er, in tegenstelling tot de onderzoeken als uitgevoerd door AAN, in het geheel geen sprake is van reparaties die niet goed zouden zijn uitgevoerd of reparaties waarbij niet conform de normen is gehandeld.:”
5.6. De rechtbank heeft geconstateerd dat de stellingen niet werden gestaafd met een bijgevoegd rapport van TNO, hoewel Starglass zich op TNO beroept ter betwisting van de bevindingen van de heer [medewerker van A.A.N.]. Starglass heeft daarop als volgt gereageerd:
'We hebben zelf twee experts ingeschakeld. De tweede, TNO, was niet tijdig klaar met haar rapport ... TNO heeft ook veel meer ruiten onderzocht. Wanneer TNO is begonnen, weet ik zo niet, vermoedelijk waarschijnlijk kort na het uitbrengen van de dagvaarding...Het laatste contact met TNO is van anderhalve maand geleden, het concept was klaar. Ik heb daar kritiek op geleverd, onder meer dat een groter aantal onderzocht moest worden. Ik heb wel een concept rapport, dat zou ik kunnen indienen.'
De rechtbank heeft daarop uitgesproken dat zij het rapport van TNO wil hebben. Starglass heeft toegezegd dit binnen twee weken te zullen indienen. Dat is niet geschied. Starglass heeft dit nagelaten omdat volgens haar TUV dergelijke onderzoeken in samenwerking met TNO doet en 'er niet in slaagt om achteraf en conform de opdracht van mijn cliënte (Starglass, rb.) vast te stellen of de onderzoeksresultaten van A.A.N. juist zijn of niet.'. Als motivering is gegeven dat dit te kostbaar is.
5.7. De rechtbank concludeert dat tegenover het rapport van de heer [medewerker van A.A.N.] (van A.A.N.) uitsluitend het rapport is ingebracht van ZNEB, dat grotendeels uitgaat van de hier niet relevante normen en derhalve voor dat deel geen gewicht in de schaal legt.
De strijd is daarmee echter niet beslist.
Starglass, gesteund door ZNEB, stelt dat het rapport van de heer [medewerker van A.A.N.] geen bewijs oplevert van het feit dat zij reparaties heeft uitgevoerd die niet verzekerd waren. Alle pitfills die volgens de heer [medewerker van A.A.N.] door hem zijn geconstateerd waren ooit breuk, scheur, koeienoog, ster, barst, of combinatie hiervan. Die gebreken zijn zo deskundig gerepareerd dat er nog slechts een pitfill zichtbaar blijft. Als de heer [medewerker van A.A.N.] zo veel pitfills heeft gezien als hij zegt, dan zegt dat dus niets over wat er aan de hand was voordat Starglass zich over de ruit ontfermde. De foto's die zijn overgelegd zijn wat dit betreft al helemaal niet geschikt als bewijs nu op ongeveer 30 cm afstand is gefotografeerd, zodat nog minder te zien is of er ooit een breuk, scheur, koeienoog, ster, barst, of combinatie hiervan aanwezig was.
5.8. Deze bij de conclusie van antwoord ingenomen stelling heeft Univé er toe gebracht aanvullend bewijsmateriaal aan de rechtbank voor te houden.
Ter zitting is een ruitje getoond waarin de rechtbank volgens de heer [medewerker van A.A.N.] zowel een gerepareerde breuk/scheur kon zien, als een pitfill.
De rechtbank heeft dat inderdaad waargenomen en heeft uitgesproken wat zij ziet. Daarop heeft ook Starglass door haar directeur (tevens gedaagde) en haar advocaat dezelfde waarneming gedaan.
Op de vraag van de rechtbank of de zaak hiermee is beslist, is ontkennend gereageerd. Volgens Starglass is het ruitje niet maatgevend.
Het proces-verbaal bevat -verkort- de volgende verhandeling:
'Dat is heel slecht en dat kan ik beter. Mijn mensen doen dat niet; zo een breuk repareren, dan kun je het achteraf natuurlijk zien. Maar als ik het doe niet; meestal niet.
Mr. Lennaerts: [medewerker van A.A.N.] heeft dus slecht gerepareerd zegt u?
[medewerker van A.A.N.]: Ik wil wel een breuk in de ruit schieten van de auto van [gedaagde sub 3]. Als [gedaagde sub 3] dat kan repareren zodat achteraf niet vast te stellen is dat het een breuk was, dan kan ik met een gerust hart zeggen dat er dan niets betaald hoeft te worden, omdat hem dat niet lukt. Het is fysisch onmogelijk, er is altijd een verschillende lichtbrekingsindex.
Mr. Lennaerts: In de praktijk uitproberen, dan maar? .. Voelt u daar iets voor meneer [gedaagde sub 3]?
[gedaagde sub 3]: De inslagpunt blijft zichtbaar, de breuklijn niet. Het enige wat je van mij mag zien is een pitfill. Wat u laat zien, meneer [medewerker van A.A.N.] is een lachertje, met alle respect. Uw rapport is slecht en het slaat nergens op. ..
Ik ben bereid om aan te tonen dat het knap moeilijk is om achteraf het begin vast te stellen. Wellicht is het wat als onze expert daar ook bij is.
Mr. Lennaerts: Kunt u daar praktisch gezien afspraken over maken op de gang? U doet het dan gezamenlijk. Ik zou het dan moeten zien als [medewerker van A.A.N.] gelijk heeft. Dat lijkt me dan voldoende ondersteuning voor zijn rapport op het punt waar Starglass B.V. c.s. dit nu bestrijdt.
[medewerker van A.A.N.]: Je kunt het zien, met de loep altijd.'
5.9. Nadat partijen hadden uitgesproken dat zij gezamenlijk een praktijkproef zullen organiseren, heeft de rechtbank besloten dat dit zal geschieden op een vervolgzitting tijdens een descente van de rechtbank.
5.10. De descente is gehouden op 22 augustus 2011. Aldaar is de situatie nagebootst die zich voordeed op de parkeerterreinen. Er stonden twee auto's onder partytenten: een Mercedes aangebracht door Univé, en een Audi aangebracht door Starglass. Aanwezig was een door Starglass aangewezen reparateur uit Duitsland. De reparateur heeft verklaard dat hij een expert is en dat hij de medewerkers van Starglass cursussen gaf.
5.11. Voorafgaand aan de proef heeft de rechtbank de directeur van Starglass', [gedaagde sub 3], voorgehouden wat hij tegenover de rechtbank had gesteld: 'De inslagpunt blijft zichtbaar, de breuklijn niet. Het enige wat je van mij mag zien is een pitfill. Wat u laat zien, meneer [medewerker van A.A.N.] is een lachertje, met alle respect. Uw rapport is slecht en het slaat nergens op. ..
Ik ben bereid om aan te tonen dat het knap moeilijk is om achteraf het begin vast te stellen.'
[gedaagde sub 3] heeft daarop verklaard dat hij hier nog steeds achter staat.
5.12. Het proces-verbaal bevat de volgende bevindingen van de rechtbank tijdens de descente:
'De rechter geeft aan dat er zowel op de ruit van de Mercedes als op de ruit van de Audi twee breuken moeten worden aangebracht.
Op aangeven van mr. Nome worden eerst een aantal beschadigingen in de autoruit van de Mercedes gemaakt.
Dit geschiedt met een kogeltje dat met een elastiek op de autoruit wordt (af-)geschoten. Er wordt gebruik gemaakt van een groter en een kleiner kogeltje.
Partijen bepalen vervolgens in overleg welke breuken worden gerepareerd. De rechter gaat hier mee akkoord. Hierop gaat de door Starglass B.V. c.s. ingeschakelde (Duitse) reparateur tot herstel over. ..
De rechter vraagt of de tweede auto gereed kan worden gemaakt.
[gedaagde sub 3] geeft aan dat hij dat zelf wil doen. Wat de rechter betreft kan dit met dezelfde stelligheid als de wijze waarop door hem wordt geprocedeerd.
[gedaagde sub 3] brengt vervolgens een aantal beschadigingen aan op de autoruit van zijn auto. Dit geschiedt met behulp van een soort van schietpen. Ditmaal wijst de rechter, na consultatie van partijen, zelf de twee beschadigingen aan die hersteld moeten worden. Volgens [gedaagde sub 3] zijn het wel schades die zijn bedrijf repareert, maar meestal waren ze geringer.
De reparateur voornoemd gaat vervolgens ook met het herstel van beschadigingen aan de autoruit van de Audi aan de slag.
In afwachting van de reparatie schorst de rechter de zitting.
Nadat de reparatie is voltooid wordt de zitting heropend.
Op verzoek van de rechter worden de auto`s onder de partytenten weggehaald en in de open lucht neergezet. Hierna bekijkt de rechter de uitgevoerde reparaties, evenals de raadslieden van beide partijen.
De Mercedes wordt als eerste bekeken.
De rechter bekijkt de uitgevoerde reparaties aan de Mercedes, zowel aan de buitenkant vanuit diverse hoeken als aan de binnenkant.
Mr. Nome verklaart nagenoeg niets meer te kunnen zien van de aangebrachte beschadigingen; alleen bij de tweede reparatie ziet hij nog een klein restje.
Mr. Kerkdijk geeft aan dat hij heel veel ziet, onder meer de inslag en een cirkel met gebarsten lijntjes, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant van de auto.
Ook bij de Audi verklaren de beide raadslieden op soortgelijke wijze. De rechter bekijkt ook hier de reparaties, zowel van buitenaf als vanuit de auto.
Mr. Nome verklaart dat hij niets meer kan zien van de reparaties aan de Audi, ook niet nadat de rechter hem heeft gevraagd of hij vanaf een plek ongeveer ter hoogte van het portier van de bijrijder niet een plek ziet op de plaats van de aangebrachte breuk/ ster, gekenmerkt door lichte en donkere golfjes.
De rechter deelt mee dat hij zijn constateringen heeft gedaan en de zitting afsluit.'
5.13. De rechtbank heeft geconstateerd dat de heer [medewerker van A.A.N.] gelijk heeft. Zowel in de ruit van de Mercedes, als in de ruit van de Audi, is met het blote oog heel duidelijk de oorspronkelijke schade te zien. Zowel van buiten naar binnen kijkend, als andersom, dichtbij kijkend en van verderaf. Dat dit zo goed zichtbaar is past bij de aard van vervaardiging van de ruit en het later repareren, en bij het verschil in soorten materiaal en de daaraan inherente verschillende wijzen van het breken van het licht.
5.14. Van oordeel zijnde dat Univé haar stelling overtuigend heeft bewezen, staat vast dat Starglass declaraties heeft ingediend die niet onder de dekking van de verzekering vielen. De betreffende cessies waren daarmee zonder object en derhalve nietig, zodat Univé niet gehouden was Starglass in die gevallen in haar gepretendeerde hoedanigheid van cessionaris te betalen.
5.15. Die gehoudenheid vloeide ook niet voort uit wat Univé ziet als een overeenkomst tussen haar en Starglass. Dit betreft niet meer dan afspraken in het kader van de uitvoering van de cessies en heeft derhalve geen zelfstandige bestaansgrond in de gevallen waarin niets te cederen viel.
5.16. Door in deze niet-verzekerde gevallen niettemin claims te innen bij Univé, heeft Starglass Univé onverschuldigd doen betalen en zichzelf daardoor verrijkt. Dat is onrechtmatig ten opzichte van Univé en komt in hun onderlinge verhouding voor rekening van Starglass. Gelet op de duidelijke zichtbaarheid van de oorspronkelijke schade na de reparatie door Starglass berust dit op schuld aan de zijde van Starglass in de zin van het derde lid van artikel 6:162 BW.
5.17. Dit alles leidt er toe dat Starglass reeds bij het ontvangen van de betalingen gehouden was tot terugbetaling van hetgeen haar onverschuldigd werd betaald door Univé. Univé heeft dit van Starglass verlangd en in de voldoening van die verbintenis is Starglass verwijtbaar tekortgeschoten.
De eerste primaire vordering van Univé wordt toegewezen. Daarbij neemt de rechtbank aan dat er nog enig belang van Univé bij die toewijzing is.
5.18. Univé vordert vergoeding van schade die zij heeft geleden en lijdt door het handelen van Starglass. De rechtbank begroot die schade conform de bevindingen van de heer [medewerker van A.A.N.], zoals Univé dat heeft gedaan. Over de te betalen schadevergoeding is Starglass de gevorderde handelsrente verschuldigd.
5.19. Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die Univé heeft moeten maken voor het onderzoek door de heer [medewerker van A.A.N.] (artikel 6:96, tweede lid en onderdeel b BW). De rechtbank acht het redelijk dat Univé hem heeft ingeschakeld en aldus kosten maakte, terwijl die kosten passend zijn bij hetgeen redelijkerwijs aan onderzoek moest worden gedaan om het gelijk van Univé aan te tonen.
Onvoldoende aannemelijk is echter geworden dat voorafgaand aan de onderhavige procedure door de advocaat van Univé meer moest worden gedaan en is gedaan dan hetgeen gebruikelijk is ter inleiding van de procedure. Uit de bijgevoegde specificatie leidt de rechtbank af dat veel van de tijd is gebruikt in de kort gedingprocedure en het regelen van de bankgarantie. Dat valt buiten het onderhavige bestek. De overigens gemaakte kosten vallen onder de uit te spreken proceskostenvergoeding.
5.20. Starglass zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Univé worden begroot op:
- dagvaarding € 78,89
- griffierecht 4.951,00
- salaris advocaat 7.740,00 (3,0 punten × tarief VII € 2.580,00)
Totaal € 12.769,89
Voor een vergoeding van kosten van beslag is geen grondslag meer.
5.21. Tot zover beslist de rechtbank, en voor het overige houdt zij de zaak aan tot nader bericht, waartoe zij de zaak op de parkeerrol plaatst. Univé heeft op grond van de beslissing van de rechtbank een aanspraak op Starglass waarmee zij, zo begrijpt de rechtbank, al haar schade vergoed krijgt, terwijl zij op grond van de afgegeven bankgarantie zekerheid voor betaling heeft. Indien de schade langs die weg is vergoed, heeft Univé geen belang meer bij een vonnis ten aanzien van de overige gedaagden.
6. De overwegingen in conventie
6.1. De vorderingen berusten op het standpunt dat Univé gehouden is nog declaraties te voldoen over de weken 12, 14, 16 en 18 van 2010. De declaraties berusten op cessies van vorderingen overeenkomstig de werkwijze van Univé als besproken in de conventie. Univé heeft geweigerd die declaraties te voldoen, ook toen Starglass vroeg om een klein deel te voldoen.
6.2. Univé stelt zich op het standpunt dat de vordering niet is onderbouwd met stukken en reeds daarom moet worden afgewezen.
Inderdaad is er geen enkel bewijsstuk overgelegd dat zou kunnen leiden tot de conclusie dat er enige vordering van Starglass op Univé bestaat, laat staan voor een bedrag van
€ 156.689,40.
6.3. De reconventionele vorderingen worden afgewezen met veroordeling van Starglass in de proceskosten aan de zijde van Univé, tot op heden begroot op:
- salaris advocaat € 1.421,00 (1,0 punt × tarief V € 1.421,00)
Totaal € 1.421,00
7. De beslissing
De rechtbank
in conventie
1. verklaart dat Starglass B.V. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens N.V. Univé Schade;
2. beveelt Starglass B.V. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 378.627,78 te betalen aan N.V. Univé Schade, vermeerderd met de handelsrente van artikel 6:119a BW ingaande 2 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. veroordeelt Starglass B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Univé tot op heden begroot op € 12.769,89,
4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5. houdt ieder overige beslissing aan tot nader bericht van partijen en plaatst de zaak daartoe voor akte uitlating voortprocederen op de (parkeerrol) van 4 april 2012,
in reconventie
6. wijst de vorderingen af,
7. veroordeelt Starglass B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Univé tot op heden begroot op € 1.421,00,
8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J. Lennaerts en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2011.