RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830151-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 13 september 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte 5],
geboren te Fetesti (Roemenië) op [datum] 1989,
wonende [adres]
verblijvende in P.I. Overijssel, PIV Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 september 2011.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. zij op of omstreeks 24 mei 2011, te Drachten, althans in Nederland, van een of meerdere voorwerp(en), te weten meerdere (17) mobiele telefoons (merk: Apple en/of Nokia en/of Vertu) en/of 2485 euro en/of 24 dollar en/of 100 kronen en/of 20 ponden, althans een hoeveelheid geld en/of een Notebook (merk: Samsung) en/of een navigatiesysteem (merk: TomTom), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was of wie bovenomschreven voorhanden had, terwijl zij wist/redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf, zulks terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2. zij op verschillende momenten in/of omstreeks de periode van 23 augustus 2010 tot en met 24 mei 2011 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voor gedaan als collectanten die geld inzamelen ten behoeve van doofstomme personen, waardoor deze personen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3. zij op of omstreeks de periode van 23 augustus 2010 tot en met 24 mei 2011 te Emmen en/of Groningen en/of Drachten, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 6] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het (tezamen en in vereniging) oplichten van een of meer personen en/of
- het (tezamen en in vereniging) plegen van diefstallen en/of
- het (tezamen en in vereniging) plegen van witwassen;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. SM. von Bartheld acht hetgeen onder 1, 2, en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest;
* verbeurdverklaring van het beslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het onder 2 en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 2.
Verdachte wordt verweten dat zij betrokken is geweest bij de oplichting van personen.
De rechtbank constateert dat er geen aangiften van personen in het dossier aanwezig zijn die stellen te zijn opgelicht door de handelwijze als in de tenlastelegging staat omschreven.
Daarmee ontbreekt het wettige bewijs dat slachtoffers door die handelwijze zijn bewogen tot afgifte van gelden en dat leidt ertoe dat niet gesproken kan worden van oplichting.
Gelet op de verklaringen van medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] moet de handelwijze mogelijk eerder worden gezien als een hulpmiddel bij het plegen van de diefstallen van de telefoons en waarbij de rol van verdachte bij deze handelwijze in het dossier onvoldoende naar voren komt. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het aan haar tenlastegelegde misdrijf van medeplegen van oplichting.
Feit 3
Met betrekking tot dit feit wordt verdachte verweten dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie door met haar medeverdachten strafbare feiten te plegen zoals in de tenlastelegging staat omschreven.
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie moet er sprake zijn van het plegen van misdrijven in een georganiseerd verband. De organisatie moet het oogmerk hebben om misdrijven te plegen waarbij er sprake moet zijn van een bepaalde organisatiegraad en een samenwerkingsverband waar de betrokkenen aan deelnemen of dat ondersteunen. Ook moet er sprake zijn van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen personen. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor een organisatiegraad waarbij een persoon of personen een sturende rol zou/zouden hebben.
De genoemde diefstallen zijn naar het oordeel van de rechtbank eerder aan te merken als gelegenheidsdiefstallen. Van oplichting is in onderhavige zaak geen sprake.
Voor het witwassen geldt dat het om een eenmalige gebeurtenis gaat.
De verdachte en haar medeverdachten hebben, zo blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier en kan uit het verhandelde ter terechtzitting worden vastgesteld, een bepaalde manier van leven. Die kan echter in het onderhavige geval niet synoniem staan voor deelname aan een criminele organisatie.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 mei 2011, te Drachten, van meerdere voorwerpen, te weten meerdere mobiele telefoons (merk: Apple) de herkomst, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, terwijl zij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Met betrekking tot de geldbedragen, de Notebook en de TomTom biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig zouden zijn. Dit geldt ook voor de mobiele telefoons van de merken Nokia en Vertu.
Nu het witwassen zich blijkens de bewezenverklaring op één dag heeft afgespeeld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat er sprake is van gewoonte witwassen zodat dit onderdeel evenmin bewezen kan worden verklaard.
Het bewezen geachte levert op:
strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van telefoons. Verdachte heeft een aantal telefoons die in Zweden waren gestolen in een tas met kleding gedaan en heeft vervolgens die tas in de auto van [verdachte 3] gezet opdat de telefoons verborgen konden worden gehouden. De telefoons zouden worden verkocht.
Verdachte heeft door deze handelwijze het voor anderen lonend gemaakt om telefoons te stelen. Verdachte heeft daarmee in zekere zin de criminaliteit aangaande de diefstal van goederen gefaciliteerd en heeft daarmee de eigendomsbelangen van de slachtoffers geschaad. De rechtbank acht dit gedrag zeer verwerpelijk.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts slaat de rechtbank acht op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 augustus 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake misdrijven is bestraft.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf geboden is. De duur daarvan zal gelijk zijn aan het aantal dagen dat de verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* een gevangenisstraf voor de duur van 112 DAGEN.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen van 426,50 euro en 1 dollar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, A.L.J.M.A. Janssens en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 september 2011, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.830151-11
Uitspraak d.d.: 13 september 2011 2