RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.997507-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juli 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in P.I. Ter Apel, gevestigd te Ter Apel.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 februari 2011, 19 april 2011 en 8 juli 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Frank en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De verdachte is bij ter terechtzitting gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van 4 juli 2010 t/m 12 november 2010, althans op of omstreeks 12 november 2010,
in de gemeente [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, hoeveelheden, althans
een hoeveelheid, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik,
te weten:
(o.a.)
(ongeveer) 15.000 kg, althans 15.000 stuks vuurwerk,
althans een (grote) hoeveelheid professioneel vuurwerk,
(vanaf/vanuit een opslagbunker van [bedrijf 1]), o.a.
bestaande uit (onder meer) een of meer partijen professioneel vuurwerk
afkomstig van [bedrijf 2] in Portugal, te weten 20.000 stuks,
althans een groot aantal, lawinepijlen (Signal Rockets 901),
en/of
afkomstig van [bedrijf 3] in Duitsland, te weten ongeveer 4.000 kg,
althans een (grote) hoeveelheid, als 1.3G en/of 1.4G geclassificeerd vuurwerk,
en/of
afkomstig van [bedrijf 4] in Polen, te weten een (grote) hoeveelheid als 1.3G en/of 1.4G geclassificeerd vuurwerk,
en/of een, op 12 november 2010 bij verdachte of bij verdachtes woon- of verblijfplaats aangetroffen, hoeveelheid professioneel vuurwerk
(welke -laatstgenoemde- hoeveelheid al dan niet geheel of gedeeltelijk deel uitmaakte van voornoemde partij(en)), bestaande uit (onder meer),
-knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type Signal Rocket 901 en/of
-Airburst knalvuurwerk met lont en/of
-Festival brocade Crown cakeboxen en/of
-Venti di Guerra cakeboxen en/of
-Pfeiffontane
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen
en/of voorhanden heeft gehad en /of aan een of meer anderen ter beschikking
heeft gesteld;
verdachte in of omstreeks de periode van 4 juli 2010 t/m 12 november 2010, althans op of omstreeks 12 november 2010,
in de gemeente [plaats], althans in Nederland en/of buiten het Rijk in
Europa,
al dan niet opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis
hoeveelheden of een hoeveelheid professioneel vuurwerk,
te weten:
(o.a.)
ongeveer 20.000 stuks, althans een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk (lawinepijlen Signal Rockets 901) afkomstig van [bedrijf 2] in Portugal,
en/of
ongeveer 4.000 kg , althans een grote hoeveelheid als 1.3G en/of 1.4G geclassificeerd vuurwerk, afkomstig van [bedrijf 3] in Duitsland,
en/of
een (grote) hoeveelheid als 1.3G en/of 1.4G geclassificeerd vuurwerk afkomstig van [bedrijf 4] in Polen,
en/of
een, op 12 november 2010 bij verdachte of bij verdachtes woon- of verblijfplaats aangetroffen, hoeveelheid professioneel vuurwerk (welke -laatstgenoemde- hoeveelheid al dan niet geheel of gedeeltelijk deel uitmaakte van voornoemde partij(en)), bestaande uit (onder meer)
-knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type Signal Rocket 901 en/of
-Airburst knalvuurwerk met lont en/of
-Festival brocade Crown cakeboxen en/of
-Venti di Guerra cakeboxen en/of
-Pfeiffontane
voorhanden heeft gehad;
3.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2010 t/m 12 november 2010, althans op of omstreeks 12 november,
in de gemeente [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
een hoeveelheid vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.2.4 Vuurwerkbesluit,
immers was dat vuurwerk voorhanden in een of meer (bestel)auto’s;
4.
verdachte op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 september 2010 t/m 12 november 2010,
in de gemeente [plaats], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk
als degene die tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland bracht,
(telkens) het voornemen hiertoe niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het binnen Nederland brengen van het vuurwerk schriftelijk heeft vermeld bij Onze Minister;
Partiële vrijspraak betreffende feit 1 en 2
Verdachte heeft 20.000 Signal Rockets 901 (lawinepijlen) besteld in Portugal en op 28 oktober 2010 naar Duitsland laten vervoeren door vervoersbedrijf [bedrijf 1].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 november 2010 met een bestelauto een hoeveelheid professioneel vuurwerk heeft opgehaald uit Duitsland en naar zijn bedrijf in [plaats] heeft gebracht. Dit is volgens verdachte het vuurwerk dat op 12 november 2010 tijdens de zoeking door de politie is aangetroffen. Hij ontkent stellig dat het restant van de in Portugal gekochte hoeveelheid vuurpijlen of ander professioneel vuurwerk door of namens hem vanuit Duitsland naar Nederland is vervoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanwijzingen en aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat verdachte, buiten de partij die hij erkent te hebben vervoerd vanuit Duitsland naar zijn bedrijfsadres in Nederland, professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de getuige [getuige 1] van het vervoersbedrijf [bedrijf 1] geen vrachtbescheiden kon tonen waaruit naar voren komt dat de op de factuur vermelde partij vuurwerk van 15.000 kilogram, bestaande uit vuurpijlen uit Portugal en ander professioneel vuurwerk (afkomstig van [bedrijf 4] en [bedrijf 3]), daadwerkelijk op 3 november 2010 vanuit de opslagruimte van [bedrijf 1] naar [plaats] is vervoerd. Evenmin was [getuige 1] in staat aan te geven wat de naam van de chauffeur was die het door hem gestelde transport naar Nederland heeft verricht.
Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat het observatieteam heeft waargenomen dat door [bedrijf 1] een grote hoeveelheid vuurwerk is afgeleverd op het bedrijfsadres van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte 15.000 kilogram (of stuks) vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Gelet hierop dient de verdachte te worden vrijgesproken van dit onderdeel van het hem onder 1 en onder 2 tenlastegelegde.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij het bij hem aangetroffen professioneel vuurwerk wilde uitvoeren naar (groothandel in) België, omdat de rechtbank op grond van de verklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] wettig en overtuigend bewezen acht, dat het bij verdachte aangetroffen professionele vuurwerk was bestemd voor particulier gebruik en dat hij professioneel vuurwerk ter beschikking van anderen heeft gesteld.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren overigens heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 tot en met 4:
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2011;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Regiopolitie Drenthe, dossiernummer 2010041938, met bijlagen, d.d. 18 maart 2011, onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van politie Drenthe, Regionaal Milieuteam, met bijlagen d.d. 6 januari 2011, p. 1405-1426, onder meer houdende de conclusie van verbalisant, dat het op 12 november 2010 bij verdachte aangetroffen vuurwerk, te weten:
- 509 stuks, knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type 901, ADR 1.1G;
- 4 stuks Festival 100.S Brocade Crown Flowerbed, ADR 1.4G;
- 14 stuks Venti di Guerra Flowerbed, ADR 1.3G;
- 1440 stuks Pfeiffontane mit knall, ADR 1.4G;
- 220 stuks Airburst, ADR 1.1G,
niet voldeed aan de eisen zoals gesteld bij het Vuurwerkbesluit;
- de kennisgeving van inbeslagneming van politie Drenthe, Regionaal Milieuteam, proces-verbaalnummer PL0300-2010041938, d.d. 12 november 2010, p. 4269, betreffende de inbeslagneming van:
een bestelauto: Opel Vivaro met kenteken [kenteken] op naam van [naam], met daarin meerdere dozen professioneel vuurwerk, aangetroffen op het terrein van verdachte [verdachte];
- de kennisgeving van inbeslagneming van politie Drenthe, Regionaal Milieuteam, proces-verbaalnummer 201011131445, d.d. 12 november 2010, p. 4272, betreffende de inbeslagneming van:
- 6 dozen knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type 901, ADR 1.1G;
- 1 doos Airburst Cakebox, ADR 1.1G;
- 4 dozen Festival Brocade Cakebox, ADR 1.4G;
- 7 dozen Venti di Guerra Cakebox, ADR 1.3G;
- 10 dozen Pfeiffontane, ADR 1.4G;
- 1 doos met 100 ontstekers, ADR 1.1G;
- 25 stuks losse knalvuurwerk met lont, lawinepijl 901, ADR 1.1G;
- het overzicht meldingen van import van vuurwerk bij het Meldpunt Vuurwerk van VROM d.d. 20 december 2010, p. 2013-2024, waaruit blijkt dat er in de periode 1 september 2010 tot en met 12 november 2010 geen meldingen van import zijn gedaan die aan verdachte kunnen worden gerelateerd.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1a.
verdachte in de periode van 4 juli 2010 t/m 12 november 2010, in Nederland, opzettelijk, een hoeveelheid, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
een hoeveelheid professioneel vuurwerk,
bestaande uit professioneel vuurwerk
- afkomstig van [bedrijf 2] in Portugal, te weten een groot aantal, lawinepijlen (Signal Rockets 901),
en
- afkomstig van [bedrijf 3] in Duitsland, te weten een hoeveelheid, als 1.3G en 1.4G geclassificeerd vuurwerk,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
1b.
verdachte op 12 november 2010, in de gemeente [plaats], opzettelijk, een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik,
welke hoeveelheid bestaande uit:
- knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type Signal Rocket 901 en
- Airburst knalvuurwerk met lont en
- Festival brocade Crown cakeboxen en
- Venti di Guerra cakeboxen en
- Pfeiffontane
voorhanden heeft gehad en aan een of meer anderen ter beschikking
heeft gesteld;
2.
verdachte in de periode van 4 juli 2010 t/m 12 november 2010, in de gemeente [plaats], opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten:
een, op 12 november 2010 bij verdachte of bij verdachtes woonplaats aangetroffen, hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestaande uit:
- knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type Signal Rocket 901 en
- Airburst knalvuurwerk met lont en
- Festival brocade Crown cakeboxen en
- Venti di Guerra cakeboxen en
- Pfeiffontane,
voorhanden heeft gehad;
3.
verdachte in de periode van 1 september 2010 t/m 12 november 2010, in de gemeente [plaats], opzettelijk een hoeveelheid vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.2.4 Vuurwerkbesluit,
immers was dat vuurwerk voorhanden in een bestelauto;
4.
verdachte in de periode van 1 september 2010 t/m 12 november 2010, in Nederland,
opzettelijk als degene die vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland bracht,
telkens het voornemen hiertoe niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het binnen Nederland brengen van het vuurwerk schriftelijk heeft vermeld bij Onze Minister.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het hem meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank constateert dat hetgeen onder 1b en onder 2 is tenlastegelegd beide betrekking heeft op dezelfde partij vuurwerk, die is aangetroffen op het bedrijfsadres van verdachte. Daarbij is niet alleen sprake van gelijktijdigheid van handelen, ook wat betreft de strekking van het te beschermen rechtsbelang komt hetgeen onder 1b en onder 2 is tenlastegelegd overeen. De eerste drie leden van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit beogen immers allen, dat handhavend kan worden opgetreden tegen degenen die professioneel vuurwerk (of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) in strijd met het besluit hebben bestemd voor gebruik door particulieren. De rechtbank acht dan ook artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en concludeert tot eendaadse samenloop.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 1a juncto artikel 6 van de Wet op de economische delicten.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 5 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf bepleit die lager is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte alleen moet worden afgerekend op basis van het vuurwerk dat op 12 november 2010 bij hem is aangetroffen. De raadsman stelt dat het onjuist is om de verdachte af te rekenen op basis van allerlei vuurwerk waarvan de omvang niet kan worden vastgesteld. Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat verdachte weliswaar eerder in verband met vuurwerk is veroordeeld, maar dat verdachte geen recidivist is op dit gebied. Verdachte houdt zich nu alleen bezig met groothandel in het buitenland en heeft geen vuurwerk in Nederland willen brengen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 6 april 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder en ter zake van vergelijkbare misdrijven is veroordeeld.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het importeren, voorhanden hebben en beschikbaar stellen van een omvangrijke hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Verdachte heeft dit vuurwerk opgeslagen gehad buiten een daarvoor bestemde inrichting. Verdachte had geen vergunning voor de opslag van dit vuurwerk. Een deel van dat vuurwerk was van de zwaarste categorie, te weten massa-explosief, en leverde derhalve een groot gevaar op voor de nabije omgeving van de plaats waar verdachte dit vuurwerk had opgeslagen. Verdachte heeft op een zeer gevaarzettende wijze gehandeld. Als de partij niet was onderschept, dan zou via de verdachte een hoeveelheid, zwaar knalvuurwerk bij eindgebruikers terecht zijn gekomen, met alle gevaar en overlast van dien.
Verdachte kent de gevaren van vuurwerk en wist dat hij illegaal handelde. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid miskend. Verdachte is overigens meerdere keren ter zake van de handel in vuurwerk veroordeeld. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met het adviesrapport van de reclassering d.d. 30 december 2010 waaruit blijkt dat sprake is van een hoog recidiverisico. De rechtbank zal er voorts rekening mee houden dat zij, anders dan de officier van justitie, het transport van 15.000 kilogram professioneel vuurwerk naar [plaats] niet bewezen acht. Gelet daarop zal de rechtbank een aanzienlijk lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is voor deze verdachte.
Stilleggen van de onderneming van verdachte
Verdachte heeft opnieuw gerecidiveerd met betrekking tot de handel in (professioneel) vuurwerk. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de gehele stillegging van de onderneming waarin het economisch delict is begaan, ingaande vanaf het moment van invrijheidsstelling van verdachte, een passende sanctie is. Deze bijkomende sanctie is uitermate geschikt voor toepassing op die verdachten die de mening zijn toegedaan, dat overtreding van economische voorschriften eigenlijk niet abnormaal is en dat een betrapping daarop behoort tot het gewone bedrijfsrisico. Gelet op de eerdere veroordelingen en de inhoud van het reclasseringsrapport kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte deze mening is toegedaan.
Ten aanzien van het beslag
Vuurwerk
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen vuurwerk dient te worden onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft zich daar niet tegen verzet.
De rechtbank is van oordeel dat het vuurwerk tot het begaan van de feiten 1, 2, 3 en 4 was bestemd. Voorts is het vuurwerk van zodanige aard, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.
Citroën Jumper
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen Citroën Jumper, met het kenteken [kenteken].
De raadsman heeft betoogd dat verdachte de Citroën Jumper niet heeft gebruikt voor criminele activiteiten en dat deze derhalve niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de Citroën Jumper niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.
Het is niet aannemelijk geworden dat met betrekking tot dit voorwerp een strafbaar feit is begaan of is voorbereid.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslaggenomen Citroën Jumper, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 55, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1.1.2a, 1.2.2, 1.2.4, 1.3.2, 2.1.3, 3.3.1 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1a, onder 1b, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot stillegging van zijn onderneming voor de duur van 1 jaar vanaf het moment van de invrijheidstelling van verdachte.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen vuurwerk, te weten:
- 509 stuks, knalvuurwerk met lont (lawinepijlen) type 901;
- 4 stuks Festival 100.S Brocade Crown Flowerbed;
- 14 stuks Venti di Guerra Flowerbed;
- 1440 stuks Pfeiffontane mit knall;
- 220 stuks Airburst.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een Citroën Jumper met het kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, en mr. H.T. van Voorst en
mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 juli 2011, zijnde mr. M. van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.