ECLI:NL:RBASS:2011:BR0101

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810268-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.J. Schoemaker
  • M.C. Fuhler
  • J.M.M. van Woensel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Meervoudige Strafkamer inzake bezit van drugs en wapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 1 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en wapens. De verdachte, geboren in 1986 en woonachtig in Coevorden, werd op 22 juli 2010 aangehouden na een politie-inval in zijn woning. Tijdens deze inval werden er diverse soorten drugs in beslag genomen, waaronder 1715,74 gram amfetamine, 188,06 gram MDMA (XTC), 107,59 gram ketamine en 4838,40 gram hennep. Daarnaast werden er verschillende wapens en munitie aangetroffen, waaronder een gaspistool, knalpatronen en pepperspray.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze middelen en wapens aanwezig heeft gehad, wat in strijd is met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte werd ook beschuldigd van verduistering van een haakse slijper, die hij had gehuurd maar niet teruggebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met inachtneming van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, die verband hielden met de bewezen verklaarde feiten, onttrokken worden aan het verkeer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de verdachte vrijgesproken van het bezit van MDMA en ketamine, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van drugs en wapens en de impact daarvan op de samenleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak om de openbare veiligheid te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810268-10
Vonnis van de Meervoudige Strafkamer d.d. 01 juli 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] 1986,
Wonende te [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 juni 2011.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2010, te Coevorden, althans in de gemeente
Coevorden, in een woning aan [adres plaatsdelict], (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer
- 1715.74 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet en/of
- 188.06 gram MDMA (XTC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet en/of
- 107.59 gram ketamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende ketamine, zijnde ketamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2010, te Coevorden, althans in de gemeente
Coevorden, in een woning aan [adres plaatsdelict], opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 4838.40 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2010, te Coevorden, althans in de gemeente
Coevorden, (een) wapen(s) van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad,
te weten
- een gaspistool, merk: Rohm, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1
categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie en/of
- zeven randvuur-knalpatronen, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4
gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie en/of
- een randvuur-kogelpatroon, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4
gelet op artikel 2 lid 2 categorie II van de Wet Wapens en Munitie en/of
- 26 knalpatronen, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op
artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie en/of
- 7 busjes pepperspray, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1
categorie II lid 6 van de Wet Wapens en Munitie en/of
- een gaswapenstok, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie
II lid 6 van de Wet Wapens en Munitie en/of
- een stroomstootwapen, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1
categorie II lid 5 van de Wet Wapens en Munitie,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij in of omstreeks de periode van 2 september 2010 tot en met 10 september
2010, te Coevorden, althans in de gemeente Coevorden, opzettelijk
een haakse slijper, merk: Makita, kleur: blauw, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te
weten op grond van een huurcontract, onder zich had, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen onder 1 (aanwezigheid van alleen MDMA), 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 240 uren werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis;
* 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte- niet bewezen dat verdachte amfetamine en ketamine voorhanden heeft gehad. Op het bij verdachte inbeslaggenomen materiaal zijn zogenaamde narcotests uitgevoerd. Dergelijke testen geven geen uitsluitsel of het materiaal een middel bevat dat krachtens de Opiumwet is verboden, maar hebben alleen een indicatief karakter.
De rechtbank acht -evenals de raadsman van verdachte- tevens niet bewezen dat verdachte MDMA (XTC) voorhanden heeft gehad. Naast de indicatieve narcotest is er materiaal door het NFI onderzocht. Het is echter onduidelijk, door het ontbreken van informatie in het proces-verbaal, of het door het NFI onderzochte materiaal betrekking heeft op het onder verdachte inbeslaggenomen materiaal. De nummers van het onderzochte materiaal en de nummers van het inbeslaggenomen materiaal komen niet overeen en zijn niet aan elkaar te linken.
Bewijsmotivering
Rechtmatigheid van het bewijs
De raadsman heeft -ter zake van de feiten 1, 2 en 3- aangevoerd dat de inbeslagname onrechtmatig was, nu er geen machtiging tot doorzoeking was afgegeven. Alle bewijsmiddelen die direct of indirect door de onrechtmatige doorzoeking zijn verkregen dienen voor het bewijs te worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bedoelde machtiging door de rechter-commissaris wel is verleend en zich in het strafdossier bevindt. De raadman van verdachte heeft kennisgenomen van de machtiging en heeft verder op dit punt geen verweer gevoerd.
Bewijsmiddelen feiten 2 en 3:
De rechtbank baseert zich voor het bewijs op de navolgende bewijsmiddelen.
Verbalisant [A] verklaart1 dat hij op 22 juli 2010 is binnengetreden in een woning gelegen aan [adres plaatsdelict] te Coevorden. In de woning werden meerdere zakken/dozen cannabis/hennep aangetroffen en diverse soorten wapens: pepperspray, slag- en stootwapens, munitie, mogelijk ongebouwd alarmpistool, stroomstootwapen e.d. Al deze goederen werden in beslaggenomen.
Verbalisant [B] verklaart2, dat in totaal 12 zakken met een bruto totaalgewicht (stof werd in de plastic verpakking gewogen) van: 4838,40 gram. Het materiaal werd in beslag genomen onder de verdachte. Uit ieder van de 12 zakken met vermoedelijk cannabis werd een kleine hoeveelheid stof gebruikt om te testen. Uit alle 12 testen bleek een indicatie voor opiumwetmiddel cannabis/hennep, als vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Verbalisant [C] verklaart3 dat door personeel van de regiopolitie Drenthe op 22 juli 2010, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en munitie in beslag werd genomen onder verdachte. Na onderzoek bleek dat het voorwerp een gaspistool is van het merk Rohm. Het is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
De 7 randvuur- knalpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
De randvuur-kogelpatroon, merk : CCI, is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie II van de Wet wapens en munitie.
Verbalisant [D] verklaart4 dat op 22 juli 2010 onder verdachte inbeslag zijn genomen:
- een 26-tal knalpatronen. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4e gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie;
- Gasbusjes pepperspray. Deze voorwerpen zijn wapens in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie;
- een gaswapenstok. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie;
- Een stroomstootwapen. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie.
[getuige] verklaart5 dat zij op [adres plaatsdelict] woont, maar dat haar zoon [verdachte] er altijd woont. Zij hoorde dat hij op het politiebureau tegen haar riep:"Mam, sorry, ze hebben de woning op de kop getrokken. Alles wat ze vinden, dat is van mij." Ik vroeg hem wat hij met alles bedoelde. Ik hoorde dat hij riep:" Alles is van mij wat ze gevonden hebben."
Bewijsmiddelen feit 4:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient ter worden vrijgesproken van verduistering van een haakse slijper, merk Makita, kleur blauw, zoals is vermeld in de aangifte en de tenlastelegging, aangezien verdachte heeft verklaard een groene haakse slijper van het merk Bosch te hebben gehuurd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een haakse slijper bij [slachtoffer] heeft gehuurd en daartoe een huurcontract heeft afgesloten. Verdachte heeft dit ook bij de politie bekend. Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich nadien deze slijper heeft toegeëigend door hem niet terug te brengen.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever [naam aangever] doet aangifte van verduistering6 gepleegd te Coevorden tussen 02 september en 10 september 2010. Verdachte [naam verdachte], wonende [adres], huurde op 2 september 2010 een haakse slijper voor 1 dag. Verdachte moest de haakse slijper op 3 september 2010 terug brengen. Het betreft een haakse slijper van het merk Maskita, kleur blauw. De haakse slijper is eigendom van [slachtoffer]. Bij de aangifte is een huurcontract en een fotokopie van het paspoort van [naam verdachte] bijgevoegd.
Een huurcontract7, omschrijving: een haakse slijper, betreffende de periode 02/09/10 - 03/09/10. Namens verhuurder: [slachtoffer]. Huurder: [naam verdachte, adres]. ID-document: paspoort, nr. [nummer].
Een kopie van een paspoort8 ten name van [verdachte], nr.[nummer].
Verdachte verklaart9 dat hij begin september 2010 bij [slachtoffer] in Coevorden een slijptol heeft gehuurd. Hij zou hem de volgende dag weer terugbrengen. Dat apparaat heeft hij weggegooid.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 22 juli 2010, te Coevorden, in een woning aan [adres pleegplaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4838.40 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 22 juli 2010, te Coevorden, wapens van categorie II en III, voorhanden heeft gehad,
te weten
- een gaspistool, merk: Rohm, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1
categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie en
- zeven randvuur-knalpatronen, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4
gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie en
- een randvuur-kogelpatroon, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4
gelet op artikel 2 lid 2 categorie II van de Wet Wapens en Munitie en
- 26 knalpatronen, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op
artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie en
- busjes pepperspray, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1
categorie II lid 6 van de Wet Wapens en Munitie en
- een gaswapenstok, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie
II lid 6 van de Wet Wapens en Munitie en
- een stroomstootwapen, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1
categorie II lid 6 van de Wet Wapens en Munitie;
4.
hij in de periode van 2 september 2010 tot en met 10 september 2010, te Coevorden, opzettelijk een haakse slijper, toebehorende aan [slachtoffer], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten op grond van een huurcontract, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet;
onder 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie;
onder 4: verduistering,
strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid -bijna 5 kilogram- hennep aanwezig gehad. De rechtbank neemt in aanmerking dat hennep een voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijke stof is. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Daarnaast heeft verdachte een groot aantal wapens en munitie aanwezig gehad. Veel van de wapens waren voor bedreiging en afdreiging geschikt. Dergelijke wapens dienen ter bescherming van de algemene veiligheid uit de maatschappij te worden geweerd.
De rechtbank rekent verdachte de aanwezigheid van genoemde drugs en de wapens aan, temeer nu hij geen inzicht heeft (willen) geven over zijn persoonlijke omstandigheden, terwijl uit de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 mei 2011 blijkt, dat verdachte eerder terzake van Opiumwetmisdrijven is veroordeeld en werkstraftransacties heeft voldaan terzake van een Opiumwetmisdrijf en geweldsmisdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen en geboden is.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten onder 2 en 3 zijn begaan dan wel dat deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
- de hennep, zoals bewezenverklaard onder feit 2;
- de wapens en munitie, zoals bewezenverklaard onder feit 3;
- de voorwerpen, zoals aangeduid in de tenlastelegging onder feit 1.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. M.C. Fuhler en
mr. J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 juli 2011.
1 Op pag 138 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienr: PL032T 2010064178 (het PV)
2 Op pag 162ev van het PV
3 Op pag 173ev van het PV
4 Op pag 181ev van het PV
5 Op pag 203ev van het PV
6 Op pag 240/241 van het PV
7 Op pag 243A van het PV
8 Op pag 243B van het PV
9 Op pag 247 van het PV
??
??
??
??
Parketnummer: 19.810268-10
Uitspraak d.d.: 01 juli 2011 8
vonnis