RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.700725-10
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 7 juni 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats],
verblijvende te Juvaid locatie Veenhuizen, Oude Asserstraat 20 te Veenhuizen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Meppel.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastgelegd, dat
hij op of omstreeks 17 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld (te weten 1051.30 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [supermarkt X], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen medewerker(s) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond en/of tegen de arm en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedrukt en/of daarbij heeft/hebben gezegd/geroepen "geld, geld" en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van
(het lichaam van) genoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gestoken, althans die [slachtoffer 2]
dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben
getoond/voorgehouden en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd/geroepen: "ik wil
geld, doe die la open", althans woorden van soortgelijke strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 17 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
medewerker(s) van [supermarkt Z] aan de [adres], heeft gedwongen tot
de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 1051.30 euro), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt X], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond en/of tegen de arm en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedrukt en/of daarbij heeft/hebben gezegd/ geroepen "geld, geld" en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van
(het lichaam van) genoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gestoken, althans die [slachtoffer 2]
dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben
getoond/voorgehouden en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd/geroepen: "ik wil
geld, doe die la open", althans woorden van soortgelijke strekking;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen primair aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
De officier van justitie vordert verder:
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum;
- hoofdelijke oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum.
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2011;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, District Noord, nummer: 2010081000, met bijlagen, d.d. 9 maart 2011,1 onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte, nummer PL031T 2010081031-1, d.d. 18 december 2010, houdende de aangifte van [slachtoffer 1] (p. 53-56), in het bijzonder p. 53 en 54;
- het proces-verbaal van verhoor, nummer PL031E 2010081000-55, d.d. 29 december 2010, houdende de verklaring van medeverdachte [verdachte 2] (p. 498-504), in het bijzonder p. 500.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 december 2010, te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 1051.30 euro), toebehorende aan [supermarkt X], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerkers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben getoond en tegen de arm van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en daarbij hebben geroepen "geld, geld" en
- die [slachtoffer 2] dreigend een mes hebben voorgehouden en daarbij hebben geroepen: "ik wil
geld, doe die la open".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 312 aanhef sub 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 3 maart 2011, opgemaakt door A.N. Hoogland, psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een (antisociale) gedragsstoornis, ADHD, verslavingsproblematiek in de zin van afhankelijkheid van verschillende middelen (cannabis, speed, alcohol) en het risico op het ontwikkelen van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De bovengenoemde problematiek was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde, mits bewezen.
Verdachte heeft een onvoldoende ontwikkeld geweten op grond van de gedragsstoornis en zijn zwakbegaafde intelligentieniveau. Hij kan de gevolgen van zijn daden onvoldoende goed overzien en is grenzen voortdurend aan het opzoeken. Hij is impulsief in zijn handelen, wat versterkt wordt wanneer hij onder invloed is van drugs en/of alcohol, wat zo was tijdens het plegen van het tenlastegelegde, mits bewezen. Hij accepteert nauwelijks gezag en heeft een sterke behoefte aan spanningsvolle en sensationele gebeurtenissen. Verdachte kent weinig angst en is geneigd een stoere houding aan te nemen, om hiermee eigen onzekerheid te verbloemen en aanzien te verkrijgen van andere jongeren. Door de aspecten van een zwakbegaafd intelligentieniveau, een gedragsstoornis (met risico op het ontwikkelen van een antisociale persoonlijkheidsstoornis), ADHD en het onder invloed zijn van alcohol en drugs (verslavingsproblematiek) was verdachte, mijns inziens, verminderd toerekeningsvatbaar tijdens het plegen van het tenlastegelegde, mits bewezen.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 4 maart 2011, opgemaakt door C.F.J. Kemperman, psychiater.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Er is sprake van misbruik van cannabis en alcohol, nu in gedwongen remissie bij een zwakbegaafde jongeman met ADHD en een gedragsstoornis, beginnend in de kinderleeftijd.
Ook ten tijde van het tenlastegelegde was dit aanwezig.
De gedragsstoornis, ADHD en zwakbegaafdheid met structuurarmoede zoals verdachte die laat zien beïnvloedden de keuzevrijheid wel in die zin dat verdachte, mede door het voorbeeld van vader en mogelijk predisponerende genen, zich niet goed kan inleven in anderen en in een egocentrisch wereldbeeld dus tegen problemen aanloopt met anderen, hetgeen ook nog eens door verkeerde vrienden wordt gefaciliteerd. Van alcohol en/of cannabismisbruik kan gelet op een culpa in causa geen invloed op de toerekeningsvatbaarheid worden aangenomen. Alles overziend kan men de toerekeningsvatbaarheid op basis van de gedragsstoornis en zwakbegaafdheid als verminderd zien.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van voornoemde psychiater en psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte verminderd kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 19 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld; en
- de inhoud van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 februari 2011 en de toelichting daarop ter terechtzitting.
De officier van justitie heeft gevorderd oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
De officier van justitie heeft verder gevorderd:
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum;
- hoofdelijke oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum.
De raadsman van verdachte refereert zich aan de eis van de officier van justitie.
Vooropgesteld moet worden dat het gaat om een zeer ernstig feit dat zowel voor de direct betrokkenen als voor de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid met zich meebrengt. Het optreden met meerdere personen, voorzien van wapens (een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) levert een zeer bedreigende situatie op. Verdachte heeft zijn eigen belang vooropgesteld zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Dit blijkt overduidelijk uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van één van de medewerksters van de supermarkt.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden en achtergronden van verdachte zoals omschreven in het psychologisch rapport van 3 maart 2011 en het psychiatrisch rapport van 4 maart 2011. Beide gedragsdeskundigen adviseren om een PIJ-maatregel op te leggen.
De rechtbank is op grond van de ernst van de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, met de officier van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor jeugdigen een passende maatregel voor deze verdachte is.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte bewezen. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der algehele voldoening, is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der de algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op artikel 77s en 77t van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van de som van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.G. de Bock en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 juni 2011.
Parketnummer: 19.700725-10
Uitspraak d.d.: 7 juni 2011