RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.700745-10
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 7 juni 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [plaats],
verblijvende te Avenier, locatie Zutphen, Verlengde Ooyerhoek 30 te Zutphen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 17 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld (te weten 1051.30 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [supermarkt X], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen medewerker(s) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond en/of tegen de arm en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedrukt en/of daarbij heeft/hebben gezegd/ geroepen "geld, geld" en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van
(het lichaam van) genoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gestoken, althans die [slachtoffer 2]
dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben
getoond/voorgehouden en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd/geroepen: "ik wil
geld, doe die la open", althans woorden van soortgelijke strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 17 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
medewerker(s) van [supermarkt Z] aan de [adres], heeft gedwongen tot
de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 1051.30 euro), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt X], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of (een van) zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond en/of tegen de arm en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedrukt en/of daarbij heeft/hebben gezegd/ geroepen "geld, geld" en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van
(het lichaam van) genoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gestoken, althans die [slachtoffer 2]
dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben
getoond/voorgehouden en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd/geroepen: "ik wil
geld, doe die la open", althans woorden van soortgelijke strekking;
hij op of omstreeks 27 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 3], medewerker van het [tankstation] aan de [adres],
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen,
- de situatie rond dat tankstation heeft verkend en/of afspraken heeft gemaakt
over de aanpak en de uitvoering van de te plegen diefstal (met geweld) en/of
- kleding en/of een masker en/of een (vuur-)wapen heeft verstrekt, althans
beschikbaar gesteld voor het gebruik bij de te plegen diefstal met geweld en/of
(waarna (een) mededader(s))
- voorzien van een (scream-)masker dat tankstation is/zijn binnengegaan en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
ter hand heeft/hebben genomen en/of op het hoofd, althans het lichaam van die
[slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "dit is een overval" en/of "geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 27 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3], werknemer bij een [tankstation] aan de [adres], te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen
- de situatie rond dat tankstation heeft verkend en/of afspraken heeft gemaakt over de aanpak en de uitvoering van het te plegen misdrijf en/of
- kleding en/of een masker en/of een (vuur-)wapen heeft verstrekt, althans beschikbaar gesteld voor het gebruik bij het te plegen misdrijf en/of
- voorzien van een masker dat tankstation is binnengegaan en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hand heeft genomen en/of op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) heeft geroepen/gezegd: "dit is een overval" en/of "geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer: 700675.10:
hij op of omstreeks 29 september 2010, te Assen, althans in de gemeente
Assen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4],
- heeft geduwd en/of
- heeft getackeld, tengevolge waarvan [slachtoffer 4] voornoemd op de grond is
gevallen en/of
- die [slachtoffer 4] heeft geschopt en/of geslagen,
waardoor deze [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 3 aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert:
- een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan een gedeelte groot 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (William Schrikker Stichting); en
- de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen voor de duur van 1 jaar, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 jaar en dat verdachte zich gedurende de GBM houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (William Schrikker Stichting), hetgeen mede zal inhouden:
- ITB Harde kern, voor de duur van maximaal 6 maanden;
- elektronisch toezicht, voor de duur van maximaal 6 maanden;
- FFT;
- een scholing en/of werktraject;
- ambulante behandeling door het FJP.
De officier van justitie vordert verder, dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 november 2010 van deze rechtbank opgelegde werkstraf van 20 uren, ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
De officier van justitie vordert verder:
- hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3];
- hoofdelijke oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De verdachte dient van het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht ter zake het onder 3 tenlastegelegde met name niet overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer zou hebben geschopt en dat het slachtoffer daardoor letsel heeft bekomen of pijn heeft ondervonden.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet bij de voorbespreking voor de overval geweest kan zijn. Zij heeft dit onderbouwd door te stellen dat de voorbespreking plaats heeft gevonden op vrijdagavond 17 december 2010 tussen 19.00 uur en 19.30 uur. Verdachte was op dat tijdstip met zijn vader op bezoek bij getuige [getuige 1]. Dit blijkt uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 3], die verder verklaard heeft dat hij vanaf 17.00 uur in gezelschap van verdachte is geweest.
De raadsvrouw van verdachte heeft verder aangevoerd dat verdachte ook niet bij de overval geweest kon zijn omdat hij omstreeks 20.30 uur thuis kwam uit Rolde.
De raadsvrouw heeft verder de aannemelijkheid betwist dat verdachte de baas zou zijn binnen de groep. Zij baseert zich op uitlatingen van medeverdachten [verdachte 2], [verdachte 3], [verdachte 4]en [verdachte 5], waaruit blijkt dat de groep geen leiders kent en dat niemand bang is voor verdachte. Bovendien zou een leidersrol in strijd zijn met de persoonlijkheid van verdachte.
De raadsvrouw heeft voorts de geloofwaardigheid van de medeverdachte [verdachte 2] betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte 2] zeer wisselvallig en tegenstrijdig heeft verklaard en hij pas nadat hij in Het Poortje contact heeft gehad met [verdachte 3], verdachte en medeverdachte [verdachte 8] aanwijst, terwijl hij aanvankelijk zeer stellig beweerde dat die beiden onschuldig waren.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank acht de verklaringen van [verdachte 2] en [verdachte 3], die ondersteund worden door de verklaringen van medeverdachten [verdachte 4], [verdachte 6] en [verdachte 7], overtuigend. De verklaringen van [verdachte 2] en [verdachte 3] bevatten weliswaar een aantal onduidelijkheden en tegenstrijdigheden, maar in samenhang met de eerder genoemde verklaringen kan het niet anders zijn dan dat verdachte bij de voorbespreking aanwezig geweest is. Daarbij merkt de rechtbank op dat op grond van de diverse verklaringen niet is vast te stellen op welk tijdstip de voorbespreking exact heeft plaatsgevonden. Uit de verklaringen valt af te leiden dat er al meerdere keren over het plegen van de overval gesproken werd en dat er op de dag van de overval 's middags een voorbespreking plaatsvond bij [verdachte 2] thuis, bij welke bespreking ook verdachte aanwezig was. Dat verdachte vanaf 17.00 uur in gezelschap van [getuige 3] was, sluit niet uit dat verdachte bij de voorbespreking was nu ook [getuige 3] in de woning van [verdachte 2] aanwezig was ten tijde van de voorbespreking.
Ook valt uit de verklaring van [getuige 3] niet zonder meer af te leiden dat verdachte na de overval niet in het steegje zou kunnen zijn geweest waar de buit is verdeeld. De rechtbank acht de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 3], die verklaren dat zij het geld na de overval (grotendeels) aan verdachte hebben afgegeven, dan ook geloofwaardig.
De raadsvrouw van verdachte heeft de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 6], [verdachte 5], en [verdachte 4] betwist. Zo heeft [verdachte 6] eerst verklaard dat verdachte opdracht gaf tot de overval, maar hij is hier later op teruggekomen. Nadat agenten die [verdachte 5] verhoorden hem passages voorlezen uit andere verklaringen waarin verdachte meermalen als leider en aanstichter wordt genoemd, veranderen de verklaringen van [verdachte 5]. Bovendien heeft [verdachte 5] verklaard niet bang te zijn voor verdachte. De raadsvrouw vraagt zich af waarom [verdachte 5] dan in opdracht van verdachte een overval zou plegen.
Tenslotte heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte op het tijdstip van de overval, msncontact heeft gehad met [getuige 4] en [getuige 3].
De officier van justitie acht de verklaringen van [verdachte 6], [verdachte 5] en [verdachte 4] betrouwbaar. Alle drie verklaren ze dat verdachte bij de overval is geweest. Zij hebben bovendien voor zichzelf belastende verklaringen afgelegd. Er wordt gesproken over het plannen maken vooraf en het spreken over de rolverdeling. Ook wordt verklaard dat een van de jongens op aanwijzing van verdachte nog een jas heeft gewisseld. De verklaringen stemmen in voldoende mate overeen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 6], [verdachte 5] en [verdachte 4] betrouwbaar moeten worden geacht. De verklaringen zijn voldoende consistent en eenduidig. De medeverdachten hebben bovendien voor zichzelf belastende verklaringen afgelegd. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten en derhalve van medeplegen door verdachte en de onderscheiden medeverdachten van beide overvallen.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
Op grond van de verklaringen van de medeverdachten en getuigen is de rechtbank van oordeel dat verdachte (één van) de initiator(en) van beide overvallen is geweest, dat hij attributen heeft meegenomen om de overvallen te plegen en dat hij aanwijzingen heeft gegeven aan de feitelijke plegers. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Derhalve is er sprake van medeplegen door verdachte en de onderscheiden medeverdachten van beide overvallen.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 december 2010, te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld (te weten 1051.30 euro), toebehorende aan [supermarkt X],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerkers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn medeverdachten
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en tegen de arm van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en daarbij hebben geroepen "geld, geld" en
- die [slachtoffer 2] dreigend een mes, hebben voorgehouden en daarbij hebben geroepen: "ik wil
geld, doe die la open";
hij op 27 december 2010, te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen bedreiging met geweld [slachtoffer 3], werknemer bij een [tankstation] aan de [adres], te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [tankstation],
tezamen en in vereniging met zijn mededaders
- de situatie rond dat tankstation heeft verkend en afspraken heeft gemaakt over de aanpak en de uitvoering van het te plegen misdrijf en
- kleding en een masker en een wapen heeft verstrekt voor het gebruik bij het te plegen misdrijf en
- voorzien van een masker dat tankstation is binnengegaan en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hand heeft genomen en op het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gericht en gericht gehouden en
- daarbij heeft geroepen: "dit is een overval" en "geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair en onder 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het onder 1 primair en onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert respectievelijk op:
1. Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 312 aanhef sub 2 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen,
strafbaar gesteld bij artikel 317 junctis artikelen 312 lid 2 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 24 februari 2010, opgemaakt door A.N. Hoogland, psycholoog en tevens gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een laagbegaafde intelligentie. Tevens heeft hij een ziekelijke stoornis in de zin van ADD ontwikkelingsstoornis.
De bovengenoemde problematiek was ook aanwezig tijdens het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen.
Vanuit het laagbegaafde intelligentieniveau en de ADD heeft verdachte problemen in de impulscontrole, oorzaak-gevolg denken, automatiseren, overzicht houden en aandacht en concentratie. Hij overziet de gevolgen van zijn daden onvoldoende, is beïnvloedbaar en weinig weerbaar tegenover jongens met een normale intelligentie. Mogelijk dat verdachte de drang heeft zich te bewijzen tegenover leeftijdgenootjes uit de buurt. Hij is lange tijd gepest op school en in de buurt en eerder vals van iets beschuldigd.
Indien het bewezen is dat verdachte toch medeplichtig was aan het tenlastegelegde, is het delict naar oordeel van de psycholoog hem verminderd aan te rekenen op grond van de lage intelligentie en de ADD.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van voornoemde psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte verminderd kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 19 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van een misdrijf is veroordeeld;
- de ter zitting/tegenover de verhorende opsporingsambtenaren gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan het op de dagvaarding ad informandum gevoegde feit:
700739-10
20 december 2010, Assen, gemeente Assen
Het wederrechtelijk in een voor de openbare dienst bestemd lokaal vertoevende, zich niet op vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijderen,
heeft schuldig gemaakt, welke feit hiermee is afgedaan.
Vooropgesteld moet worden dat het gaat om zeer ernstige feiten die zowel voor de direct betrokkenen als voor de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid met zich meebrengen. Het optreden met meerdere personen, voorzien van vermomming en wapens levert een zeer bedreigende situatie op. Verdachte heeft zijn eigen belang vooropgesteld zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Dit blijkt overduidelijk uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van één van de medewerkers van de supermarkt.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij betrokken is geweest bij twee overvallen, dat hij daarbij een van de initiatiefnemers is geweest, dat hij spullen heeft meegenomen en dat hij aanwijzingen heeft gegeven aan de feitelijke plegers.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden en achtergronden van verdachte zoals omschreven in het psychologisch rapport van 24 februari 2010 en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 mei 2011 en de aanvulling hierop van 23 mei 2011. Er wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte minderjarig is en dat hij niet eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een passende bestraffing voor deze verdachte is:
- jeugddetentie voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (William Schrikker Stichting, of een soortgelijke instelling); en
- oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM), voor de duur van 1 jaar, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 jaar,
en dat verdachte zich gedurende de GBM houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (William Schrikker Stichting, of een soortgelijke instelling), hetgeen mede zal inhouden:
- ITB Harde kern, voor de duur van maximaal 6 maanden;
- elektronisch toezicht, voor de duur van maximaal 6 maanden;
- FFT;
- een scholing en/of werktraject;
- ambulante behandeling door het FJP.
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende maatregel overweegt de rechtbank dat de ernst van het bewezenverklaarde aanleiding geeft tot het opleggen van deze maatregel en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.700480-10
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar, nu de verdachte, eerder bij vonnis van 17 november 2010 van de kinderrechter is veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en hij zich tijdens de gestelde proeftijd, heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
T.a.v. benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte bewezen. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der algehele voldoening, is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
T.a.v. benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte bewezen. De gevorderde bedragen acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vorderingen zijn dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toewijzen voor het deel waarvoor de rechtbank de verdachte aansprakelijk acht. De rechtbank merkt hierbij op dat zij het tot deze specifieke feiten niet wenselijk acht dat verdachte en zijn medeverdachten op enige wijze contact moeten hebben over de verdeling van de schade. Om die reden zal de vordering niet hoofdelijk worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht, [slachtoffer 2], tot na te noemen bedrag hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der de algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd aan de Staat te betalen een bedrag van € 187,50 ten behoeve van [slachtoffer 3].
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 77g, 77h, 77i, 77w, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 16 maanden waarvan een gedeelte groot 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende de proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Jeugdreclassering Nederland (William Schrikker Stichting of een soortgelijke instelling), met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank legt op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM), voor de duur van 1 jaar, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 jaar
en dat verdachte zich gedurende de GBM houdt aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Jeugdreclassering Nederland (William Schrikker Stichting of een soortgelijke instelling), hetgeen mede zal inhouden:
- ITB Harde kern, voor de duur van maximaal 6 maanden;
- elektronisch toezicht, voor de duur van maximaal 6 maanden;
- FFT;
- een scholing en/of werktraject;
- ambulante behandeling door het FJP,
met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.700480-10
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte, te weten 20 uren van de bij vonnis d.d. 17 november 2010 door de kinderrechter te Assen opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, met bevel dat, voor het geval de verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van de som van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van de som van € 187,50 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot de dag der algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis
en
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag van € 187,50, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichtingen niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.G. de Bock en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 juni 2011.
Parketnummer: 19.700725-10
Uitspraak d.d.: 7 juni 2011