RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.700079-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 7 juni 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats],
verblijvende in de Rijksinrichting voor jongens, Den Hey-Acker, Galderseweg 7 te Breda.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 24 december 2010, te Assen, althans in de gemeente
Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1], althans een werknemer van de [supermarkt Y] aan de [adres], te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [supermarkt X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en/of in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen,
- de situatie rond en/of in de winkel heeft verkend en/of afspraken heeft
gemaakt over de aanpak en de uitvoering van het te plegen misdrijf en/of
- voorzien van een (gezichtsbedekkend) masker en/of een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat winkelpand is binnengegaan en/of
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) heeft gezegd/geroepen: "doe je la open en geef me geld", althans
woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 24 december 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan de [adres] weg te
nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], (althans een) medewerker van genoemde supermarkt, te plegen
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- de situatie rond de winkel heeft verkend en/of afspraken heeft gemaakt over
de aanpak en de uitvoering van de te plegen diefstal (met geweld) en/of
- voorzien van een (gezichtsbedekkend) masker en/of een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat winkelpand is binnengegaan en/of
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) heeft gezegd/geroepen: "doe je la open en geef me geld", althans
woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen primair aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert:
- jeugddetentie voor de duur van 133 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest;
- voorwaardelijke oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel),
met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van toezicht door de Jeugdreclassering, hetgeen mede kan inhouden:
- een gesloten plaatsing in De Hoenderloo Groep, althans een soortgelijke instelling buiten de regio Noord-Nederland, voor maximaal 2 jaar met aansluitend half open/open traject en/of begeleid wonen.
De officier van justitie vordert tevens, dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 juni 2010 door de kinderrechter in het arrondissement Assen opgelegde jeugddetentie van 4 maanden, ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
De officier van justitie vordert verder hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en hoofdelijke oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2011;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, District Noord, nummer: 2010081000, met bijlagen, d.d. 9 maart 2011,1 onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte, nummer: PL031H 2010082339-1, d.d. 27 december 2010, houdende de aangifte van [slachtoffer 1] (p. 112-118), in het bijzonder p. 113.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 december 2010, te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1], te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [supermarkt X], tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten
- de situatie rond en in de winkel heeft verkend en afspraken heeft gemaakt over de aanpak en de uitvoering van het te plegen misdrijf en
- kleding en een masker en een wapen heeft verstrekt voor het gebruik bij het te plegen misdrijf en
- op de uitkijk heeft gestaan en
- voorzien van een gezichtsbedekkend masker en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat winkelpand is binnengegaan en
- het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft gericht en gericht gehouden en
- daarbij heeft geroepen: "doe je la open en geef me geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen,
strafbaar gesteld bij artikel 317 junctis artikelen 312 lid 2 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. mei 2011, opgemaakt door drs. H. van der Lugt, kinder- en jeugdpsychiater en tevens gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte is lijdend aan een ziekelijke stoornis, te weten een gedragsstoornis. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in die zin dat hij cognitief op een lager niveau functioneert en zich, mede daardoor, sterker dan leeftijdsgenoten laat beïnvloeden door anderen.
Verdachte leeft al jaren met deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling, hetgeen wil zeggen dat het ten tijde van het ten laste gelegde eveneens aanwezig was.
Het tenlastegelegde kan verklaard worden uit de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte.
Verdachte is gemakkelijk over te halen tot het doen van verboden zaken als hij wordt uitgelokt, met name door leeftijdsgenoten. Ze hoeven hem maar te zeggen dat hij het niet durft of een bangerik is en hij zet vol in om te bewijzen dat ze ongelijk hebben. Zijn beperkte capaciteiten op cognitief niveau en angst buiten de groep te worden gezet, maken dat hij er vol instapt en achteraf pas beseft dat hij er in is 'geluisd'. Niet in het minst doordat ze hem de klus laten klaren en zelf (slechts) op de uitkijk staan. Wel heeft verdachte de neiging zich vrij te pleiten door bij alle gepleegde delicten, met terugwerkende kracht, in te brengen dat hij onder druk is gezet en dus niet of minder verantwoordelijk is voor eigen daden.
Afgaand op hetgeen verdachte inbrengt zou hij in hoge mate beïnvloed zijn door de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Maar dat is moeilijk te verifiëren.
Verdachte laat zich, meer dan anderen, beïnvloeden. Bovendien heeft hij van huis uit weinig alternatieven geleerd. Reden om te adviseren hem als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beoordelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 13 mei 2011, opgemaakt door J.F.L.M. van Kemenade, GZ-psycholoog en tevens gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte lijdt aan een gematigde vorm van een gedragsstoornis. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in die zin dat hij sterk beïnvloedbaar is door zijn omgeving. Dat heeft in een onwelwillende omgeving nadelige gevolgen voor zijn gedrag, terwijl verwacht mag worden dat hij zich in een welwillende omgeving acceptabel zal gedragen.
Voornoemde opmerkingen waren ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde actueel.
Verdachte wordt wat betreft zijn criminele gedrag naar eigen zeggen uitgelokt en vaak ook gedwongen door anderen. Daarmee ontkent hij zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij zegt wel nee, maar doet onder druk of uitdaging ja. Hij verklaart dat omdat hij ergens bij wilde horen. In zijn geval was dat een vriendengroep, die zich bezighield met criminaliteit.
Over de overval op de [supermarkt Y] van 24 december 2010 merkt verdachte op dat hij daartoe door zijn vrienden uitgelokt werd. Die zouden tegen hem gezegd hebben dat hij dat niet durfde. Dat liet hij zich niet zeggen, waarna hij naar binnen liep en het meisje achter de kassa onder bedreiging van een wapen aanzegde hem het geld uit de kassa te geven. Omdat hij zag dat het meisje schrok en mogelijk in huilen zou uitbarsten, brak hij de overval af om zich vervolgens aan de plaats delict te onttrekken. Hieruit blijkt de aanwezigheid van enig geweten. Hij zegt niet tegen verdriet van anderen te kunnen, vooral als hij daarvan zelf de oorzaak is.
Samengevat kan gesteld worden dat de wens ergens bij te horen hem omgevingsafhankelijk maakt. Als de omgeving slecht willend is wordt hij meegezogen. Als hij verdriet meent tegen te komen stopt hij. Het lijkt te gaan om geïnduceerd antisociaal gedrag.
Verdachte was niet sterk gemotiveerd het delict te plegen. Toen hij schrok en mogelijk verdriet bij het meisje achter de kassa zag, realiseerde hij zich de overval niet te kunnen doorzetten en brak hij de overval af.
Gelet op zijn omgevingsafhankelijkheid om ergens bij te willen horen en het onvoldoende effectief in zijn gedrag begrensd te zijn door zijn ouders tijdens zijn opvoeding meent de rapporteur dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd moet worden.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van voornoemde psychiater en psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte licht verminderd kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 19 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De officier van justitie heeft betoogd dat gebleken is, dat de Wilster geen geschikte plaats is voor verdachte. Verdachte dient bij voorkeur te worden opgenomen in De Hoenderloo Groep of een andere soortgelijke instelling buiten de regio Noord-Nederland.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat rekening gehouden moet worden met de druk die op verdachte is uitgeoefend door de oudere jongens waar hij mee omging.
De raadsman heeft benadrukt eveneens geen vertrouwen meer te hebben in het Poortje. Verdachte is al twee keer (uit de instelling) weggelopen/ontsnapt.
De raadsman van verdachte heeft verder afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging bepleit, omdat het niet goed zou zijn als verdachte eerst nog 4 maanden jeugddetentie zou moeten ondergaan voor hij geplaatst kan worden in een civiele setting.
Tenslotte heeft de raadsman bij de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit geen vervangende hechtenis op te leggen omdat dit te zijner tijd onvermijdelijk tot grote problemen zal gaan leiden.
Vooropgesteld moet worden dat het gaat om zeer ernstige feiten die zowel voor de direct betrokkenen als voor de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid met zich meebrengen. Het optreden met meerdere personen, voorzien van vermomming en wapens levert een zeer bedreigende situatie op. Verdachte heeft zijn eigen belang vooropgesteld zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen.
Verdachte is voorzien van een scary-moviemasker en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de supermarkt binnengegaan en heeft de kassamedewerkster bedreigd. Ook was hij bij de voorbereiding van de overval betrokken. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden en achtergronden van verdachte zoals omschreven in het psychologisch rapport van 13 mei 2011 en het psychiatrisch rapport van mei 2011. Uit de rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt dat verdachte gebaat is bij een behandeling in een gesloten setting buiten de regio. Als juridisch kader wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd om behandeling veilig te stellen. Er is contact geweest met een medewerker van de Hoenderloo Groep. Verdachte past binnen deze setting.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat een minderjarige die behandeld moet worden zoveel mogelijk binnen de eigen regio geplaatst wordt en dat alleen bij hoge uitzondering plaatsing buiten de regio plaatsvindt. De rechtbank acht het evenwel in de bijzondere omstandigheden van deze verdachte zeer onwenselijk dat verdachte opnieuw in Het Poortje geplaatst wordt, een instelling van waaruit hij al twee keer is weggelopen. Daarbij verwijst de rechtbank bovendien naar het advies van de kinder- en jeugdpsychiater die plaatsing buiten de regio noodzakelijk acht om de invloed van familie en "peers" te minimaliseren. De rechtbank benadrukt dat het in het belang van verdachte is dat hij zal worden opgenomen in De Hoenderloo Groep.
De rechtbank is op grond van de ernst van de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 133 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passende bestraffing voor deze verdachte is.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen, echter geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering hetgeen mede zal inhouden dat verdachte geplaatst zal worden in De Hoenderloo Groep of een soortgelijke instelling buiten de regio Noord-Nederland. Daarbij overweegt de rechtbank dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte is.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.700513-09
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar, nu de verdachte, eerder bij vonnis van 23 juni 2010 van de kinderrechter in het arrondissement Assen is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en hij zich tijdens de gestelde proeftijd, heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
De rechtbank zal gelasten dat het voorwaardelijk opgelegde deel van deze straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd, met dien verstande dat deze jeugddetentie wordt omgezet in een taakstraf van 160 uren. Het aantal uren valt lager uit dan normaliter omdat verdachte deze taakstraf naast behandeling in een gesloten setting dient uit te voeren.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte bewezen. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor het deel waarvoor de rechtbank de verdachte aansprakelijk acht.
De rechtbank merkt hierbij op dat zij het in dit specifieke geval niet wenselijk acht dat verdachte en zijn medeverdachten op enige wijze contact moeten hebben over de verdeling van de schade. Om die reden zal de vordering niet hoofdelijk worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd aan de Staat te betalen een bedrag van € 125,- ten behoeve van [slachtoffer 1].
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77o, 77s, 77w, 77x, 77y, 77z en 77dd van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 133 dagen.
De rechtbank legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren,
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een ander strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Jeugdreclassering Nederland, hetgeen mede inhoudt dat verdachte zich zal doen opnemen in De Hoenderloo Groep of een soortgelijke instelling buiten de regio Noord-Nederland,
met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.700513-09
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte, te weten 4 maanden van de bij vonnis d.d. 23 juni 2010 door de kinderrechter te Assen opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, met dien verstande dat in plaats van deze jeugddetentie een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 160 uren dient te worden verricht, met bevel dat, voor het geval de verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 125,- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 125,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.G. de Bock en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 juni 2011.
1 Wanneer hierna een proces-verbaal wordt aangehaald, betreft dit een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal.
??
Parketnummer: 19.700079-11
Uitspraak d.d.: 7 juni 2011 9