RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830253-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 31 mei 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 mei 2011.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 5 oktober 2010, te Emmen, in de gemeente Emmen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] meermalen benaderd en dreigend de woorden toegevoegd :"Kijk mij aan, kijk dan, als je nu niet kijkt sla ik je in elkaar" en/of "1 Trap en je bent hartstikke dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij verdachte slaande en/of trappende bewegingen maakte richting [slachtoffer 1];
2. hij op of omstreeks 25 maart 2011 te Emmen, in de gemeente Emmen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het knijpen in haar billen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds knijpen in haar billen;
3. hij op of omstreeks 25 maart 2011 te Emmen, in de gemeente Emmen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten supermarkt Super de Boer, gevestigd aan de Weerdingerstraat, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal was ontzegd;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 12 weken gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. De omstandigheid dat verdachte niet wist dat hij een winkel-verbod had staat aan een bewezenverklaring niet in de weg.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat niet gebleken is dat aan verdachte een winkelverbod is uitgereikt, een dergelijk schrijven bevindt zich niet in het dossier. Op die wijze kan niet beoordeeld worden of verdachte op 25 maart 2011 wederrechtelijk is binnengedrongen omdat hem de toegang tot de winkel was ontzegd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op 25 maart 2011 wederrechtelijk is binnenge-drongen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal. Naar het oordeel van de rechtbank moet daar onder worden verstaan een lokaal in gebruik bij een publiekrechtelijk lichaam zoals bijvoorbeeld lokaliteiten van het Rijk, Provincie of Gemeente. In deze zaak betreft het een supermarkt van Super de Boer, derhalve een niet voor de openbare dienst bestemd lokaal. Nu dit bestanddeel niet kan worden bewezen dient verdachte van onderhavig feit te worden vrijgesproken.
Bespreking van het onder 1 tenlastegelegde feit
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van [getuige 1] die de aangifte ondersteunt. Voorts de omstandigheid dat verdachte zich niets kan herinneren van het feitelijk gebeuren omdat hij onder invloed van alcohol verkeerde.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de bedreigende woorden niet heeft gezegd. De getuige [1] heeft de bedreigende woorden niet gehoord zo blijkt uit haar verklaring. Verder heeft niemand de bedreigende woorden gehoord zodat alleen de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] resteert en dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de verweten bedreiging te komen.
Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van feit 1.
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen uit.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 13 oktober 2010 verklaard 1 dat zij op 5 oktober 2010 uit de bus stapte bij het station in Emmen. Zij was samen met haar klasgenote [getuige 1].
Voor het stationsgebouw zag aangeefster een man zitten met ontbloot bovenlichaam. De man schreeuwde naar iedereen en aangeefster had het idee dat de man dronken was.
Aangeefster en haar klasgenote moesten op de bus wachten en toen kwam die man op een gegeven moment naar hen toelopen.
De man kwam voor aangeefster staan en maakte vervelende opmerkingen. Anderen zeiden tegen de man dat hij normaal moest doen. Hij reageerde daar erg agressief op.
Op een gegeven moment kwam de man weer voor aangeefster staan en als aangeefster steeds bij hem wegloopt, blijft hij haar volgen en schreeuwt en scheldt daar bij. Ondertussen belt haar klasgenote de politie en loopt wat bij aangeefster vandaan.
Als aangeefster de man blijft negeren zegt hij: 'kijk mij aan, kijk dan, als je nu niet kijkt sla ik je in elkaar' en '1 trap en je bent hartstikke dood'. De man maakte hierbij een slaande en trappende beweging waarbij hij aangeefster net niet raakt.
Aangeefster merkt op dat de man als tatoeage een traan onder zijn linkeroog had. De man had verder tatoeages op zijn armen en bovenlichaam. Aangeefster voelde zich bedreigd door de man.
[Getuige 1] heeft op 18 november 2010 verklaard 2 dat zij op 5 oktober 2010 uit de bus stapte bij het station in Emmen. Zij was samen met haar klasgenote [slachtoffer 1].
Voor het stationsgebouw zag getuige een man zitten die zijn shirt steeds uit- en aantrok.
De man komt op getuige en aangeefster toe en gaat bij hen staan. Getuige zag duidelijk dat de man onder invloed van alcohol was. De man was helemaal gefocust op aangeefster.
De man bleef aangeefster en getuige achterna lopen.
Getuige probeert ondertussen de politie te bellen. Op een gegeven moment hoort getuige dat de man tegen aangeefster zegt: 'Kijk mij aan, kijk mij aan, als je mij nu niet aankijkt'. Getuige was aan het bellen en heeft niet gehoord wat de man verder tegen aangeefster zei.
Getuige heeft gezien dat de man slaande bewegingen maakte in de nabijheid van aangeefster.
Getuige zag dat aangeefster erg geschrokken was en gespannen.
Verdachte heeft op 18 november 2010 verklaard 3 dat hij veelvuldig op het station in Emmen verblijft. Als verdachte wordt geconfronteerd met de aangifte van [slachtoffer 1] geeft hij aan dat het allemaal best kan zijn gegaan zoals aangeefster heeft verklaard. Verdachte weet het allemaal niet meer. Als hij dronken is dan kan hij vervelend zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij onder zijn linker oog als tatoeage een traan heeft.
Verdachte weet van zichzelf dat hij meisjes volgt als die bij hem weglopen.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte T.H. Le heeft bedreigd op een wijze zoals in de tenlastelegging staat omschreven.
De verklaring van de [getuige 1] stemt nagenoeg overeen met de verklaring van aangeefster omtrent hetgeen zich bij het station heeft voorgedaan. [Getuige 1] geeft duidelijk aan wat zij wel en wat zij niet heeft gehoord met betrekking tot de geuite bedreigingen. Wat de getuige heeft gehoord en heeft gezien met betrekking tot de slaande bewegingen van verdachte, stemt overeen met wat aangeefster daarover heeft verklaard. Gelet hierop is er niet alleen voldoende wettig maar ook overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Bewijsmotivering van het onder 2 tenlastegelegde feit
Nu verdachte hetgeen de rechtbank met betrekking tot feit 2 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen te weten:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2011 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] 4;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2011inhoudende het relaas van de verbalisanten [namen verbalisanten] 5;
- de verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 17 mei 2011.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 5 oktober 2010, te Emmen, in de gemeente Emmen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] meermalen benaderd en dreigend de woorden toegevoegd :"Kijk mij aan, kijk dan, als je nu niet kijkt sla ik je in elkaar" en "1 Trap en je bent hartstikke dood.", waarbij verdachte slaande en trappende bewegingen maakte richting [slachtoffer 1];
2. hij op 25 maart 2011 te Emmen, in de gemeente Emmen, door een feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het knijpen in haar billen en bestaande die feitelijkheid uit het onverhoeds knijpen in haar billen;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte een jong meisje heeft bedreigd en dat hij een voor hem onbekende vrouw in de billen heeft geknepen.
Met betrekking tot de bedreiging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich uiterst hinderlijk en ongepast heeft gedragen. Verdachte verkeerde daarbij onder invloed van alcoholhoudende drank. Verdachte wist van zichzelf dat hij vervelend en hinderlijk kon zijn als hij teveel alcohol had gedronken. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij zich met die wetenschap onder invloed van alcoholhoudende drank op de openbare weg heeft begeven en zich heeft gedragen zoals de rechtbank dat bewezen heeft geacht. Verdachte heeft het slachtoffer in een voor haar ongewilde positie gebracht. Uit de aangifte komt naar voren dat het feit een grote impact op haar heeft gehad.
Ook feit 2 acht de rechtbank een hinderlijk feit. Het past niet om een willekeurig persoon onverhoeds in de billen te knijpen. Ook dit feit heeft verdachte onder invloed van alcohol gepleegd.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorst met de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 04 mei 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf geboden. De duur daarvan zal gelijk zijn aan het aantal dagen dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals de reclassering dat heeft voorgesteld niet aangewezen omdat uit de documentatie naar voren komt dat de voorwaardelijk opgelegde straffen veelal ten uitvoer zijn gelegd.
De door de raadsman geopteerde werkstraf acht de rechtbank niet aangewezen gelet op de ernst van de feiten.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- gevangenisstraf voor de duur van VIJFENVIJFTIG DAGEN.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. J.J. Schoemaker en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 mei 2011, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
1 pag. 22 van het dossiernummer PL032R 2010061913-1
2 pag. 28 van voormeld dossier
3 pag. 35 van voormeld dossier
4 pag. 6 van het dossiernummer PL032R 2011020603
5 pag. 24 van voormeld dossier
??
Parketnummer: 19.830253-10
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011 6