RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Zaaknummer: 85425
Beschikking d.d. 28 maart 2011
Beschikking van de meervoudige kamer met betrekking tot een verzoek tot schadevergoeding in de zaak van:
[verzoekster], geboren op [geboortedatum],
thans verblijvende in de PIV Nieuwersluis, 3631 NK Nieuwersluis, hierna te noemen verzoekster,
bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. L.S. Wachters,
de Staat der Nederlanden, p/a Ministerie van Justitie, zetelende Schedeldoekshaven 100, 2511 EX ‘s-Gravenhage, hierna te noemen verweerder.
Het ontstaan en de loop van het geding
De raadsvrouwe van verzoekster heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank te Groningen op 24 november 2010, verzocht om een schadevergoeding op grond van artikel 35 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) van een bedrag van € 5.800,--, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van de Staat tot betaling van de kosten van de procedure.
De rechtbank te Groningen heeft bij beschikking d.d. 18 februari 2011 de zaak in de staat waarin deze zich bevindt ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar de rechtbank te Assen.
Daarbij zijn onder meer de volgende stukken overgelegd:
- een afschrift van de beschikking van de rechtbank te Groningen van 9 juni 2010, waarin een machtiging tot voorgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 Wet Bopz is verleend met ingang van 9 juni 2010 tot en met 10 juni 2011;
- een afschrift van het cassatieberoep van 10 augustus 2010 van mr. G.E.M. Later;
- een afschrift van de conclusie van de Advocaat-Generaal mr. F.F. Langemeijer van 14 september 2010, waarin de Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Groningen;
- een afschrift van de beschikking van de Hoge Raad van 5 november 2010, waarin de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank te Groningen van 9 juni 2010 heeft vernietigd en het geding heeft verwezen naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing;
- een schrijven van de Raad voor de Rechtspraak namens verweerder van 3 januari 2011, betreffende een reactie op het verzoek tot schadevergoeding;
- een schrijven van mr. L.S. Wachters van 20 januari 2011, betreffende een reactie op het schrijven namens verweerder van 3 januari 2011.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 21 maart 2011. Daarbij is de raadsvrouwe van verzoekster mr. L.S. Wachters verschenen.
Alhoewel behoorlijk opgeroepen is verzoekster niet verschenen. Eveneens is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niemand namens verweerder verschenen.
Ter zitting is door mr. Wachters een pleitnotitie overgelegd.
De gronden van de beslissing
Bij beschikking van 9 juni 2010 heeft de rechtbank te Groningen een machtiging tot voortgezet verblijf verleend tot en met 10 juni 2011. Tegen deze beschikking heeft verzoekster beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank te Groningen van 9 juni 2010 vernietigd en het geding verwezen naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Uit de beschikking van de Hoge Raad blijkt dat de rechtbank te Groningen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft daartoe het volgende overwogen: “Met haar oordeel dat betrokkene niet behoefde te worden opgeroepen (…) heeft de rechtbank miskend dat betrokkene voor haar verhoor behoorlijk dient te zijn opgeroepen door de griffier overeenkomstig het bepaalde in artikel 261 in verbinding met artikel 272 e.v. Rv., welke bepalingen de rechter de mogelijkheid bieden een aan de bijzondere omstandigheden van het geval aangepaste wijze van oproeping te bepalen. Met de oproeping wordt recht gedaan aan het voorschrift dat betrokkene door de rechter wordt gehoord tenzij deze vaststelt dat betrokkene niet bereid is te worden gehoord (art. 8 lid 1 in verbinding met art. 17 lid 2 Wet Bopz), welk voorschrift niet alleen het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor waarborgt maar waarborgt dat iemand niet van zijn vrijheid wordt beroofd zonder dat hij, indien hij dat wenst, door de rechter wordt gehoord (vgl. HR 14 februari 1997, nr. 8924, LJN ZC2283, NJ 1997/378.”
Het thans voorliggende verzoek strekt ertoe om de schade die betrokkene als gevolg van de verleende machtiging heeft geleden te vergoeden.
Zoals uit het procesverloop blijkt heeft de rechtbank te Groningen dit verzoek doorverwezen naar de rechtbank te Assen. De rechtbank is aan de verwijzing gebonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster negenentwintig dagen op de separeerafdeling van het psychiatrisch ziekenhuis Lentis te Zuidlaren is vastgehouden, met continu cameratoezicht, op grond van een titel die later is vernietigd. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat verzoekster zonder titel vastgehouden is geweest en zij dus wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd.
Verweerder heeft in het schrijven van 3 januari 2011, als volgt gereageerd: “Verzoekster stelt dat haar nadeel er in is gelegen dat zij op grond van de verleende machtiging tot voortgezet verblijf 29 dagen in een psychiatrische ziekenhuis heeft verbleven, terwijl deze machtiging “waarschijnlijk” niet zou zijn gegeven indien zij door de rechtbank was opgeroepen en gehoord. Verweerder acht het gezien het feit dat betrokkene zich aan het toezicht door de kliniek meermalen heeft ontrokken juist waarschijnlijk dat genoemde machtiging ook zou zijn verleend indien zij was gehoord. Immers alleen verplichte opname zou kunnen leiden tot een onderzoek door een psychiater naar de vraag of er (nog sprake was van een stoornis van de geestvermogens die gevaar veroorzaakte. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen.”
De rechtbank acht dit verweer van verweerder niet ter zake doende, omdat het hier gaat om de situatie dat verzoekster onrechtmatig opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Niet aan de orde is de hypothetische situatie waarin verzoekster wel zou zijn opgeroepen om te worden gehoord.
Door of namens verzoekster is verzocht een schadevergoeding vast te stellen van € 5.800,-- (29 dagen keer € 200,--). Met de hoogte van de schadevergoeding houdt verzoekster onder meer rekening met het feit dat zij niet heeft kunnen deelnemen aan groepsactiviteiten en dat een camera in haar kamer was geplaatst om toezicht te houden.
Verweerder heeft in het schrijven van 3 januari 2011 te kennen gegeven dat, indien de rechtbank van oordeel is dat verzoekster wel nadeel heeft geleden tengevolge van het achterwege blijven een oproeping, er geen aanleiding is om een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke. Het verscherpte toezicht in de kliniek is direct het gevolg van het feit dat betrokkene zich meermalen aan het toezicht door de kliniek heeft ontrokken en is dus geheel aan haar zelf te wijten, aldus verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een ernstig verzuim door het niet oproepen van verzoekster voor de mondelinge behandeling en het niet voldoen aan de hoorplicht door de rechtbank te Groningen. Dit heeft geleid tot een wederrechtelijke vrijheidsbeneming waarbij ook nog sprake is van het benemen van bewegingsvrijheid door middel van separatie. De rechtbank ziet hierin aanleiding een schadevergoeding naar billijkheid van € 100,-- per dag toe te kennen zoals in het dictum nader is bepaald.
Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verzoekster worden begroot op:
- verzoekschrift € 384,00 (1,0 punt × tarief € 384,00)
- mondelinge behandeling € 384,00 (1,0 punt × tarief € 384,00)
Totaal € 768,00
stelt een schadevergoeding ten behoeve van verzoekster vast van €2.900,-- (29 dagen x €100,--);
veroordeelt verweerder tot betaling aan verzoekster van genoemd bedrag;
veroordeelt verweerder voorts in de proceskosten, aan de zijde van verzoekster tot op heden begroot op € 768,00;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gedaan te Assen op 28 maart 2011 door mr. C.J.R. de Locht, voorzitter, en
mrs. A.L.J.M.A. Janssens en G.J.J. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van
D.A. Slender, griffier, en door mr. C.J.R. de Locht en de griffier ondertekend.
D.A. Slender mr. C.J.R. de Locht
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingesteld.
Verzonden op:
Afschrift aan:
(x) betrokkene
(x) advocaat
(x) inspectie
(x) officier van justitie