RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19.830259-10
19.830276-10
19.830248-10
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 12 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende [detentieadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 maart 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Jonker-van Dijk, advocaat te Beilen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 22 november 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een, dekbed(den), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 22 november 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk twee, althans een, dekbed(den), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 3 november 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal scheermesje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 3 november 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk een aantal scheermesjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
3.
(parketnummer 19/830276-10)
hij op of omstreeks 20 december 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal verpakkingen met parfum en/of after shave en/of shampoo, althans een aantal cosmeticaprodukten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
(parketnummer 19/830248-10)
A)
hij op of omstreeks 15 november 2010 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de supermarkt [winkel 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de bedrijfsleider, [slachtoffer 1] en/of
een of meer medewerkers van de [winkel 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] en/of die medewerker(s) heeft geschopt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] in zijn arm heeft gebeten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 november 2010 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid vlees, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, in die winkel een hoeveelheid vlees heeft gepakt en/of vervolgens in zijn tas heeft gedaan/verstopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de bedrijfsleider, [slachtoffer 1] en/of een of meer andere medewerkers van die winkel, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die bedrijfsleider en/of andere medewerkers van de [winkel 4] heeft geslagen en/of geschopt en/of die [slachtoffer 1] in zijn arm heeft
gebeten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
B)
hij op of omstreeks 15 november 2010 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] in zijn arm heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 november 2010 te Assen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), in zijn arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 A en B primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor de opvang van stelselmatige daders voor de duur van twee jaar zal opleggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 A primair en 4B subsidiair tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], namens [winkel 1] te Assen, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op 22 november 2010 de hem bekende [verdachte] de winkel binnen kwam, dat deze twee dekbededen die links van de ingang stonden greep en er mee naar buiten liep zonder te betalen. [verdachte] is bij aangever bekend vanwege eerdere diefstallen. Pag 24 pv;
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, een beschrijving met foto’s van de door de beveiligingscamera van [winkel 1] opgenomen camerabeelden van de diefstal van de dekbedden. Pag 30 pv;
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, een beschrijving met foto’s van de jas die verdachte droeg bij zijn aanhouding. De jas komt overeen met de jas die de man op de camerabeelden van de diefstallen bij [winkel 1] en [winkel 2] draagt. Pag 32 pv;
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], namens [winkel 2] te Assen, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat op 3 november 2010 een man met een donkere jas de winkel binnenkomt; dat de man gaat naar het schap met scheermesjes en dat hij meerdere pakjes met scheermesjes in zijn rechter jaszak stopt. Hierna rent de man de winkel uit via de toegangspoortjes, zonder dat hij de scheermesjes heeft betaald. Pag 34 pv;
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, een beschrijving met foto’s van de door de beveiligingscamera van [winkel 2] opgenomen camerabeelden van de diefstal van de scheermesjes. Pag 41 pv;
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, een beschrijving met foto’s van de jas die verdachte droeg bij zijn aanhouding. De jas komt overeen met de jas die de man op de camerabeelden van de diefstallen bij [winkel 1] en [winkel 2] draagt. Pag 32 pv;
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, een beschrijving van de jas die verdachte droeg tijdens de inverzekeringstelling. Deze jas komt overeen met de jas die te zien is op de beelden van de beveiligingscamera’s van de winkeldiefstal bij [winkel 2]. Pag 43 pv;
De verklaring van de verdachte op pagina 56 van het proces-verbaal en ter terechtzitting dat hij zichzelf op de aan hem getoonde camerabeelden herkent.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], namens [winkel 3] te Assen, van diefstal van 8 stuks cosmetica producten op 20 december 2010. Aangeefster verklaart, kort en zakelijk weergegeven, dat er een man in de winkel kwam. Hij deed verschillende producten in een soort sporttas met een grijs met rode print. Vervolgens liep hij de winkel uit zonder te betalen. Deze man is sinds 28 november al drie keer in de winkel geweest en hij neemt steeds producten mee zonder te betalen. Deze keer is zij achter de man aangerend maar kon hem niet bijhouden. Onderweg werd zij ingehaald door een vrouw met twee kinderen. Ongeveer 30 minuten later kwam deze vrouw met kinderen de winkel binnen en vertelde dat de politie de man hadden gepakt. Aangeefster zag dat de vrouw een beugel droeg. De totale schade bedraagt 338,40 euro. Pag 18 pv;
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 4], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij het verzoek kregen van de meldkamer om te gaan naar het [adres] te Assen. Ter plaatse gekomen zagen zij dat collega’s de verdachte meenamen naar het bureau. Zij spraken de daar aanwezige getuige [getuige 1]. Deze getuige vertelde dat zij de aangehouden verdachte weg zag rennen, dat er twee mannen achteraan renden en dat zij mee is gerend. De verbalisant zag dat deze vrouw twee kinderen bij zich had en dat zij een beugel in haar mond had. Pag 24 pv;
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], inhoudende dat zij op 20 december 2010 van de meldkamer het verzoek kregen om te gaan naar het [adres] te Assen. Ter plaatse aangekomen zagen zij dat twee mannen en andere man klem tegen de muur hadden gezet. Zij herkenden deze man als de hen ambtshalve bekende [verdachte]. Verbalisanten hoorden een van de mannen zeggen dat verdachte een tas wilde afpakken van een vrouw. Verdachte is aangehouden. Bij zijn aanhouding had verdachte twee tassen bij zich: een blauw met witte tas en een zwart met rode schoudertas. De [blauw met witte] tas was gevuld met doosjes parfum van de [winkel 3]. Pag 26 pv;
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 7], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij op 20 december 2010 van de meldkamer het verzoek kreeg om te gaan naar het [adres] te Assen. Ter plaatse aangekomen trof zij twee getuigen: de heer [getuige 2] en de heer [getuige 3]. Pag 28 pv;
[getuige 2] verklaarde tegenover de verbalisant dat hij de vrouw (getuige [getuige 1]) zag staan en dat de verdachte aan tassen stond te trekken. Hij hoorde de vrouw om hulp roepen. Hij is erop af gegaan en heeft de man vastgepakt.
[getuige 3] verklaarde tegenover de verbalisant dat hij zag dat de aangehouden man zich verzette tegen de andere man ([getuige 2]) en dat hij heeft geholpen om hem rustig te houden tot de politie kwam.
Feit 4A primair en feit 4B subsidiair:
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], namens zichzelf en namens supermarkt [winkel 4] te Assen van diefstal van vlees op 15 november 2010. Aangever verklaarde, kort en zakelijk weergegeven, dat hij samen met zijn collega [getuige 4] een man aansprak die vlees in een tas en in een winkelmandje had gedaan. Op enig moment zette de man de tas en het mandje neer en liep in de richting van de kassa. Aangever heeft de man toen aangesproken en gevraagd om mee te gaan naar het kantoor. De man ging met hem mee. Eenmaal in het kantoor wilde de man weggaan. Aangever heeft met een aantal collega’s de man tegengehouden. Hierop ging de man in het verzet en tijdens dit verzet is aangever door de man in zijn pols gebeten. Pag 13 pv;
De verklaring van de getuige [getuige 5], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij met aangever en de man is meegelopen naar het kantoor, dat de man daar vervelend begon te doen en weg wilde gaan, dat er een worsteling ontstond en dat hij samen met aangever en nog een medewerker de man tegen de grond heeft gedrukt en hem in bedwang heeft gehouden. Pag 21 pv;
De verklaring van de getuige [getuige 4], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij een man zag die een winkelmand vol vlees bij zich droeg. Vervolgens zag hij de man pakketten met vlees in een big shopper stoppen. De man zette de tas en het mandje neer en liep met de telefoon aan zijn oor. De man liep in de richting van de infobalie. Daarop heeft getuige samen met aangever de man staande gehouden en hem meegenomen naar het kantoor. Toen aangever de man om zijn identiteitsbewijs vroeg werd de man agressief en zei hij dat hij niets gedaan had. De man wilde toen weglopen. Getuige heeft de man vastgepakt. De man verzette zich hevig en vervolgens hij de man met meerdere collega’s in bedwang gehouden tot de politie kwam. Later hoorde hij dat aangever tijdens de worsteling door de man in zijn arm is gebeten. Pag 23 pv;
De verklaring van de verdachte op pag 27 ev ter terechtzitting dat hij op 15 november 2010 in de [winkel 4] te Assen was. Hij heeft vleespakketten in een boodschappenmandje en in een grote boodschappentas gestopt. Hij heeft dat mandje en die tas bij de frisdranken neergezet. Hij had geen geld bij zich om boodschappen te betalen. Zijn vriendin zou buiten geld pinnen om de boodschappen te betalen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij zich de boodschappen niet wederrechtelijk heeft toegeëigend en hij deze wilde betalen, nu de waarnemingen van de aangever en getuige [getuige 4] op het tegendeel duiden.
Toen verdachte mee moest naar het kantoor en daar werd tegengehouden toen hij weg wilde gaan, heeft hij zich verzet en heeft hij iemand gebeten.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbeert evenwel een zodanig rechtstreeks verband tussen de diefstal en het door verdachte toegepaste geweld dat kan worden aangenomen dat sprake is van diefstal gevolgd door geweld.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 A primair en 4B subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 november 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee dekbedden, toebehorende aan [winkel 1];
2.
hij op 3 november 2010, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen scheermesjes, toebehorende aan [winkel 2];
3.
(parketnummer 19/830276-10)
hij op 20 december 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verpakkingen met parfum en after shave en shampoo, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 3];
4.
(parketnummer 19/830248-10)
A)
hij op 15 november 2010 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid vlees, toebehorende aan de supermarkt [winkel 4];
B)
hij op 15 november 2010 te Assen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), in zijn arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4A primair en 4B subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1 primair: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2 primair: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3 primair: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4A primair: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4B subsidiair: mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
De raadsvrouwe van verdachte heeft met betrekking tot het vierde tenlastegelegde feit ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer en heeft op grond daarvan geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging. Zij heeft ter ondersteuning van dit verweer, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte de heer [slachtoffer 1] heeft gebeten uit zelfverdediging. Hij handelde in paniek vanwege het buitenproportionele geweld dat door het winkelpersoneel op hem werd toegepast.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw op noodweer en overweegt daartoe dat naar haar oordeel geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf of goed waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat het door aangever en het overige winkelpersoneel toegepaste geweld zodanig was dat dit het bijten van verdachte rechtvaardigde.
Aldus is niet voldaan aan de vereisten voor een beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht en faalt het beroep.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Verweer met betrekking tot de strafmaat
Door de raadsvrouwe is aangevoerd dat de aanhouding van verdachte op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden en dat dit tot uitdrukking moet komen in een eventueel aan hem op te leggen straf. De rechtbank overweegt in dit kader dat, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, een onrechtmatigheid in de aanhouding niet kan leiden tot enig gevolg voor de op te leggen straf. De rechtbank verwerpt dit verweer derhalve.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 februari 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld; alsmede het reclasseringsadvies d.d. 14 maart 2011 van Verslavingszorg Noord Nederland waaruit blijkt dat de rapporteur het recidiverisico als hoog inschat en dat hij een ISD maatregel nog als enige mogelijkheid ziet om eventueel de negatieve spiraal waarin verdachte zit te doorbreken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen en aan mishandeling. Het betreft in alle gevallen feiten die bij de slachtoffers veel ergernis en overlast teweeg brengen. Het strafblad van de verdachte laat voorts zien dat hij zich al jarenlang schuldig maakt aan vergelijkbare hinderlijke strafbare feiten, voornamelijk aan (winkel)diefstallen, maar ook aan bedreiging, vernieling en mishandeling. Recentelijk heeft dit onder meer geleid tot veroordelingen door deze Rechtbank op 4 mei 2010, 11 maart 2009 en 2 juli 2007, waarbij telkens vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd. Het mag duidelijk zijn dat de overlast die de verdachte de samenleving bezorgt groot is.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten veelvuldig (tenminste driemaal) ter zake van misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en voorts moet er, mede gelet op voormelde rapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waartoe wordt verwezen naar het feit dat de verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De Rechtbank overweegt dat ter zake van de verdachte is voldaan aan de formele voorwaarden die art. 38m lid 1 Sr stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering volgt dat de oorzaak van het criminele gedrag van de verdachte met name gezocht moet worden in zijn drugsverslaving in combinatie met zijn onverschillige houding en zijn gebrek aan probleembesef. Uit dat laatste volgt reeds dat, zoals de reclassering ook beschrijft, de verdachte niet of nauwelijks is te motiveren om zijn gedrag te veranderen. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn om die reden dan ook mislukt of niet effectief gebleken. Reclasseringstoezicht is feitelijk zinloos, omdat de verdachte zich niet begeleidbaar opstelt. Dit alles maakt dat de kans op recidive onverminderd hoog blijft.
Gelet op het voorgaande deelt de Rechtbank het standpunt van de reclassering en van de officier van justitie dat de noodzakelijke gedragsverandering van de verdachte alleen mogelijk is binnen het kader van een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Om de maatregel maximaal effectief te laten zijn, zal deze voor de duur van twee jaar worden opgelegd. De Rechtbank ziet in de relatief lange duur van het voorarrest wel aanleiding om te bepalen dat het voorarrest op deze termijn in mindering wordt gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 4B subsidiair)
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ten bedrage van € 523,60.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 4B subsidiair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 36f, 38, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 A primair en 4B subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 A primair en 4B subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt de verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE JAREN.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde maatregel geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 523,60 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 523,60 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. C.P. van Gastel en E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 april 2011.