ECLI:NL:RBASS:2011:BQ2218

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
25 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
85653 / HA RK 11-57
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na einduitspraak in een kinderbeschermingszaak

In deze beschikking van de Rechtbank Assen, gedateerd 25 maart 2011, wordt het wrakingsverzoek van verzoekers, [VERZOEKER SUB 1] en [VERZOEKSTER SUB 2], behandeld. De verzoekers hebben op 14 maart 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kinderrechter in een lopende zaak met zaaknummer 85050, waarin de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van hun minderjarige dochter heeft ingediend. Verzoekers stellen dat de rechter bevooroordeeld was en dat hun verhaal niet voldoende is gehoord, waarbij zij ook twijfels uiten over de door BJZ/Yorneo uitgevoerde test.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een partij een wrakingsverzoek kan indienen tegen een rechter, maar dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om dit verzoek in te dienen na een einduitspraak. De rechtbank stelt vast dat de rechter op 9 maart 2011 mondeling uitspraak heeft gedaan en dat het wrakingsverzoek is ingediend na deze einduitspraak. Hierdoor zijn verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek tot wraking.

De rechtbank concludeert dat een behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek niet nodig is, omdat het verzoek al in de fase van ontvankelijkheid is blijven steken. De rechtbank verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking en beveelt de griffier om deze beslissing onverwijld aan de betrokken partijen mee te delen. De beschikking is ondertekend door de rechters A. van der Meer, J.J. Schoemaker en H. Wolthuis.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 85653 / HA RK 11-57
Beschikking van de meervoudige kamer op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolgde artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 25 maart 2011
in de zaak van
1. [VERZOEKER SUB 1],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
2. [VERZOEKSTER SUB 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekster.
1. De procedure
Verzoekers hebben bij verzoekschrift d.d. 14 maart 2011 de wraking verzocht van [de rechter], kinderrechter, in de zaak met zaaknr. 85050.
2. Het standpunt van verzoekers
Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat de rechter was bevooroordeeld in de zaak met zaaknummer 85050 m.b.t. het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming strekkende tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], dochter van verzoekers. Zij stellen dat hun verhaal niet werd gehoord. Zij vinden de test die door BJZ/Yorneo is gedaan niet voldoende.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van art. 36 Rv. kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze einduitspraak heeft gedaan (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
3.2. Uit het proces-verbaal van de zitting d.d. 9 maart 2011 blijkt dat de rechter ter zitting mondeling uitspraak heeft gedaan. Deze uitspraak is vastgelegd in een beschikking d.d. 9 maart 2011. Nu het wrakingsverzoek is gedaan na de einduitspraak in de betreffende zaak zijn verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek achterwege blijven, nu een zitting is bedoeld voor een debat over de gegrondheid van het verzoek. Het wrakingsverzoek blijft hier al steken in de fase van de ontvankelijkheidsvraag, zodat een debat over de gegrondheid van het verzoek niet aan de orde komt (vgl. concl. AG in NJ 1999, 271).
3.3. Voor zover het verzoek is gedaan met het oog op een nog te houden zitting (volgens verzoekers tussen de leerplichtambtenaar en [minderjarige]), geldt dat dit verzoek prematuur is, zodat het evenmin behandeld kan worden.
4. De beslissing
1. Verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking.
2. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekers, de Raad voor de Kinderbescherming Regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen, en [de rechter].
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van der Meer, mr. J.J. Schoemaker en
mr. H. Wolthuis op 25 maart 2011 en door mr. Van der Meer en de griffier ondertekend.