RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605555-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[Verdachte],
geboren [geboortedatum] 1950,
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 april 2011.
De verdachte is verschenen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 februari 2010,
te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, met [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum] 1923, opgenomen in een gesloten afdeling van verzorgingstehuis
[naam tehuis], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar
geestvermogens (dementie) leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat
was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand
te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
het geven van (een) (tong-)zoen(en) aan die [slachtoffer 1];
art 247 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 februari 2010,
te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1], die wegens dementie was opgenomen in een
verzorgingstehuis, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het geven van (een) (tong-)zoen(en) aan die
[slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft gezoend/gekust;
art 246 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 18 februari 2010, te Hoogeveen, althans in de gemeente
Hoogeveen, met J. [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum]1933, opgenomen in
verzorgingstehuis [naam tehuis], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van haar geestvermogens (dementie) leed dat die [slachtoffer 2] niet of
onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het geven van (een) (tong-)zoen(en) aan die [slachtoffer 2];
art 247 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 18 februari 2010, te Hoogeveen, althans in de gemeente
Hoogeveen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) J. [slachtoffer 2], die
wegens dementie was opgenomen in een verzorgingstehuis, heeft gedwongen tot
het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het geven
van (een) (tong-)zoen(en) aan die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds heeft
gezoend/gekust;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 60 uren werkstraf, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren werkstraf, subsidiair
15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en geen vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte van [aangever 1]1;
- de verklaring van getuige [getuige 1]2;
- de aangifte van [aangever 2]3;
- de verklaring van getuige [getuige 2]4;
- de verklaring van verdachte5;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 februari 2010 te Hoogeveen, met [slachtoffer 1], [geboortedatum] 1923, opgenomen in een gesloten afdeling van verzorgingstehuis [naam tehuis], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens (dementie) leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil kenbaar te maken, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het geven van een zoen aan die [slachtoffer 1];
hij op 18 februari 2010 te Hoogeveen, met J. [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1933, opgenomen in verzorgingstehuis [naam tehuis], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens (dementie) leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was haar wil kenbaar te maken, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het geven van een zoen aan die [slachtoffer 2].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1 primair: met iemand die aan een zodanige ziekelijke ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent kenbaar te maken, ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2 primair: met iemand die aan een zodanige ziekelijke ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent kenbaar te maken, ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij in een verzorgingstehuis twee dementerende vrouwen een ontuchtige zoen heeft geven. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de wilsonbekwaamheid van deze twee oudere vrouwen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de eis van de officier van justitie en de omstandigheid dat door de voorvallen verdachte reeds geruime tijd zeer beperkt zijn moeder die eveneens in het verzorgingstehuis woont heeft mogen bezoeken. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 04 maart 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van de feiten, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstrak in de vorm van een werkstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit 30 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. P.L.M.J. Rooijakkers en mr. H.T. van Voorst, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 april 2011.
1 op pag. 24ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienr: PL033E 2010051165 (het pv)
2 op pag. 54ev van het pv
3 op pag. 68ev van het pv
4 op pag. 78ev van het pv
5 op pag. 62/63 van het pv
??
Parketnummer: 19.605555-10
Uitspraak d.d.: 15 april 2011 5