ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1362

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830121-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige, afpersing en diefstal met geweld

Op 15 april 2011 heeft de Rechtbank Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige, afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De feiten vonden plaats in de periode van 1 april 2010 tot en met 2 april 2010 in Smilde, waar de verdachte een dertienjarig meisje heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 november 2009 tot en met 10 juni 2010 een jongen van 12/13 jaar meermalen afgeperst en op 8 juni 2010 heeft hij een 85-jarige man beroofd van zijn portemonnee door geweld en bedreiging. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 124,50 toegewezen aan het slachtoffer van de diefstal. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering, waaronder verklaringen van slachtoffers en getuigen, en een rapport van gedragsdeskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830121-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] 1984,
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 april 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 2 april 2010, te
Smilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte
- zijn, verdachte's penis en/of een of meer van verdachte's vinger(s) in de
vagina van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en/of
- die[slachtoffer 1] zijn, verdachte's, penis in haar/de mond laten nemen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de auto, waarin verdachte en die [slachtoffer 1] zich bevonden, heeft afgesloten,
waardoor die [slachtoffer 1] niet aan de handelingen van verdachte kon ontkomen en/of
- die [slachtoffer 1] op dwingende toon heeft bevolen/opgedragen hem, verdachte, te
pijpen en/of
en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van het tussen verdachte en die [slachtoffer 1] bestaande leeftijdsverschil en/of van het criminele imago dat verdachte
heeft opgebouwd en/of door agressief te reageren naar die [slachtoffer 1] en (aldus)
voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 2 april 2010, te
Smilde, alhans in de gemeente Midden-Drenthe,, met [slachtoffer 1],
geboren [geboortedatum] 1996, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn, verdachte's penis en/of een of meer van verdachte's vinger(s) in de
vagina van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachte's, penis in haar/de mond laten nemen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2010 tot en met 13 april 2010,
te Smilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
(telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 2],
hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachte's penis en/of een of meer van
verdachte's vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd
en bestaande dat die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 2] (telkens) op dwingende toon/wijze heeft gevraagd: "wil je neuken"
en/of die [slachtoffer 2] heeft gevraagd met hem mee te gaan en/of zich (deels) te
ontkleden en/of
- (daarbij) gebruik heeft gemaakt van het tussen verdachte en die [slachtoffer 2]
bestaande leeftijdsverschil en/of van het criminele imago dat verdachte heeft
opgebouwd en/of door agressief te reageren naar die [slachtoffer 2] en (aldus) voor die
[slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2010 tot en met 13 april 2010,
te Smilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe, meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar
geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachte's penis en/of een of meer
van verdachte's vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd;
art 243 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 november 2009 tot en met 10 juni 2010, te Smilde, althans in de
gemeente Midden-Drenthe, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [aangever 1], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat
verdachte die [slachtoffer 3] (telkens) heeft opgedragen geld voor hem te regelen
en/of aan hem, verdachte af te geven en/of
- (daartoe/daarbij) die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of geschopt en/of een
ander persoon opdracht heeft gegeven die [slachtoffer 3] te slaan en/of schoppen
en/of
- daarbij (telkens) gebruik heeft gemaakt van het tussen verdachte en die
[slachtoffer 3] bestaande leeftijdsverschil en/of van het criminele imago dat
verdachte heeft opgebouwd en/of door (telkens) agressief te reageren naar die
[slachtoffer 3];
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 8 juni 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee, inhoudende (ondermeer) geld en/of (een) pas(jes) en/of een
ID-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer 4] (van achteren) heeft vastgegrepen en/of (daarbij) een arm om de
nek/hals van die [slachtoffer 4] heeft gelegd en/of
- die [slachtoffer 4] (vervolgens) een duw heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer 4]
ten val is gekomen en/of gewond is geraakt/zich heeft bezeerd en/of
- die [slachtoffer 4] heeft toegevoegd de woorden: "de volgende keer maak ik je dood",
althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen onder 1 subsidiair, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 24 maanden gevangenisstraf;
* terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
* toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], groot €
124,50, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 1 primair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 primair (verkrachting) met name niet bewezen, dat verdachte het slachtoffer met geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee, heeft gedwongen tot het ondergaan van de in tenlastelegging omschreven handelingen.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 primair (verkrachting) eveneens niet bewezen dat er sprake was van voornoemde dwang. Met betrekking tot het onder 2 subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank met name niet bewezen dat het slachtoffer lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat was om haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen.
Bespreking van het bewijs
Feit 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte voor feit 1 subsidiair dient te worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat er naast de aangifte van het slachtoffer onvoldoende steunbewijs aanwezig is om tot een veroordeling te kunnen komen.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht op basis van de aangifte van het slachtoffer, de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
-ondanks de ontkenning van verdachte- bewezen dat zij met zijn vieren in de 45-km auto in het bos zijn geweest. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte aldaar met het slachtoffer in de auto orale ontuchtige handelingen heeft gepleegd. [getuige 2] heeft verklaard dat het slachtoffer nadat zij bij verdachte uit de auto was gestapt steeds op de grond spuugde, terwijl verdachte 's middags aan het slachtoffer had gevraagd of zij hem wilde pijpen.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs op de navolgende bewijsmiddelen.
Slachtoffer [slachtoffer 1], geboren op 14 november 1996, verklaart1 dat zij op 1 april 2010 in Smilde met [getuige 1], verdachte en een andere jongen in een 45 km-auto naar het bos is geweest. Verdachte vroeg haar of zij mee ging naar de auto. Zij is met hem meegegaan. Verdachte zei dat zij hem moest pijpen. Zij heeft het toen gedaan.
Getuige [getuige 3] verklaart2 dat het slachtoffer haar vertelde dat zij met [getuige 1] bij verdachte in een 45 kilometer autootje had gezeten. Op de vraag wat er gebeurd was kreeg het slachtoffer een rood hoofd en zei dat ze met verdachte naar bed was geweest.
Getuige [getuige 1] verklaart3 dat op 1 april het slachtoffer bij haar was. Zij zijn met [getuige 2] bij [verdachte] in de auto naar het bos gereden. Het slachtoffer ging met verdachte mee naar de auto. [getuige 2] en getuige gingen in het bos lopen. Na enige tijd kwamen het slachtoffer en verdachte aanlopen. Het slachtoffer deed een beetje raar en was stil. Onderweg naar huis vertelde het slachtoffer dat verdachte haar had gedwongen tot seks.
Getuige [getuige 2] verklaart4 dat hij, het slachtoffer, [getuige 1] en verdachte met de auto naar het bos zijn gereden. Aldaar zijn verdachte en het slachtoffer in de auto gaan zitten. Ze stapten na 10 minuten of een kwartier weer uit de auto. Het slachtoffer spuugde steeds op de grond. Getuige had 's middags al gehoord dat verdachte aan het slachtoffer vroeg of zij hem wilde pijpen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij [getuige 2] was en weleens in een 45km-autootje heeft gezeten. Er waren twee meisjes, waaronder [getuige 1]. Het andere meisje kende hij niet.
Feit 3
De raadsman heeft betoogd dat verdachte voor feit 3 dient te worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen geld af te geven.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht op basis van de verklaring van het slachtoffer en getuige [getuige 4] bewezen dat het slachtoffer door (bedreiging met) geweld aan verdachte geld heeft afgegeven. De verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door de verklaring van diens vader. Tevens heeft getuige [getuige 5] verklaard op verzoek van verdachte geweld te hebben gepleegd tegen het slachtoffer.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever [aangever 1] verklaart5 dat zijn zoon [slachtoffer 3], vanaf 1 november 2009 tot 10 juni 2010 te Smilde wordt lastig gevallen door verdachte. [getuige 4] vertelde aangever dat verdachte geld wilde hebben van [slachtoffer 3]. Als hij dit geld niet zou geven dan zou verdachte wel even bij [slachtoffer 3] thuis komen om verhaal te gaan halen. Bij aangever in huis werd er vaker geld gemist. Hij had een vermoeden dat [slachtoffer 3] zonder toestemming geld uit zijn portemonnee pakte. [slachtoffer 3] is bang voor verdachte. [slachtoffer 3] heeft verteld dat hij geslagen en geschopt werd door verdachte.
Slachtoffer [slachtoffer 3], verklaart6 dat verdachte hem heeft geslagen, geld heeft afgepakt, bedreigd en andere mensen op hem heeft afgestuurd om hem te slaan. Verdachte sloeg hem met zijn vuist, omdat hij geen geld aan hem gaf, dat is ongeveer vijf keer gebeurd. Verdachte zei, ga geld voor me regelen. Hij vroeg telkens om geld. Hij zei: ga geld van je ouders jatten, anders ga ik je slaan. Het slachtoffer nam daarop geld bij zijn ouders weg en gaf het aan verdachte. Verdachte stuurt mensen op hem af. Hij zei tegen [getuige 5] dat hij hem een trap moest geven. [getuige 5] deed dat.
Getuige [getuige 4] verklaart7 dat als verdachte iets aan het slachtoffer vraagt, het slachtoffer dit doet omdat hij bang is voor de gevolgen als hij iets niet doet. Verdachte komt agressief over en gaat alleen maar met jonge kinderen om. Bij de school trapte verdachte het slachtoffers 3 of 4 keer. Bij het hertenkampje zei verdachte dat [getuige 5] het slachtoffer moest trappen. [getuige 5] trapte het slachtoffer tegen de benen. Het slachtoffer vertelde getuige dat hij voor verdachte geld moest regelen. Getuige hoorde dat verdachte aan het slachtoffer vroeg of hij het geld al had. Getuige heeft vaker gehoord dat verdachte zegt: "Heb je geld?" of "Ga effe geld regelen".
Getuige [getuige 5] verklaart8 dat hij het slachtoffer wel eens een schop heeft gegeven nadat verdachte dat had gezegd.
Verdachte verklaart9 dat hij het slachtoffer kent en dat deze een jaar of twaalf is. Hij steelt van zijn ouders.
Feit 4
Nu verdachte hetgeen de rechtbank sub 4 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- (op pag. 184ev van het PV) de aangifte van [slachtoffer 4];
- een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 4];
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 2 april 2010, te Smilde, met [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum] 1996, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachte's, penis in haar mond laten nemen;
3.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 november 2009 tot en met 10 juni 2010, te Smilde, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [aangever 1], welke hierin bestonden dat verdachte die [slachtoffer 3] heeft opgedragen geld voor hem te regelen en aan hem, verdachte, af te geven en
- daartoe die [slachtoffer 3] heeft geschopt en een ander persoon opdracht heeft gegeven die [slachtoffer 3] te slaan en schoppen en
- daarbij gebruik heeft gemaakt van het tussen verdachte en die [slachtoffer 3] bestaande leeftijdsverschil en door agressief te reageren naar die [slachtoffer 3];
4.
hij op 8 juni 2010 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende ondermeer geld en pasjes en een ID-kaart, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- die [slachtoffer 4] van achteren heeft vastgegrepen en daarbij een arm om de hals van die [slachtoffer 4] heeft gelegd en
- die [slachtoffer 4] vervolgens een duw heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val is gekomen en gewond is geraakt/zich heeft bezeerd en
- die [slachtoffer 4] heeft toegevoegd de woorden: "de volgende keer maak ik je dood".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1 subsidiair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren zestien heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: afpersing, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: diefstal, voorafgegaan en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 08 februari 2011, opgemaakt door B.W. Roelofs-van Bon, klinisch psycholoog, en R.J.P. Rijnders, psychiater.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -, dat verdachte voor feit 1 enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht en dat feit 3 verdachte kan worden toegerekend. Voormelde gedragsdeskundigen hebben zich ter zake van feit 4 onthouden van een uitspraak over de toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het ter zake van feit 1 in enigszins verminderde mate.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. De slachtoffers waren allen kwetsbare personen. Op 1 april 2010 heeft verdachte ontucht gepleegd met een dertien jarig meisje. In de periode 01 november 2009 tot en met 10 juni 2010 heeft hij een jongen, die destijds 12/13 jaar oud was, meermalen geld afgeperst. Op 08 juni 2010 heeft hij door geweld en bedreiging met geweld een 85 jarige homoseksuele man beroofd van een portemonnee met inhoud.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met eerder vermelde eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van verdachte -die heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden - en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 04 maart 2011, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen ter zake van vermogensmisdrijven tot vrijheidbenemende maatregelen is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van de feiten, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een langdurige gevangenisstraf, overeenkomstig de door de officier van justitie gevorderde duur passend en geboden is.
Motivering maatregel van terbeschikkingstelling.
Door de gedragsdeskundigen van het NIFP, B.W. Roelofs-van Bon, klinisch psycholoog, en R.J.P. Rijnders, psychiater, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is gezamenlijk een met reden omkleed, gedateerd en ondertekend advies uitgebracht. De verdachte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een onderzoek door de twee gedragsdeskundigen. De gedragsdeskundigen voornoemd hebben gerapporteerd over de reden van weigering.
De conclusies in het gezamenlijk uitgebrachte advies d.d. 08 februari 2011 luiden- zakelijk weergegeven-:
"Betrokkene heeft het huidige onderzoek geweigerd. Er heeft dus een beperkt eigen onderzoek plaatsgevonden. Op basis van de uitgebreide collaterale informatie, het huidige 'Milieuonderzoek' en de in het dossier aanwezige gedragskundige verslagen kan worden gesteld dat betrokkene al vanaf zijn vroege jeugd is gekend met gedragsproblemen die in ernst en omvang het stoornisniveau behalen. Op grond van het beperkte eigen onderzoek, waarbij in acht genomen de uitgebreide collaterale informatie, menen ondergetekenden dat - hoewel een diagnostische categorisering van betrokkenes gestoord functioneren niet goed mogelijk is - wel gesproken kan worden van een ernstige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens. Ten tijde van de verschillende ten laste gelegde feiten was bij betrokkene sprake van een ernstige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, en mogelijk ook van middelenmisbruik.
Hoewel in dit beperkte onderzoek onderzoekers op grond van de ten laste gelegde feiten vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak kunnen doen over de recidivekans op aan het tenlastegelegde gelijkwaardige delicten, voortvloeiend uit de zeer gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, menen zij dat met grote waarschijnlijkheid valt te verwachten dat betrokkene na de huidige detentie zal terugvallen in zijn vroegere levensstijl. Hierbij valt toekomstige gewelddadigheid niet uit te sluiten. Betrokkenes levensloop schraagt deze verwachting. Ter ondersteuning hiervan is gebruik gemaakt van het risicotaxatie-instrument HCR-20. Het geheel overziend scoort betrokkene hoog op de HCR-20 voor wat betreft de kans op herhaling van gewelddadig gedrag zoals deze staat beschreven in zijn levensloop en officiële criminaliteit."
De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Op grond van die conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond.
De door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van voorafgaande veroordelingen wegens misdrijf, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid voor personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege eisen.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 4 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 4 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het 1 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van de som van € 124,50 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], een bedrag van € 124,50 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. C.P. van Gastel en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 april 2011.
1 op pag. 72ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienr: PL033E 2010029741 (het PV)
2 op pag. 82ev van het PV
3 op pag. 85ev van het PV
4 op pag. 107ev van het PV
5 op pag. 165ev van het PV
6 proces-verbaal van bevindingen politie Drenthe, proces-verbaalnr: PL033E 2010033866
7 op pag. 92ev van het PV
8 op pag. 102ev van het PV
9 op pag. 179ev van het PV
??
??
??
??
Parketnummer: 19.830121-10
Uitspraak d.d.: 15 april 2011 7
vonnis