RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830006-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 08 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Baghdad op [geboortedatum] 1974,
wonende [adres],
verblijvende in PI Noord, locatie De Grittenborgh te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 maart 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (Tomtom) en/of een bluetooth handsfree set (Motorola), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een bluetooth handsfree set (Motorola) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een bluetooth handsfree set (Motorola) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2011 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk: Nuvi en/of Honda), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem (merk: Nuvi en/of Honda) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem (merk: Nuvi en/of Honda) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 04 januari 2011 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (Tomtom) en/of een kentekenbewijs (deel I en II van auto met kenteken [kenteken]) en/of een tankkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een kentekenbewijs (deel I en II van auto met kenteken [kenteken]) en/of een tankkaart heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een kentekenbewijs (deel I en II van auto met kenteken [kenteken]) en/of een tankkaart heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 31 december 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (Medion) en/of een portemonnee en/of een ID-kaart en/of een OV-jaarkaart en/of een OV-chipkaart en/of een strippenkaart en/of horloge en/of 30 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een portemonnee en/of een ID-kaart en/of een OV-jaarkaart en/of een OV-chipkaart heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een portemonnee en/of een ID-kaart en/of een OV-jaarkaart en/of een OV-chipkaart heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 11 november 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een rijbewijs (nummer: [nummer]) en/of kentekenbewijs deel 1 en 2 (van auto met kenteken [kenteken]) en/of een zwarte tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een rijbewijs (nummer: [nummer]) en/of kentekenbewijs deel 1 en 2 (van auto met kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 januari 2011 te Assen, in elk geval in Nederland, een rijbewijs (nummer: [nummer]) en/of kentekenbewijs deel 1 en 2 (van auto met kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 12 november 2010 tot en met 17 november 2010 te Assen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel van [slachtoffer 9] aan/nabij [adres] heeft weggenomen kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie G. Wilbrink acht hetgeen onder 2 tot en met 6 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 210 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 97 dagen voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren met bijzondere voorwaarden;
* niet ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte de in de aangifte genoemde goederen heeft weggenomen nu die goederen niet bij verdachte zijn aangetroffen, de getuige niet heeft gezien dat verdachte de goederen daadwerkelijk uit de auto heeft weggenomen en verdachte de diefstal heeft ontkend.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 2 tot en met 5 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte 1 d.d. 06 januari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
2. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte 2 d.d. 05 januari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
3. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte 3 d.d. 31 december 2010, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5];
4. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte 4 d.d. 06 januari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7].
Bespreking van het bewijs met betrekking tot feit 6
Standpunt van de officier van justitie
De officier acht op grond van de aangifte, de verklaring van verbalisant [naam verbalisant] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bewezen dat verdachte bij [slachtoffer 9] heeft ingebroken en kleding heeft weggenomen. De stelling van verdachte dat hij kwam aanfietsen en de kleding op de grond nabij de winkel aantrof acht de officier niet geloofwaardig gelet op afgelegde verklaringen van de getuigen en verbalisant [naam verbalisant].
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte aan het rondfietsen was in Assen en op een gegeven moment bij [slachtoffer 9] langs kwam. Verdachte zag daar een bultje kleren op de stoep liggen en ging daarbij kijken. Verdachte zag ook twee personen achter iemand aanrennen richting het Koopmansplein. Die twee personen kwam terug op het moment dat de politie was gearriveerd.
Verdachte pakte de kleren op en vervolgens kwam de politie er aan. Verdachte is voor zijn aanhouding nog gevallen. Verdachte heeft aangegeven dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hem niet hebben kunnen zien fietsen.
Verdachte heeft nog aangegeven dat hij voor de politie is weggerend omdat deze hem bedreigde met een pistool.
Aangevoerd is dat de politie heeft verzuimd te onderzoeken of er nog een andere persoon is geweest die de inbraak kan hebben gepleegd.
Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde feit.
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen uit.
Op 17 november 2010 heeft [naam aangever] aangifte 5 gedaan van diefstal van kleding uit de winkel [slachtoffer 9] gevestigd aan de [adres] te Assen in de nacht van 16 op 17 november 2010.
Er was al een aantal malen eerder ingebroken en om die reden heeft aangever twee beveiligers ingeschakeld en die waren in de winkel aanwezig in de nacht van 16 op 17 november 2010.
Omstreeks 02.32 uur werd er weer ingebroken in de zaak. De beveiligers hebben direct de politie ingeschakeld. De politie heeft de man aangehouden die in het bezit was van diverse kleding.
Verbalisant [naam verbalisant] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen 6 aangegeven dat hij omstreeks 02.37 uur als ondersteuning is meegegaan naar een inbraakmelding bij [slachtoffer 9] te Assen. Toen verbalisant ter hoogte van de [adres] reed zag hij een persoon op een fiets achter het pand van [slachtoffer 9] vandaan komen fietsen. De persoon had kleding over het stuur van de fiets hangen. De persoon droeg een sjaal voor zijn gezicht en droeg een pet op zijn hoofd. De persoon had donkere kleding aan.
Verbalisant is voor de persoon gestopt en heeft tegen hem gezegd dat hij was aangehouden. De persoon kwam met de fiets te vallen maar is weer opgestaan en rende daarop in de richting van de Vaart Noordzijde. Verbalisant heeft daarop te voet de achtervolging ingezet en kon even later de persoon omstreeks 02.39 uur aanhouden. Op dat moment waren er ook twee beveiligers ter plaatse die tegen verbalisant hebben gezegd dat zij waren meegerend ter ondersteuning.
Als verbalisant nadat hij de verdachte aan collega's had overgedragen bij de fiets en de kleding aankomt, ziet hij naast de fiets een breekijzer liggen.
Getuige [getuige 1] heeft in zijn verklaring 7 aangeven dat hij als beveiligingsmedewerker werkzaam was in de winkel [slachtoffer 9] in de nacht van 16 op 17 november 2010. Getuige ziet omstreeks 02.30 uur op de camera dat er een persoon met een breekijzer de achterdeur van de winkel openbreekt en naar binnengaat. Getuige meldt de inbraak bij de politie. Ongeveer een halve minuut nadat de inbreker is binnengekomen gaat deze weer weg met kleding onder zijn arm. Toen de man op de fiets zat, zag getuige een auto aankomen rijden waarin een politieman zat. Deze heeft de man op de fiets vastgegrepen waardoor hij ten val kwam. De man weet nog even te ontsnappen waarop getuige en zijn collega en de politieman de persoon achterna gaan. Zij kunnen de persoon even later aanhouden.
Getuige [getuige 2] heeft in zijn verklaring 8 aangegeven dat hij als beveiligingsmede-werker werkzaam was in de winkel [slachtoffer 9] in de nacht van 16 op 17 november 2010. Getuige zag op de camerabeelden een persoon aan de achterzijde van de winkel. De persoon had een sjaal voor zijn gezicht en droeg in zijn rechterhand een breekijzer. Getuige zag dat de persoon het breekijzer tussen de klink en de deurpost zette en wrikkende bewegingen maakte. Toen de persoon de deur open had gekregen ging hij naar binnen. Op met moment dat de persoon weer naar buiten liep hield hij een hoeveelheid kleding over zijn arm vast. Getuige is daarna met zijn collega naar buiten gegaan en zag
de persoon rechtsaf wegfietsen. Getuige zag daarna een personenauto aan komen rijden die de persoon van voren naderde. De man op de fiets schrok hiervan en viel van zijn fiets. Uit de auto kwam een politieman die boven op de persoon sprong. De persoon ontsnapte en ging er lopend vandoor. Getuige en zijn collega zijn met de politieman achter de persoon aangerend. De politieman kon de persoon op een gegeven moment aanhouden.
Naar het oordeel van de rechtbank komen voormelde verklaringen er in het kort op neer dat een persoon bij [slachtoffer 9] met een breekijzer de deur forceert, kleding wegneemt en met die kleding op de fiets wegrijdt. Verbalisant [naam verbalisant] stopt met zijn auto bij verdachte en verdachte komt ten val. Verdachte rent weg doch wordt even later aangehouden. Dit alles speelt zich in een tijdsbestek van ongeveer 10 minuten af.
De beveiligingsmensen zijn na de inbraak naar buiten gelopen en zien de persoon die had ingebroken wegfietsen en even later wegrennen. Zij gaan die persoon met de politieagent achterna waarna de aanhouding plaatsvindt. Zij hebben de persoon die had ingebroken nagenoeg niet uit het oog verloren.
Gelet op de aaneenschakeling van gebeurtenissen vindt de verklaring van verdachte geen steun in de bewijsmiddelen. Die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij [slachtoffer 9] heeft ingebroken op 17 november 2010.
Uit het dossier komt naar voren dat er ook op andere momenten is ingebroken bij [slachtoffer 9]. De rechtbank acht onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig om die inbraken aan verdachte toe te schrijven.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 06 januari 2011 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk: Nuvi), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij op 04 januari 2011 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (Tomtom) en een kentekenbewijs (deel I en II van auto met kenteken [kenteken]) en een tankkaart, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij op 31 december 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem (Medion) en een portemonnee en een ID-kaart en/of een OV-jaarkaart en een OV-chipkaart en een strippenkaart en horloge en 30 euro, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij op 11 november 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een rijbewijs (nummer: [nummer]) en kenteken-bewijs deel 1 en 2 (van auto met kenteken [kenteken]) en een zwarte tas, toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij op 17 november 2010 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van [slachtoffer 9] aan de [adres] heeft weggenomen kleding toebehorende aan [slachtoffer 9], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 2 tot en met 6 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6, telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich aan een vijftal inbraken heeft schuldig gemaakt. Daarnaast heeft verdachte een zevental ad informandum gevoegde zaken bekend waarvan er zes betrekking hebben op auto-inbraken. Verdachte heeft die feiten veelal gepleegd onder invloed van middelen.
Het hoeft geen betoog dat verdachte met het plegen van de feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij teweeg heeft gebracht in het bijzonder bij de slachtoffers. Zij hebben grote hinder ondervonden van het handelen van verdachte.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij zijn persoonlijk welzijn heeft laten prevaleren boven dat van zijn slachtoffers die ongewild worden geconfronteerd met financiële en en mogelijk emotionele schade. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij de feiten heeft gepleegd om in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 08 maart 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld, doch niet voor vermogensdelicten.
Ook houdt de rechtbank rekening met de op de terechtzitting gedane erkenning door verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feiten onder de nummers 1 tot en met 5, 7 en 8 heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan;
De rechtbank heeft acht geslagen op het pleidooi van de raadsman waarbij de raadsman heeft aangegeven dat verdachte gemotiveerd is om zijn drugsverslaving te werken. Verdachte wil daartoe graag worden opgenomen in het IMC te Eelde. Er is een opnamemogelijkheid op 11 april 2011 en het is wenselijk dat verdachte aansluitend aan zijn detentie op die datum daar kan worden opgenomen. De raadsman heeft daarbij verwezen naar het rapport van de VNN van 14 maart 2011.
Uit het rapport waar de raadsman naar heeft verwezen komt naar voren dat verdachte zijn leven een positieve wending wil geven en dat hij gemotiveerd is om aan zijn verslavings-problematiek te gaan werken ook als dit een klinische behandeling inhoudt.
De recidive kans wordt als hoog ingeschat. Naast de drugsverslaving is er bij verdachte ook sprake van psychische trauma's waarvan de rapporteur van mening is dat deze aan de drugsverslaving ten grondslag liggen.
Rapporteur acht in dit verband een nadere diagnostiek op zijn plaats en adviseert daartoe een opname in het IMC te Eelde met daarna een mogelijke plaatsing in de Evenaar van GGZ Beilen. Deze kliniek kan verdachte specialistische hulp bieden. Op 11 april 2011 is er een opnameplaats beschikbaar in het IMC.
De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte zal worden opgenomen om aan zijn drugs-verslaving en mogelijk andere problematiek te kunnen werken zodat de kans op recidive zoveel mogelijk wordt afgewend.
De rechtbank zal de op te leggen straf afstemmen op een opname in het IMC te Eelde per 11 april 2011. De rechtbank acht het daarbij wenselijk dat verdachte vanuit zijn detentie(adres) direct wordt opgenomen in het IMC te Eelde.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf van 232 dagen waarvan een gedeelte van 120 dagen voorwaardelijk, geboden is.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd en zal de vordering daarom afwijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het door de verdachte erkende ad informandum gevoegde feit nummer 5 en de gevorderde schade bewezen, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het ad informandum erkende feit nummer 5 acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte 2 tot en met 6 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
* gevangenisstraf voor de duur van 232 DAGEN waarvan een gedeelte groot 120 DAGEN voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich met ingang van 11 april 2011 zal laten opnemen en behandelen in het IMC te Eelde of een soortgelijke inrichting en dat verdachte mee zal werken aan een vervolgbehandeling ook als dit een klinische opname meebrengt, echter maximaal voor de duur van één jaar of zoveel korter als de inrichting in overleg met de reclassering dat noodzakelijk acht, met opdracht aan de reclasserings-instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 11 april 2011.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van de som van € 167,45 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10], een bedrag van € 167,45 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer10].
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 08 april 2011.
1 dossiernr. PL031H 2011008614-22 pag. 232
2 dossiernr. PL031H 2011008614-22 pag. 192
3 dossiernr. PL031H 2011008614-22 pag. 158
4 dossiernr. PL031H 2011008614-22 pag. 129
5 dossiernr. PL031H 2010074542-19 pag. 35
6 dossiernr. PL031H 2010074542-19 pag. 61
7 dossiernr. PL031H 2010074542-19 pag. 66
8 dossiernr. PL031H 2010074542-19 pag. 68
??
Parketnummer: 19.830006-11
Uitspraak d.d.: 08 april 2011 11