RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830278-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 08 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Assen op [geboortedatum] 1984,
wonende [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 maart 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Borsch, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 23 december 2010 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 december 2010 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/ dichtgedrukt en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 december 2010 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/ dichtgedrukt en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bespreking van het bewijs
Het primair tenlastegelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat ook de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte met voorbedachten rade het slachtoffer van het leven wilde beroven. Het dossier biedt daarvoor geen aanknopings-punten.
Het subsidiair tenlastegelegde
Standpunt officier van justitie
Op grond van de getuigenverklaring van de moeder van het slachtoffer en ook op grond van de verklaring van het slachtoffer zelf acht de officier bewezen dat verdachte het slachtoffer van het leven wilde beroven door haar keel dicht te knijpen en door haar met een mes in de buikstreek te steken. Daar komt bij dat de broer van het slachtoffer heeft gezien dat verdachte stekende bewegingen maakte richting het slachtoffer.
De moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat zij op een gegeven moment door verdachte werd weggeduwd en dat verdachte daarna het slachtoffer heeft gestoken.
Door het slachtoffer met een mes in de buik te steken op een plek waar zich vitale organen bevinden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daarbij het leven zou kunnen laten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het slachtoffer niet bij de keel heeft vastgepakt maar bij de kleding ter hoogte van de keel. Op het moment van de worsteling, de moeder probeerde verdachte het mes af te pakken, stond de moeder dusdanig tussen het slachtoffer en verdachte dat verdachte om de moeder heen het slachtoffer in de rechter buikstreek heeft moeten steken. Een dergelijke steekbeweging is niet begrijpelijk omdat verdachte rechtshandig is en het slachtoffer met zijn linkerhand vasthield. Tijdens de worsteling met de moeder en het slachtoffer moet het slachtoffer zijn gestoken. Verdachte weet niet meer op welk moment hij het slachtoffer heeft gestoken als dit tijdens de worsteling is gebeurd dan ontbreekt het opzet op de dood van het slachtoffer, ook in voorwaardelijke zin. In dat geval kan niet worden gesproken van een poging tot doodslag.
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen uit.
Op 04 januari 2011 heeft [slachtoffer] een verklaring 1 afgelegd over het steekincident op 23 december 2010 in de woning van verdachte in Assen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op een gegeven moment in de badkamer is en aan verdachte heeft aangegeven dat zij niet met hem verder wilde. Verdachte heeft aangeefster vervolgens geduwd waardoor zij op het doucherekje viel. Verdachte pakte aangeefster bij haar keel en tilde haar op. Aangeefster kreeg bijna geen lucht meer. Verdachte nam aangeefster mee naar de deur van het balkon. De moeder van aangeefster was op het lawaai afgekomen en verdachte heeft haar toen weggeduwd.
Aangeefster en verdachte stonden op een gegeven moment bij de deur van het balkon en verdachte hield haar met zijn linkerhand vast. Er ontstaat een worsteling tussen het slachtoffer, haar moeder en verdachte. De moeder krijgt een flinke duw van verdachte en als de moeder er weer probeert tussen te komen steekt verdachte aangeefster met een mes in de buik. Dat mes kwam van de kant van de vaatwasser. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar eenmaal heeft gestoken.
Op 23 december 2010 heeft [getuige 1], moeder van het slachtoffer, een verklaring 2 afgelegd.
De getuige heeft verklaard dat zij op 23 december 2010 met haar dochter in de woning van verdachte was om spullen van haar dochter op te halen.
Getuige hoorde een harde knal en gaat naar de douche om te kijken wat er aan de hand is. In de douche zag getuige dat verdachte haar dochter bij de keel vasthield met zijn linkerhand en dat hij in zijn andere hand een mes vasthield.
Toen aangeefster met haar rug tegen de balkondeur stond is getuige er tussen gesprongen. Verdachte heeft getuige een drukker gegeven waardoor zij tegen de vaatwasser aanviel. Getuige weet opnieuw tussen verdachte en aangeefster te komen. Getuige hoorde aangeefster zeggen dat zij door verdachte was gestoken. Getuige draaide zich om en zag dat haar dochter haar zij vasthoudt. Getuige heeft vervolgens het mes van verdachte afgepakt.
Op 24 december 2010 heeft [getuige 2], de broer van het slachtoffer, een verklaring 3 afgelegd.
Getuige is met het slachtoffer en [getuige 1] in het huis van verdachte op 23 december 2010.
Getuige hoorde gegil uit de badkamer komen liep achter [getuige 1] aan naar de keuken.
Hij zag dat aangeefster tegen de balkondeur aan stond en dat [getuige 1] voor haar stond. Verdachte drukte [getuige 1] aan de kant. Verdachte maakte vervolgens een stekende beweging richting het slachtoffer. Zij gilde daarop 'hij heeft me gestoken'. Op een gegeven moment kwam aangeefster naar buiten. Getuige zag veel bloed aan de rechterzijde van het lichaam van aangeefster.
Op 27 december 2010 heeft de forensische deskundige [naam deskundige] het slachtoffer onderzocht 4.
De deskundige heeft aangegeven dat hij op het hoofd en de hals van het slachtoffer geen letsel heeft aangetroffen.
In de rechterbovenbuik is een rode verkleuring te zien met een lengte van ongeveer 3,5 cm en die over ongeveer 2,5 cm onregelmatig is begrensd en die naar beneden overgaat in een smalle rode verkleuring van ongeveer 1 cm, passend bij een steek- of snijverwonding.
Verder worden op de armen en benen nog bloeduitstortingen waargenomen.
De deskundige heeft informatie ontvangen van de dienstdoende arts van de spoedeisende hulp. Deze informatie hield in dat het slachtoffer een steekwond had in de rechter flank. Het slachtoffer is direct geopereerd en in de buik werd veel bloed aangetroffen. In de lever werd een steekgat gezien en daar vloeide veel bloed uit. De lever is gehecht en verdere verwondingen worden niet in de buikholte aangetroffen.
Het letsel dat bij het slachtoffer is aangetroffen kan gerelateerd worden aan haar verklaring dat zij gestoken is in haar buik waarbij de lever werd geraakt. Een dergelijk letsel had zonder adequate behandeling tot het overlijden van het slachtoffer geleid.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor genoemde verklaringen dat verdachte het slachtoffer nadat hij [getuige 1] aan de kant had geduwd het slachtoffer in de buikstreek heeft gestoken. De mogelijkheid dat het slachtoffer tijdens de worsteling in de buik is gestoken acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte door te handelen zoals hij heeft gehandeld voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
Uit het hiervoor genoemde letselrapport komt naar voren dat de deskundige geen letsel heeft aangetroffen op de hals van het slachtoffer. De rechtbank acht het aannemelijk dat wanneer verdachte de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen op een wijze zoals het slachtoffer daarover heeft verklaard, daar nog enig letsel van zichtbaar zou zijn geweest op het moment van het onderzoek.
Gelet hierop acht de rechtbank de stelling van verdachte dat hij het slachtoffer alleen bij de kleding ter hoogte van haar keel heeft vastgepakt niet zonder meer onaannemelijk. De rechtbank sluit niet uit dat het slachtoffer dat vastpakken door verdachte heeft ervaren als dat hij haar keel dichtkneep.
Het dichtknijpen van de keel zoals dat in de tenlastelegging staat omschreven en mede als grond dient voor de poging tot doodslag, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen. Verdachte ontkent het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer en de deskundige [naam deskundige] heeft geen letsel op de hals geconstateerd. De verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2010 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk E. van den Berg van het leven te beroven, met dat opzet die Van den Berg eenmaal met een mes in de buik heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 21 maart 2011, opgemaakt door dr. [naam deskundige], psychiater/psychoanalyticus en drs. [naam], psychiater in opleiding.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
" Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een acute aanpassingsstoornis met een gemende stoornis van emoties en gedrag en daarbij excessief alcoholgebruik geluxeerd door de verlating door zijn partner, het feit dat de partner was vreemdgegaan en een nieuwe vriend had, en conflicten over het ouderschap ten aanzien van de jonge dochter. Verder was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, antisociale en narcistische kenmerken.
Op basis van de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling had verdachte weliswaar voldoende inzicht in het ongeoorloofde van het hem tenlastegelegde feit, maar was hij onvoldoende in staat om zijn wil overeenkomstig dit inzicht te bepalen. Om die reden is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem tenlastegelegde."
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte het slachtoffer met een mes in de buikstreek heeft gestoken. Zoals hiervoor als is aangegeven is daarbij de lever van het slachtoffer geraakt. Zonder adequaat ingrijpen had het slachtoffer het leven gelaten.
Het betreft een zeer ernstig feit waarbij de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze heeft geschonden. De reden waarom verdachte het mes heeft gepakt en het slachtoffer daarmee heeft gestoken is niet duidelijk geworden in deze zaak. Wat wel duidelijk is dat het geen enkel doel diende.
Het slachtoffer heeft na de operatie op de intensive care afdeling gelegen en mocht na een week het ziekenhuis verlaten. De gevolgen zijn dusdanig dat het slachtoffer ook thans nog niet in staat is werkzaamheden te verrichten. Uit de slachtofferverklaring komt naar voren dat het incident grote impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft.
Het slachtoffer zal nog langdurig de emotionele schade van het feit ondervinden.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 februari 2011 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de over de verdachte uitgebrachte rapporten van de psychiater en de Verslavingszorg Noord Nederland.
Uit die rapporten komt naar voren dat verdachte zich zal moeten laten behandelen bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord te Assen. De behandeling van verdachte moet gericht worden op zijn gedragsstoornissen, maladaptieve copingsmechanismen bij verlieservaringen, problematische relatiepatroon, en de neiging tot alcoholmisbruik bij hevige stress en de agressieversterkende gevolgen hiervan. Ook is een psychologisch onderzoek op zijn plaats om de mogelijkheid van ADHD te kunnen onderzoeken en behandelen.
Met betrekking tot de strafmaat heeft de raadsvrouw ingestemd met de gegeven adviezen zoals die in de rapporten zijn verwoord. Ook de verdachte heeft aangegeven dat hij kan instemmen met de geformuleerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat rechtbank het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer niet bewezen acht.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade bewezen alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade.
De verdediging heeft de post telefoonkosten ziekenhuis bestreden in die zin dat deze kosten niet direct noodzakelijk waren.
De hoogte van de immateriële schade acht de verdediging onvoldoende onderbouwd nu de onderliggende uitspraken uit de smartengeldgids niet volledig vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak.
De rechtbank zal met de post telefoonkosten ziekenhuis geen rekening houden nu die kosten zijn begrepen in de ziekenhuisdaggeldvergoeding zoals is verwoord in bijlage 7 van de vordering.
De benadeelde partij heeft de immateriële schade onderbouwd met een tweetal uitspraken. Hoewel die uitspraken niet volledig toepasbaar zijn op onderhavige zaak bieden die uitspraken wel enig houvast. In ogenschouw genomen hetgeen het slachtoffer over hetgeen haar is overkomen heeft opgemerkt acht de rechtbank het redelijk om de immateriële schade te bepalen op 2600 euro. De rechtbank heeft mede een matiging op zijn plaats geacht mede omdat de rechtbank het dichtknijpen van de keel niet bewezen heeft verklaard.
De rechtbank acht de vordering voldoende aannemelijk gemaakt tot een bedrag van 3128,17 euro. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot voormeld bedrag voor toewijzing vatbaar.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van ZESENTWINTIG MAANDEN waarvan een gedeelte groot ZES MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen bij de AFPN en/of de VNN, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 3128,17 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer], een bedrag van € 3128,17 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 41 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 08 april 2011.
1 dossiernr. 2010082048 pag. 122 ev.
2 dossiernr. 2010082048 pag. 60 ev.
3 dossiernr. 2010082048 pag. 70 ev.
4 Letselrapport d.d. 21 maart 2011 opgemaakt door [naam deskundige], forensisch geneeskundige
??
Parketnummer: 19.830278-10
Uitspraak d.d.: 08 april 2011 8