ECLI:NL:RBASS:2011:BP7207

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.635009-10 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met overtredingen van de Geneesmiddelenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een afslankinstituut. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het medeplegen van overtredingen van de Geneesmiddelenwet, waarbij hij injectiespuiten met het geneesmiddel hCG ter hand stelde aan klanten zonder de benodigde bevoegdheid. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarin werd verzocht om het bedrag van € 24.000,- vast te stellen als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde, die aangaf dat hij dit bedrag had verdiend met het keuren van klanten van het afslankinstituut.

Tijdens de zitting op 22 februari 2011 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, gehoord. De raadsman voerde aan dat de afgedragen belasting op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering moest worden gebracht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde enkel geld heeft ontvangen voor de medische keuringen en niet heeft gedeeld in de opbrengsten van de verkoop van de geneesmiddelen.

De rechtbank concludeert dat er weliswaar een verband is tussen de bewezen verklaarde strafbare feiten en de handelingen waaruit de opbrengsten zijn verkregen, maar dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil wordt geschat. De rechtbank heeft derhalve besloten dat het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast wordt gesteld op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.635009-10
Uitspraak van de meervoudige economische strafkamer d.d. 8 maart 2011 in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van het openbaar ministerie tegen:
[veroordeelde],
geboren op [datum] 1938 te [plaats],
wonende te [adres],
veroordeelde.
Gang van zaken
De officier van justitie heeft een ontnemingsvordering ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 4 Wetboek van Strafrecht wordt geschat en dat aan veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 24.000,-.
De officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen, zijn gehoord ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011.
Beoordeling
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het als bijlage 12 aan het strafdossier toegevoegde proces-verbaal, houdende de verklaring van de veroordeelde. Blijkens dit proces-verbaal heeft veroordeelde verklaard dat hij vanaf 2005 ongeveer € 24.000,- heeft verdiend met het keuren van de klanten van het afslankinstituut.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting een afdruk van een e-mail d.d. 19 februari 2011 overgelegd waarin de inkomsten van veroordeelde per jaar zijn uitgesplitst. Tevens is hierbij aangegeven hoeveel belasting veroordeelde heeft afgedragen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de afgedragen belasting op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering moet worden gebracht.
Oordeel van de rechtbank
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 8 maart 2011 veroordeeld ter zake van het medeplegen van overtreding van de artikelen 18, eerste lid, en 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet (kort gezegd: het bereiden en het ter hand stellen van geneesmiddelen, zonder daartoe bevoegd te zijn), meermalen gepleegd, in de periode van 21 januari 2008 tot en met januari 2009.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van veroordeelde blijkt dat hij enkel geld heeft gekregen voor de medische keuringen die hij heeft verricht voor het afslankinstituut. Niet is gebleken dat hij heeft gedeeld in de opbrengsten van de verkoop van de geneesmiddelen. De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dan ook vast op nihil. Dat er wel een verband is tussen de bewezen verklaarde strafbare feiten en de handelingen waaruit de opbrengsten zijn verkregen, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af.
Beslissing
De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en mr. B.I. Klaassens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 maart 2011.