RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 303074 \ CV EXPL 10-8236
vonnis van de kantonrechter van 1 maart 2011
de besloten vennootschap De Nederlandse Energie Maatschappij B.V.,
die woonplaats kiest te Assen, Stationsstraat 7
eiseres,
gemachtigde: AGC gerechtsdeurwaarders,
[gedaagde],
die woont te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: A. M. Jansen.
Partijen worden hierna De NEM en [gedaagde] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de nadere toelichting van partijen.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
De NEM betreft een energieleverancier die met behulp van het internet of telefonisch overeenkomsten sluit voor de levering van gas en elektriciteit. [gedaagde] betreft een particulier die telefonisch een overeenkomst heeft gesloten ten behoeve van de levering van gas en elektra.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van De NEM van toepassing.
De NEM heeft aan [gedaagde] gefactureerd. Een bedrag ter grootte van € 615,94 betaalt [gedaagde], ondanks herhaald verzoek en sommatie, niet.
De vordering en het verweer
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert De NEM, verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 615,94 vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt De NEM, samengevat weergegeven, dat [gedaagde] een achterstand heeft in de betaling van voorschotbedragen en/of afrekeningen. De NEM stelt dat zij daardoor recht heeft op een veroordeling tot betaling van die achterstand en op vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering. Daartoe stelt [gedaagde], samengevat weergegeven, dat zij weliswaar een overeenkomst met de NEM heeft gesloten, maar dat de NEM bij het aangaan van die overeenkomst haar niet heeft verteld dat de overeenkomst een looptijd heeft van drie jaar. Toen [gedaagde] de overeenkomst heeft beëindigd, kreeg zij een eindafrekening waarmee onder meer twee maal een boete aan haar in rekening werd gebracht. [gedaagde] stelt dat zij bij herhaling, maar vergeefs, contact heeft gezocht met De NEM, omdat het verbruik volgens de eindafrekening afwijkt van het verbruik in voorgaande jaren en omdat [gedaagde] niet begrijpt waarom tot tweemaal toe een boete in de eindafrekening is opgenomen.
De beoordeling
Het geschil tussen partijen komt, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, op het volgende neer. Partijen zijn overeengekomen dat De NEM gas en elektra aan [gedaagde] zal leveren. [gedaagde] heeft deze overeenkomst beëindigd. In verband daarmee heeft De NEM een eindafrekening opgesteld waarin de verbruikskosten van de aan [gedaagde] geleverde energie zijn opgenomen. In de eindafrekening is bovendien een tweetal boetes opgenomen. [gedaagde] begrijpt de eindafrekening niet en zoekt daarover, vergeefs, contact met de NEM. Het geschil van partijen heeft betrekking op de gefactureerde verbruikskosten en de in rekening gebrachte boetes.
De NEM heeft onbetwist aangevoerd dat in de periode dat zij de energieleverancier van [gedaagde] was, [gedaagde] geen andere energieleverancier kan hebben gehad. Bovendien heeft De NEM onbetwist aangevoerd dat De NEM de verbruiksgegevens van [gedaagde] krijgt van de netbeheerder. Het is volgens De NEM de netbeheerder die het verbruik afleidt uit de meterstanden op een leveringsadres. De NEM stelt bovendien dat uit niets blijkt dat de meterstanden waarop zij haar eindafrekening baseert, onjuist zijn.
In het licht van dit verweer rustte op [gedaagde] een nadere stelplicht. Het lag op de weg van [gedaagde] om duidelijk te maken waarom haar verbruiksgegevens niet juist zijn. Daarvoor is niet toereikend dat zij in algemene termen heeft gesteld dat zij voorgaande jaren een ander, lager, verbruik heeft gehad. De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat het verweer van [gedaagde], voor zover gericht tegen de aan haar in rekening gebrachte verbruikskosten, onvoldoende is onderbouwd. De kantonrechter passeert in zoverre het verweer van [gedaagde]. De juistheid van de in de eindafrekening opgenomen verbruikskosten staat daardoor tussen partijen vast.
Vervolgens staat te beoordelen of De NEM betaling kan vorderen van de boetes die zij in de eindafrekening heeft opgenomen.
De kantonrechter stelt bij die beoordeling voorop dat uit de algemene voorwaarden van De NEM volgt dat wanneer een overeenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen en de contractant de overeenkomst voor het verstrijken van de overeengekomen tijd beëindigt, de contractant een vergoeding aan de leverancier is verschuldigd. Tussen partijen is echter in geschil dat een overeenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen. Of dat zo is, kan de kantonrechter onbesproken laten. Daarvoor is het volgende redengevend.
De NEM heeft in haar algemene voorwaarden bedongen dat zij aanspraak kan maken op een vergoeding in verband met de beëindiging van de overeenkomst voor het einde van de looptijd. De NEM stelt echter niet dat zij op een dergelijke vergoeding aanspraak maakt. De NEM stelt evenmin dat zij door de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De NEM heeft louter in de eindafrekening een tweetal boetes opgenomen. Niet is gesteld dat partijen een boete zijn overeengekomen en in de algemene voorwaarden van De NEM kan voor het in rekening brengen van een boete evenmin een grondslag worden gevonden. Dit betekent dat ook als partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd zouden zijn overeengekomen, De NEM geen recht heeft op betaling van boetes. De in de eindafrekening opgenomen boetes zijn niet toewijsbaar en zullen daarom op de vordering van De NEM in mindering worden gebracht. Uit de eindafrekening volgt dat twee keer een boete van € 84,03 exclusief BTW in rekening wordt gebracht, zodat de toe te wijzen vordering wordt verminderd met dit bedrag vermeerderd met de BTW, daarom € 199,99.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal de kantonrechter afwijzen. Ter onderbouwing van de gemaakte kosten heeft De NEM een overzicht in het geding gebracht van de activiteiten die ter incasso zijn ondernomen. Voor zover dat overzicht al begrijpelijk is, gelet op de veelheid van codes die zonder nadere toelichting die De NEM niet geeft niet te begrijpen zijn, kan uit het overzicht slechts worden afgeleid dat het gaat om werkzaamheden die niet meer omvatten dan het doen van herhaalde aanmaningen, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen en het voorbereiden van deze procedure. Aldus blijkt niet van buitengerechtelijke incassokosten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
De gevorderde vergoeding van wettelijke rente zal de kantonrechter afwijzen. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de kantonrechter terecht vragen gesteld over de eindafrekening, die De NEM niet heeft beantwoord. Daardoor is [gedaagde] niet in verzuim gekomen.
Hoewel [gedaagde] grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal de kantonrechter de kosten van de procedure tussen partijen compenseren, zodanig dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Daarvoor is redengevend dat [gedaagde] - onbestreden - heeft aangevoerd dat zij bij herhaling, maar vergeefs, informatie heeft gevraagd aan De NEM over de afrekening en de daarin opgenomen boetes. Door op vragen over een eindafrekening niet te reageren, roept De NEM het over zichzelf af dat een consument niet betaalt en De NEM vervolgens de kantonrechter nodig heeft om een vordering op een contractant te kunnen incasseren.
De beslissing
De kantonrechter
1. veroordeelt [gedaagde] om aan de NEM te betalen € 415,95,
2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen aldus, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4. wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011.
typ/conc: 216/BRT
coll: