zaaknummer / rolnummer: 75787 / HA ZA 09-765
Vonnis van 2 februari 2011
1. de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
AHMTEC GMBH,
gevestigd te Leer, Duitsland,
2. de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
FIVE OCEANS SERVICES GMBH,
gevestigd te Leer, Duitsland,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.J. Reiziger,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BENDAL B.V.,
gevestigd te [adres],
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR BENDAL,
gevestigd te [adres],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [adres],
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat mr. M.P. Huizingh.
Partijen worden hierna, wanneer het eisers en gedaagden gezamenlijk betreft, in enkelvoud Ahmtec en Bendal genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juli 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De rechtbank zal bij de beoordeling uitgaan van de navolgende feiten die tussen partijen, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende gemotiveerd betwist, vaststaan.
2.2. Ahmtec is actief op het gebied van kabelbescherming en onderzeese bouwkunde. Ahmtec heeft begin 2008 kabelprotectoren gekocht van de besloten vennootschap Prodect B.V. (hierna: Prodect) Laatstgenoemde vennootschap is haar leveringsverplichting niet nagekomen. Ahmtec en Prodect hebben in samenhang daarmee hun rechtsverhouding nader geregeld in een vaststellingsovereenkomst. Die vaststellingsovereenkomst regelt welke producten Prodect op welk moment zal leveren en welke bedragen daarvoor door Ahmtec zijn en nog zullen worden betaald.
2.3. Prodect schiet ook in de nakoming van de in de vaststellingsovereenkomst in het leven geroepen leveringsverplichting te kort. Partijen treden daarom opnieuw in onderhandeling, waarbij ook een zustervennootschap van Ahmtec (de eiseres in conventie sub 2, hierna FOS genoemd) wordt betrokken. Deze onderhandelingen leiden tot een tweede vaststellingsovereenkomst. De tweede vaststellingsovereenkomst regelt onder meer welke producten Prodect aan de zustervennootschap van Ahmtec verkoopt en welke producten zij terugkoopt van Ahmtec. Prodect schiet ook in de nakoming van de tweede vaststellingsovereenkomst tekort en Ahmtec lijdt daardoor schade.
2.4. Op 18 augustus 2009 failleert Prodect.
2.5. Ahmtec houdt Bendal als (middellijk) bestuurder van Prodect voor haar schade aansprakelijk.
2.6. Bendal wijst iedere aansprakelijkheid af.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert Ahmtec, verkort weergegeven, hoofdelijke veroordeling van Bendal tot betaling van € 260.330,-- aan Ahmtec en veroordeling tot betaling € 175.500,-- aan FOS, het een en ander vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt Ahmtec, samengevat weergegeven, dat Bendal jegens Ahmtec onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij vooruitbetalingen niet heeft aangewend om de leveranciers te betalen waarvan Prodect heeft voorgewend dat betaling daarvan noodzakelijk was om te kunnen presteren. Volgens Ahmtec strookt dit niet met de wijze waarop een bestuurder van een vennootschap zich dient te gedragen. Ahmtec stelt dat een bestuurder van een vennootschap een ernstig persoonlijk verwijt treft wanneer gelden die voor een specifiek doel aangewend moeten worden, worden aangewend voor iets anders, in de wetenschap dat vervolgens leveringen waartoe de vennootschap is gehouden niet kunnen plaatsvinden. Ahmtec verwijt Bendal bovendien dat zij nooit de intentie heeft gehad om protectoren aan Ahmtec te leveren. Volgens Ahmtec zijn verplichtingen aangegaan, waarvan Bendal wist dat Prodect deze niet kon nakomen en waarvoor zij ook geen verhaal zou bieden. Er is volgens Ahmtec bovendien sprake van bedrog, omdat Prodect, bij monde van de gedaagde sub 3, [X], Ahmtec heeft voorgelogen over een verhoging van de kostprijs van de protectoren.
3.2. Het verweer van Bendal strekt tot afwijzing van de vordering en hoofdelijke veroordeling van Ahmtec in de kosten van deze procedure.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.
in reconventie
3.4. Bendal vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank voor recht verklaart dat de door Ahmtec gelegde beslagen ten onrechte zijn gelegd en dat de rechtbank Ahmtec veroordeelt om die beslagen op straffe van verbeurte van een dwangsom op te heffen. Ook vordert Bendal dat de rechtbank voor recht verklaart dat Ahmtec aansprakelijk is voor de bij staat op te maken schade die het gevolg is van de aantasting van de eer en goede naam van Bendal. Tot slot vordert Bendal dat de rechtbank voor recht verklaart dat Ahmtec aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het wegnemen van een hoeveelheid voorraad in juli 2009 en het moedwillig veroorzaken en op onjuiste gronden aanvragen van het faillissement van Prodect.
3.5. Ahmtec voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Het geschil in conventie komt, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, op het volgende neer. Ahmtec stelt dat zij een vordering heeft op Prodect. Betaling van die vordering vindt niet plaats en Prodect biedt geen verhaal. Ahmtec zoekt daarom verhaal op de (middellijk) bestuurders van Prodect. Voor de rechtbank staat te beoordelen of de individuele bestuurders van Prodect (persoonlijk) aansprakelijk zijn voor het onbetaald en onverhaald blijven van de vordering van Ahmtec.
4.2. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 december 2006 (NJ 2006, 659) voor de benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaald blijven van diens vordering, de maatstaf ontwikkeld dat naast de aansprakelijkheid van de vennootschap er ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond kan zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als maatstaf geldt in de onder (i) bedoelde gevallen of de betrokken bestuurder bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, en in de onder (ii) bedoelde gevallen of het handelen of nalaten als bestuurder van de betrokken bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.3. Ahmtec stelt dat Bendal niet de intentie heeft gehad om protectoren te leveren en dat zij ook wist dat Prodect niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. Dit wordt door Bendal gemotiveerd bestreden. Ahmtec heeft aan haar stelling geen voor bewijs vatbare feiten ten grondslag gelegd, zodat niet valt in te zien op grond van welke feiten en/of omstandigheden Ahmtec tot haar stelling komt. Dit heeft bovendien tot gevolg dat er geen termen zijn om Ahmtec tot bewijs van haar stelling toe te laten. Wie geen feiten stelt, kan niet tot bewijs van feiten worden toegelaten.
4.4. Het voorgaande brengt met zich dat het in conventie er op aankomt of (is gesteld dat) Bendal heeft bewerkstelligd of heeft toegelaten dat Prodect haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet is nagekomen en het handelen of nalaten van Bendal ten opzichte van Ahmtec in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat Bendal daarvan (persoonlijk) een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.5. Kort en goed verwijt Ahmtec, als de rechtbank uitgaat van de grondslag die bij dagvaarding aan de vordering is gegeven en die niet later bij akte of conclusie is gewijzigd, dat aan Prodect vooruitbetaalde bedragen niet voor de voorfinanciering van de protectoren is aangewend.
4.6. De rechtbank stelt voorop dat uit wat Ahmtec stelt niet volgt dat bepaalde betalingen zijn "geoormerkt" in die zin dat partijen zodanige afspraken met elkaar hebben gemaakt dat bepaalde betalingen aan Prodect zonder meer waren bestemd voor een specifiek doel. De rechtbank begrijpt uit wat Ahmtec wel stelt en haar daarop ter comparitie gegeven toelichting, dat Ahmtec meent dat als voorschot gedane betalingen door Prodect zouden moeten worden aangewend om de toeleveranciers te betalen die zijn belast met de productie in verband met uitvoering van de overeenkomst tussen Ahmtec en Prodect.
4.7. Een wettelijke of contractuele regel die daartoe verplicht bestaat niet, zodat geen norm kan zijn geschonden waarvan schending een ernstig (persoonlijk) verwijt aan de bestuurders van Prodect met zich kan brengen.
4.8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de aan Bendal gemaakte verwijten geen handelen of nalaten betreft van individuele bestuurders van Prodect, waar hen een zodanig ernstig verwijt van kan worden gemaakt dat dit kan leiden tot een (persoonlijke) aansprakelijkheid.
4.9. Voor zover Ahmtec in conventie heeft aangevoerd dat Prodect zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog, kan de rechtbank wat Ahmtec aanvoert onbesproken laten. Daargelaten dat Prodect geen partij is in deze procedure, geldt Ahmtec miskent dat een rechtshandeling die als gevolg van bedrog tot stand is gekomen, vernietigbaar is. Niet is gesteld en ook overigens kan niet blijken dat Ahmtec de vernietiging van enige rechtshandeling heeft ingeroepen. Ahmtec heeft in deze procedure evenmin de vernietiging van enige rechtshandeling gevorderd.
4.10. Het een en ander tezamen genomen leidt tot de slotsom dat de vordering in conventie moet worden afgewezen.
in reconventie
4.11. De vordering in reconventie valt in een viertal onderdelen uiteen en heeft betrekking op (a) door Ahmtec gelegde beslagen, (b) de door Bendal gestelde aantasting van haar eer en goede naam, (c) de gestelde diefstal van een deel van de handelsvoorraad van Prodect en (d) het ten onrechte aanvragen van het faillissement van Prodect.
De gelegde beslagen
4.12. De rechtbank zal de vordering in conventie afwijzen. Ingevolge het bepaalde in artikel 704 lid 2 Rv komt het beslag te vervallen als dit vonnis - waarin de vordering tot zekerheid waarvan het beslag is gelegd is afgewezen - in kracht van gewijsde gaat.
4.13. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zonder nadere toelichting die Bendal niet geeft, niet inzien welk belang Bendal heeft bij haar vordering tot opheffing van de beslagen. De rechtbank zal daarom op de voet van wat artikel 3:303 BW bepaalt de vordering die strekt tot opheffing van de beslagen, afwijzen.
4.14. Dat de rechtbank de vordering in conventie zal afwijzen, brengt verder met zich dat de onrechtmatigheid van de door Ahmtec gelegde beslagen is gegeven. Zonder nadere toelichting die Bendal niet geeft, valt niet in te zien welk belang zij heeft bij de door haar gevorderde verklaring dat de beslagen ten onrechte zijn gelegd. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat Bendal in reconventie weliswaar aanvoert dat zij als gevolg van de beslaglegging schade heeft geleden, maar dat Bendal niet vordert dat de rechtbank Ahmtec veroordeelt tot vergoeding van die schade.
Aantasting eer en goede naam
4.15. Bendal voert aan dat haar goede naam in de branche is aangetast, omdat Ahmtec het niet nalaat het door henzelf doelbewuste veroorzaakte faillissement van Prodect breed uit te meten in de branche. Waarom dit een onrechtmatige daad met zich brengt, is zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet te begrijpen. De vordering is in zoverre onvoldoende onderbouwd en zal worden afgewezen.
De diefstal van voorraad
4.16. Daargelaten dat op zijn minst twijfelachtig is of Bendal in dit onderdeel van haar vordering kan worden ontvangen omdat de ingestelde vordering waarschijnlijk is voorbehouden aan de boedel van het failliete Prodect, geldt het volgende. Bendal beschuldigt Ahmtec, kort gezegd, van diefstal van een deel van de handelsvoorraad van Prodect. Ahmtec bestrijdt de vordering en voert tot haar verweer aan dat van diefstal geen sprake kan zijn, omdat het gaat om zaken waarvoor aan Ahmtec is gefactureerd en waarvoor Ahmtec ook heeft betaald. Gelet op dit verweer mocht van Bendal worden gevergd dat zij haar stellingen concreet uitwerkt, wat zij niet heeft gedaan. De rechtbank zal reeds daarom de vordering op dit punt, als onvoldoende onderbouwd, afwijzen.
Ten onrechte aanvragen faillissement
4.17. Bendal voert aan dat ten onrechte het faillissement is aangevraagd. Het faillissement van Prodect is uitgesproken omdat zij verkeerde in de toestand dat zij was opgehouden te betalen. Er zijn geen voor bewijs vatbare feiten gesteld waaruit volgt dat die toestand is toe te rekenen aan onrechtmatige gedragingen van Ahmtec, zodat de vordering niet kan worden toegewezen.
4.18. Uit het voorgaande volgt dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
in conventie en reconventie
4.19. Partijen hebben over en weer gevorderd dat de ander in de kosten van de procedure wordt veroordeeld. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat Ahmtec in conventie en Bendal in reconventie volledig in het ongelijk wordt gesteld aanleiding om de kosten tussen partijen te compenseren, zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en reconventie
1. wijst de vorderingen af,
2. compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.