ECLI:NL:RBASS:2011:BP6969

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.635006-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtredingen van de Geneesmiddelenwet door exploitant van een afslankinstituut met dr. Simeonstherapie

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de exploitant van een afslankinstituut dat de dr. Simeonstherapie toepaste. Deze therapie, die een laag calorisch dieet van 500 calorieën combineert met het gebruik van het geneesmiddel hCG, werd door de verdachte en haar medeverdachten op een onwettige manier toegepast. hCG, dat in Nederland geregistreerd is voor onvruchtbaarheidsbehandelingen, werd in het afslankinstituut gebruikt om het hongergevoel te onderdrukken. De vennoten van de verdachte bereidden zelf injectiespuiten met hCG en gaven deze mee aan cliënten, zonder de vereiste vergunningen van de Minister van Volksgezondheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachten de Geneesmiddelenwet hebben overtreden, die is ontworpen om de volksgezondheid te beschermen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee overtredingen: het bereiden en het ter hand stellen van geneesmiddelen zonder de juiste vergunningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- voor elke overtreding, met de voorwaarde dat de boetes niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor de periode van 2005 tot 24 januari 2008, vanwege verjaring.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.635006-10
Vonnis van de meervoudige economische strafkamer d.d. 8 maart 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
gevestigd te [plaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 februari 2011.
De verdachte werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door [vennoot 1] en [vennoot 2], vennoten, en bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Tenlastelegging
De verdachte is, met inachtneming van de ter terechtzitting toegelaten wijziging, ten laste gelegd dat:
1.
zij, als exploitant van een afslankinstuut, op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in het/de ja(a)r(en) 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009, te of nabij [plaats], gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zonder vergunning van Onze Minister van Volksgezondheid geneesmiddelen - anders dan voor onderzoek - heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd
en/of daarmee een groothandel heeft gevoerd,
immers hebben/heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar
- grote aantallen, althans een hoeveelheid, injectiespuiten en/of ampullen met/bevattende het geneesmiddel hCG ( (humaan) Choriongonadotrofine ) bereid, althans laten bereiden: verdachte en/of haar mededader(s) hebben/heeft (het werkzame bestanddeel van) hCG vermengd, althans laten vermengen met natriumchloride, althans een (vloeibare) stof en/of (vervolgens) deze bereiding (in een lagere dosering) verpakt, althans laten verpakken, in (een) (injectie)-spuit(en),
en/of
- grote aantallen (injectie)spuiten met/bevattende het geneesmiddel hCG ( (humaan) Choriongonadotrofine) vermengd met natriumchloride, althans een (vloeibare) stof afgeleverd: verdachte en/of haar mededader(s) hebben/heeft die (injectie)spuiten aan een of meer personen geleverd en/of (onder andere via het internet) verkocht
zulks terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) geen apotheker of fabrikant van geneesmiddelen waren/was;
2.
zij, als exploitant van een afslankinstituut, op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in de ja(a)r(en) 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009, te of nabij [plaats], gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
UR-geneesmiddelen of UA-geneesmiddelen ter hand heeft gesteld, zonder dat verdachte en/of haar mededader(s)
- een apotheker waren/was, die hun beroep in een apotheek uitoefende(n)
en/of
- een huisarts waren/was, die in het bezit waren/was van een vergunning
en/of
- een daartoe bij ministeriele regeling aangewezen perso(o)n(en) en/of instantie waren/was in de in de regeling bedoelde omstandigheden:
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s), toen aldaar, meermalen, althans eenmaal UR (Uitsluitend Recept)-geneesmiddelen, te weten Pregnyl, althans hCG ((humaan) Choriongonadotrofine), aan een of meer personen afgeleverd, althans beschikbaar gesteld, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) geen (bevoegd) apotheker en/of geen huisarts met vergunning en/of geen vanwege ministeriele regeling aangewezen persoon/instantie waren/was.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of haar mededader(s)"
lezen alsof daar staat "verdachte en/of haar medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als mededader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld. Een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het ten laste gelegde immers voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. W.H. Frank, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Nu in de tenlastelegging onder 1 en 2 het woord "opzettelijk" niet voorkomt, zijn de daar genoemde gedragingen uitsluitend als overtreding ten laste gelegd. De rechtbank verwijst in dit verband naar artikel 2 van de Wet op de economische delicten en het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2007, NJ 2008, 357. Op grond van het bepaalde in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht is het recht tot strafvordering derhalve door verjaring vervallen voor zover het de periode vanaf 2005 tot 24 januari 2008 betreft. De verjaringstermijn voor overtredingen beloopt immers drie jaren, terwijl de verjaring pas is gestuit op 24 januari 2011, zijnde de dag waarop de inleidende dagvaarding is uitgereikt.
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor zover het de periode vanaf 2005 tot 24 januari 2008 betreft.
Bewijsmotivering
Nu de vennoten hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren hebben bekend en zij noch de raadsman van verdachte vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de navolgende bewijsmiddelen:
Het dossier van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, nummer 08-177, d.d. 9 juli 2009, voor zover inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 juli 2009, houdende de bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2];
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2009, houdende de verklaring van [medeverdachte 1] (bijlage 12);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2009, houdende de verklaring van [medeverdachte 2] (bijlage 13);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2009, houdende de verklaring van [medeverdachte 3] (bijlage 14); en
De bekennende verklaringen van de vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het haar onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij, als exploitant van een afslankinstituut, op tijdstippen in de periode vanaf 24 januari 2008 tot en met januari 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, zonder vergunning van Onze Minister van Volksgezondheid geneesmiddelen
- anders dan voor onderzoek - heeft bereid,
immers hebben verdachte en haar medeverdachten toen aldaar
- een hoeveelheid injectiespuiten met het geneesmiddel hCG ((humaan) Choriongonadotrofine) bereid: verdachte en haar medeverdachten hebben hCG vermengd met natriumchloride en vervolgens deze bereiding in een lagere dosering verpakt in injectiespuiten,
zulks terwijl verdachte en haar medeverdachten geen apotheker of fabrikant van geneesmiddelen waren;
2.
zij, als exploitant van een afslankinstituut, op tijdstippen in de periode vanaf 24 januari 2008 tot en met januari 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen,
UR-geneesmiddelen ter hand heeft gesteld, zonder dat verdachte en haar medeverdachten
- een apotheker waren, die hun beroep in een apotheek uitoefenden
of
- een huisarts waren, die in het bezit was van een vergunning
of
- een daartoe bij ministeriele regeling aangewezen persoon of instantie waren in de in de regeling bedoelde omstandigheden:
immers hebben verdachte en haar medeverdachten, toen aldaar, meermalen, UR (Uitsluitend Recept) geneesmiddelen, te weten Pregnyl, aan personen beschikbaar gesteld, terwijl verdachte en haar medeverdachten geen (bevoegd) apotheker en geen huisarts met vergunning en geen vanwege ministeriele regeling aangewezen persoon/instantie waren.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Nu de wetgever in de artikelen 18 en 61 van de Geneesmiddelenwet - kort gezegd - strafbaar heeft gesteld het respectievelijk bereiden en ter hand stellen van geneesmiddelen (meervoud), gaat de rechtbank uit van twee overtredingen; ter zake van 1) het bereiden en
2) het ter hand stellen van geneesmiddelen (zie het arrest van de Hoge Raad van 1 november 1983, LJN: AB7773, met annotatie).
Het bewezen verklaarde levert op de overtredingen:
onder 1:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij de Geneesmiddelenwet, artikel 18, eerste lid,
strafbaar gesteld bij artikel 6, juncto de artikelen 1 en 2 van de Wet op de economische delicten en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij de Geneesmiddelenwet, artikel 61, eerste lid,
strafbaar gesteld bij artikel 6, juncto de artikelen 1 en 2 van de Wet op de economische delicten en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De raadsman heeft met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten bepleit dat verdachte ten aanzien van de periode tot 1 mei 2008 wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de vennoten in die periode verontschuldigbaar hebben gedwaald omtrent het recht. De raadsman heeft aangevoerd dat de vennoten in de genoemde periode hebben gehandeld conform de protocollen van [naam gezondheidscentrum]. Bij dit gezondheidscentrum te [plaats], waar eveneens werd gewerkt met de dr. Simeonstherapie, waren drie artsen in dienst, alsmede een aantal juridisch adviseurs. De vennoten mochten er daarom volgens de raadsman op vertrouwen dat de daar gevolgde werkwijze legaal was. Toen de vennoten hun eigen bedrijf opstartten, in eerste instantie een franchise van [naam gezondheidscentrum], hebben zij de medewerking gevraagd van een arts en een apotheker. Beiden verleenden hun medewerking en gaven geen enkel signaal dat de gevolgde werkwijze niet door de beugel kon. De vennoten wisten derhalve niet dat de gevolgde werkwijze in strijd was met de Geneesmiddelenwet, noch kan hun het verwijt worden gemaakt dat zij dit behoorden te weten, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Bewezen is verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal overtredingen. Het begaan van een overtreding brengt slechts dan het ontbreken van strafbaarheid mee indien sprake is van afwezigheid van alle schuld. Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de verweten gedraging. Van verontschuldigbare onbewustheid kan slechts sprake zijn wanneer de verdachte niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij beter had moeten weten. Dit brengt met zich mee dat wanneer iemand zich op een voor hem onbekend terrein begeeft, hij - alvorens tot daden over te gaan - zich eerst adequaat zal moeten hebben laten informeren over de geldende voorschriften.
In de onderhavige zaak zijn de vennoten er vanuit gegaan dat de bij [naam gezondheidscentrum] gevolgde protocollen conform de geldende regelgeving waren. Dit mede gelet op het feit dat er bij [naam gezondheidscentrum] drie artsen en verschillende juridische adviseurs werkzaam waren. Het is echter vaste jurisprudentie dat alleen advies afkomstig van een persoon of instantie aan wie een zodanig gezag valt toe te kennen dat in redelijkheid op de deugdelijkheid daarvan mocht worden vertrouwd, excuseert. Nu de bij [naam gezondheidscentrum] werkzame artsen en juridisch adviseurs naar het oordeel van de rechtbank niet als onafhankelijk en onpartijdig aangemerkt kunnen worden - zij waren immers betrokken bij de in het geding zijnde werkwijze - kan aan door hen gegeven adviezen niet een zodanig gezag worden toegekend.
Het feit dat de huisarts en de apotheek die aan de activiteiten van de vennootschap hebben meegewerkt niet aan de bel hebben getrokken, vormt evenmin een excuus, nu op de vennoten een zelfstandige verplichting rustte te voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving en zich daaromtrent (actief) te informeren.
Het gevoerde verweer wordt verworpen. De rechtbank acht de verdachte strafbaar, nu ook voor het overige geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft een afslankinstituut in [plaats] geëxploiteerd, waar werd gewerkt met de zogenaamde dr. Simeonstherapie. Deze therapie combineert een laag calorisch dieet (500 calorieën) met het gebruik van het geneesmiddel hCG. hCG is het werkzame bestanddeel van het receptgeneesmiddel Pregnyl, dat in Nederland is geregistreerd voor onvruchtbaarheidsbehandelingen. hCG wordt gewonnen uit de urine van zwangere vrouwen en is bekend van de publieksactie "Moeders voor Moeders". In het afslankinstituut werd het geneesmiddel gebruikt om het hongergevoel te onderdrukken. De vennoten van verdachte bereidden zelf injectiespuiten met hCG en gaven deze spuiten mee aan cliënten. Zij maakten gebruik van de diensten van een gepensioneerde huisarts om de cliënten medisch te keuren en de recepten voor Pregnyl uit te schrijven. Aldus hebben verdachte en haar medeverdachten de Geneesmiddelenwet overtreden, die geschreven is om de volksgezondheid te beschermen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het grote tijdsverloop - bijna twee jaren - sinds het verhoor van de verdachten in deze zaak. Ten slotte neemt de rechtbank de omstandigheid in acht dat de vennoten - hoewel zij dit aan zichzelf te wijten hebben - in de veronderstelling verkeerden dat zij handelden in overeenstemming met het recht. Er was geen sprake van het willens en wetens overtreden van de bestaande regelgeving.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en mede gelet op het feit dat de vennoten ieder afzonderlijk ook zijn vervolgd, acht de rechtbank voorwaardelijke geldboetes van na te melden omvang passend en geboden. Deze straf dient als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 62 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor zover het de periode vanaf 2005 tot 24 januari 2008 betreft.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1 bewezen verklaarde overtreding tot een geldboete van € 1.000,-.
De rechtbank beveelt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 2 bewezen verklaarde overtreding tot een geldboete van € 1.000,-.
De rechtbank beveelt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en
mr. B.I. Klaassens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 maart 2011.
Parketnummer: 19.635006-10
Uitspraak d.d.: 8 maart 2011 4
vonnis