zaaknummer / rolnummer: 76020 / HA ZA 09-809
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.P. de Jong,
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L. Sandberg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 maart 2010, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- het proces-verbaal van comparitie van 27 september 2010;
- de akte overlegging producties tevens houdende akte vermeerdering van eis ex artikel
130 Rv van [eiser] van 27 oktober 2010;
- de antwoordakte van [gedaagde] van 24 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de niet of onvoldoende weersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast.
2.1. In de nacht van 31 december 2007 op 1 januari 2008 is [eiser] het slachtoffer geworden van een vuurwerkgerelateerd ongeval. Tijdens de viering van oud en nieuw is een stuk vuurwerk ontploft terwijl [eiser] dit vuurwerk aanstak.
2.2. Tengevolge van dit ongeval is [eiser] ernstig gewond geraakt. Zijn rechteroog is verloren gegaan en hij heeft een tweetal fracturen aan zijn jukbeen opgelopen.
2.3. Het ontplofte stuk vuurwerk was door [gedaagde] en zijn vriendin in een tweetal zakken (tassen) meegenomen naar [wijk], een wijk in [woonplaats], waar op het [adres] oud en nieuw werd gevierd en waar een vreugdevuur brandde.
2.4. [eiser] heeft uit een van die zakken een vuurwerkpot gepakt en deze aangestoken, waarna deze vuurwerkpot direct is ontploft.
2.5. [gedaagde] was vuurwerkhandelaar en de betreffende (sier)vuurwerk pot was niet afkomstig uit zijn reguliere verkoopassortiment; het was niet voorzien van commerciële reclame. De middag van die oudejaarsdag had [gedaagde] een zelfde sierpot aangestoken die zodanig sneller afging dan gebruikelijk dat [gedaagde] daarom een sms bericht heeft gestuurd naar mensen die een zelfde sierpot in het bezit hadden met de waarschuwing voorzichtig te handelen.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is jegens [eiser] voor de geleden en nog te lijden schade op grond van artikel 6:162 BW, alsmede;
II. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiser] te betalen de reeds begrote schade van
€ 58.852,28, ten gevolge van het hem overkomen ongeval in de nacht van
31 december 2007 en 1 januari 2008, voor welk ongeval [gedaagde] aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 35.000,00 (smartengeld) vanaf 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 6.471,00 (overige materiële schade). vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede;
III. [gedaagde] zal veroordelen aan [eiser] te betalen de overige schade, zoals schade ten titel van verlies en zelfwerkzaamheid, verlies van arbeidsvermogen, welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt en te vereffend volgens de wet, alsmede;
IV. [gedaagde] zal veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke fiscale garantie, alsmede;
V. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening binnen genoemde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag volgens het gebruikelijke liquidatietarief.
3.2. [eiser] legt aan deze vordering - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag. [eiser] stelt dat het handelen van [gedaagde] dient te worden aangemerkt als een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW. [eiser] stelt dat van [gedaagde] als vuurwerkhandelaar kon en mocht worden verwacht dat hij de geëigende maatregelen zou treffen teneinde de risico’s van het door hem meegenomen vuurwerk zoveel mogelijk te beperken.
3.3. Daartoe stelt [eiser] dat het enkele feit dat aan het afsteken van vuurwerk risico’s zijn verbonden weliswaar niet direct betekent dat er sprake is van onrechtmatig handelen, indien dit risico zich verwezenlijkt; dit is volgens [eiser] echter wel het geval indien diegene die het vuurwerk beschikbaar heeft gesteld zich er van bewust was, althans zich er van bewust had behoren te zijn, dat de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van het gedrag had moeten onthouden.
3.4. In dat kader wijst [eiser] op de aanwezigheid van kennis over de gevaren van het specifieke stuk vuurwerk die [gedaagde] bezat. [gedaagde] had diezelfde middag immers al gezien dat eenzelfde soort vuurwerkpot direct na het afsteken tot ontploffing kwam. [gedaagde] had bovendien geen illegaal mogen meenemen laat staan mogen (laten) afsteken. [gedaagde] wist dat het om vuurwerk ging dat niet aan de Nederlandse regelgeving voldeed en daarom als illegaal vuurwerk moest worden aangemerkt.
3.5. [gedaagde] had [eiser] van de gevaren van het vuurwerk op de hoogte moeten brengen, dan wel moeten tegenhouden het stuk vuurwerk aan te steken. Het waren deze waarschuwingen die [gedaagde] eerder op de dag immers wel had geuit richting mogelijke gebruikers van datzelfde soort vuurwerk.
3.6. [eiser] stelt dat [gedaagde] de door dit onrechtmatig handelen ontstane schade dient te vergoeden. [eiser] heeft zijn schadevordering als volgt opgebouwd:
koopsompolis Eenogigenverzekering € 12.540,00
factuur belangenbehartiger buiten rechte + specificatie € 4.841,28
facturen materiële schade € 6.471,00
immateriële schade € 35.000,00
Totaal € 58.852,28
4. Het verweer
4.1. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Samengevat stelt [gedaagde] dat [eiser] de tas met vuurwerk uit de handen van zijn vriendin heeft ontvreemd en dat [eiser] vervolgens met de tas vuurwerk richting het vreugdevuur is weggerend. [gedaagde] zag dit gebeuren en probeerde achter [eiser] aan te lopen.
4.2. Meerdere gasten wilden [gedaagde] gelukkig Nieuwjaar wensen maar [gedaagde] maakte kenbaar eerst achter [eiser] aan te willen gaan en [gedaagde] trachtte vervolgens richting vreugdevuur te gaan. Op het moment dat [gedaagde] [eiser] in het oog kreeg had [eiser] inmiddels vuurwerk uit de tas gehaald en was druk bezig met het lospeuteren van de lont waarbij [eiser] zeer ongecontroleerd met het vuurwerk bezig was en waarbij [eiser] het vuurwerk steeds dichter naar het vreugdevuur toeschoof.
4.3. [gedaagde] waarschuwde [eiser] meerdere malen, waarbij hij aangaf dat [eiser] voorzichtig moest doen, op moest passen en het vuurwerk aan moest steken met een sigaret. [gedaagde] gaf nog aan dat [eiser] niet met zijn hoofd boven het vuurwerk moest hangen. Toen [gedaagde] werd weggetrokken door [derde] die hem een gelukkig Nieuwjaar wenste is het [eiser] op dat moment gelukt om het vuurwerk aan te steken.
4.4. [gedaagde] betwist dat hij een handeling heeft verricht die als schending van een veiligheidsnorm zou kunnen worden gezien. Er is geen sprake van dat [gedaagde] vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan [eiser]. [eiser] heeft het vuurwerk uit handen van de vriendin getrokken en is ermee weggerend. [gedaagde] had het gedrag van [eiser] niet kunnen voorzien. [gedaagde] had van tevoren niet kunnen bedenken dat het vuurwerk dat zijn vriendin bij zich had door [eiser] zou worden afgepakt en dat [eiser] vervolgens het vuurwerk met zijn hoofd er boven hangend met een aansteker, de lont volledig bloot gelegd hebbend zou afsteken.
4.5. Van mensen die vuurwerk afsteken wordt de nodige zorgvuldigheid verwacht. [gedaagde] had niet van te voren kunnen inschatten dat [eiser] het vuurwerk zou ontvreemden en vervolgens die gebruikelijke zorgvuldigheid niet in acht zou nemen, waardoor de kans op schade is ontstaan.
4.6. Dat vuurwerk niet voor reguliere verkoop bestemd is maakt nog niet dat het vuurwerk daadwerkelijk illegaal is. Dat commerciële reclame afwezig is wil nog niet zeggen dat het illegaal vuurwerk betreft. [eiser] had de nodige voorzorgsmaatregelen moeten nemen bij het afsteken van het vuurwerk.
4.7. [eiser] heeft door eigen handelen het ongeval veroorzaakt. [eiser] heeft zelf onrechtmatig gehandeld door zonder toestemming een tas met vuurwerk af te pakken. Vervolgens heeft [eiser] in beschonken toestand op een zeer onvoorzichtige manier vuurwerk aangestoken. Doordat [eiser] zelf zeer onvoorzichtig / onrechtmatig heeft gehandeld is de schade ontstaan. Zonder de gedragingen van [eiser] zou de schade niet tot stand zijn gekomen.
4.8. De enkele gedraging van [gedaagde], zijnde het vuurwerk aan zijn vriendin ter beschikking te stellen om het vuurwerk voor zich zelf bij zich te houden en af te steken staat in een te ver verwijderd verband met de schade die [eiser] uiteindelijk heeft geleden. Er is geen sprake van een causaal verband. Ook strekt de norm, voor zover en indien er al een norm is geschonden niet tot bescherming tegen schade die [eiser] heeft geleden. [gedaagde] heeft [eiser] bovendien diverse malen gewaarschuwd.
4.9. Voor zover er al sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde] dan dienen te gevolgen daarvan voor rekening en risico van [eiser] te blijven. Er is sprake van eigen schuld van [eiser]. [gedaagde] betwist de schadeposten en stelt in het bijzonder dat er in de onderhavige situatie geen sprake kan zijn van smartengeld.
4.10. Voor zover van belang zal bij de beoordeling van het geschil nader op het verweer worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De rechtbank acht voor de beoordeling van deze zaak in de eerste plaats relevant hoe en op welke wijze de tas met vuurwerk in handen van [eiser] is gekomen. Partijen zijn het er over eens, dat de vriendin van [gedaagde] de desbetreffende tas in handen had en dat deze tas op enig moment in handen is gekomen van [eiser].
5.2. Het is de rechtbank opgevallen, dat [eiser] in de dagvaarding met geen woord rept over hoe en op welke wijze de tas met vuurwerk in zijn handen is gekomen. [eiser] stelt slechts: “Bij aankomst op het [adres] bleek [gedaagde] een tweetal zakken vuurwerk te hebben meegenomen. [eiser] heeft een zogenoemde vuurwerkpot uit één van deze tassen gepakt……..”
5.3. Ter comparitie is door de raadsman van [eiser] gesproken over: “….het moment van overnemen van de tas met vuurwerk door [eiser] van de vriendin van [gedaagde]…….” Hoe heeft dit “overnemen” er uit gezien?
5.4. [gedaagde] stelt dat er sprake is geweest van ontvreemden van de tas uit de handen van zijn vriendin. Getuige [S.] verklaart: “[eiser] nam die vuurwerk tas over van [gedaagde] zijn vriendin…..” Getuige [D.] verklaart: “[eiser] zei tegen [vriendin van gedaagde], geef mij die tas maar even, die draag ik wel, dit vast om galant te zijn ten opzichte van haar.” De vriendin van [gedaagde] verklaart zelf: “[eiser] heeft hierbij de tas met vuurwerk uit mijn handen gepakt en rende weg….” Ook verklaart zij: “Het door [eiser] uit mijn handen gepakte vuurwerk is niet op mijn verzoek en met mijn instemming aan hem verstrekt, hij heeft het gewoon letterlijk afgepakt en het vervolgens afgestoken.” Getuige [G.] verklaart: “[eiser] pakte de tas van de vriendin van [gedaagde] af en liep richting het Nieuwjaarsvuur.”
5.5. Weliswaar is in het proces-verbaal van de comparitie opgetekend, dat [eiser] heeft verklaard, dat hij de tas niet heeft “weggegrist”, maar dit laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat op grond van de aangehaalde getuigenverklaringen de conclusie gerechtvaardigd is dat uitsluitend het initiatief van [eiser] en dat uitsluitend een handelen van [eiser] heeft gemaakt dat hij de tas in handen kreeg; dat hij de tas van de vriendin van [gedaagde] heeft (af)gepakt.
5.6. Zo al geoordeeld zou moeten worden dat [gedaagde] en/of zijn vriendin dit handelen van [eiser] niet hebben voorkomen, dan kan daarmede naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een op eigen initiatief van [gedaagde] en/of zijn vriendin geven van de tas aan [eiser], noch dat zij daarvoor toestemming hebben gegeven of ermee hebben ingestemd dat [eiser] de tas in handen kreeg.
5.7. Met het in handen krijgen van de tas met vuurwerk zonder toestemming (in de hiervoor bedoelde zin) van [gedaagde] en/of zijn vriendin is daarmee naar het oordeel van de rechtbank in beginsel ook de verantwoordelijkheid en het risico ten aanzien van de tas en de inhoud van de tas op [eiser] overgegaan. Door dit handelen heeft [eiser] zich zelf in de situatie gebracht, waarin hij de beschikking kreeg over gevaarlijk vuurwerk; de mogelijkheid kreeg dit af te steken en zich daardoor in een situatie te brengen waarin zich de risico’s van het afsteken van gevaarlijk vuurwerk zouden manifesteren waardoor [eiser] schade zou lijden.
5.8. De rechtbank is hierbij van oordeel, dat het enkel meebrengen van de desbetreffende vuurwerkpot naar het [adres] niet reeds om die reden onrechtmatig ten opzichte van [eiser] is te achten.
5.9. De vraag die de rechtbank vervolgens onder ogen wil zien is of [gedaagde] had behoren en moeten voorkomen dat [eiser] de tas in handen kreeg.
Bij de beantwoording van die vraag meent de rechtbank er van uit te kunnen gaan, dat [gedaagde] wist dat in de tas zich een vuurwerkpot bevond die zodanig sneller afging dan gebruikelijk dat hij daarin aanleiding had gezien mensen die een zelfde vuurwerkpot in bezit hadden te waarschuwen daarmede voorzichtig om te gaan.
5.10. De rechtbank is van oordeel, dat op [gedaagde] in beginsel de plicht rustte te voorkomen dat een door hem naar het oudejaarsfeest meegebrachte tas met daarin “meer dan gebruikelijk gevaarlijk” vuurwerk in handen kwam van personen die niet de vereiste voorzichtigheid ten aanzien van dit “meer dan gebruikelijk gevaarlijk vuurwerk” in acht zouden nemen, bijvoorbeeld omdat zij niet op de hoogte zouden zijn van dit “ meer dan gebruikelijk gevaarlijk vuurwerk.”
5.11. Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] in de onderhavige zaak niet alleen in beginsel maar ook concreet een verwijt kan worden gemaakt dat [eiser] de tas in handen kreeg wil de rechtbank eerst in zijn algemeenheid een drietal situaties onderscheiden.
5.12. Van een klakkeloos onbeheerd achterlaten van de tas zodat een willekeurig iemand zich over de tas zou ontfermen en onwetend van het gevaar het vuurwerk zou kunnen aansteken is geen sprake.
5.13. Evenmin is sprake van het op eigen initiatief en met instemming meegeven van de tas aan iemand.
5.14. Veeleer is er in de onderhavige zaak sprake van (af)pakken van de tas door [eiser] zonder instemming van [gedaagde]. In tegenstelling tot de eerste twee gevallen is naar het oordeel van de rechtbank, zoals ook hiervoor in rechtsoverweging 5.7 is overwogen, de gevaarzettende situatie in dit geval vooral ontstaan door het potentiële slachtoffer [eiser] zelf.
5.15. Weliswaar kon [eiser] die situatie doen ontstaan omdat [gedaagde] de vuurwerkpot had meegenomen naar het oudejaarsfeest, maar hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat het enkel meebrengen van die vuurwerkpot - ook als het illegaal vuurwerk betrof - niet al om die reden een onrechtmatig handelen van [gedaagde] ten opzichte van [eiser] oplevert.
5.16. Voorts valt niet goed in te zien welke voorzorgsmaatregelen, anders dan de tas bij zich in handen te houden [gedaagde] en zijn vriendin hadden kunnen en moeten nemen ter voorkoming van het (af)pakken door [eiser].
5.17. Het vorenstaande laat naar het oordeel van de rechtbank echter onverlet dat het meebrengen van het vuurwerk voor [gedaagde] ook nog een zorgplicht ter voorkoming van schade en letsel met zich meebracht nadat de tas met vuurwerk eenmaal in handen was gekomen van [eiser] en wel vanaf het moment dat [gedaagde] daarvan op de hoogte was. Deze zorgplicht bestond naar het oordeel van de rechtbank hierin dat hij [eiser] voor het meer dan gebruikelijk gevaarlijke vuurwerk diende te waarschuwen.
5.18. [gedaagde] heeft gesteld dat hij [eiser] heeft gewaarschuwd. Hij verwijst daarbij naar diverse getuigenverklaringen. De getuige [S.]: “[gedaagde] heeft een aantal malen gezegd niet met de kop boven de sierpot”. De getuige [D.] heeft verklaard: “……en ondertussen hoorde ik [gedaagde] een keer roepen: [eiser] niet met de kop erboven”.
De vriendin van [gedaagde] heeft verklaard: “Mijn vriend [gedaagde] heeft hem hier ook meerdere keren gewaarschuwd: ik heb hem horen zeggen doe rustig, pas op, steek hem af met een sigaret” De getuige [G.] heeft verklaard: “Toen [gedaagde] [eiser] bezig zag zei hij weer dat hij moest oppassen en niet met zijn hoofd er boven moest hangen.”
5.19. Heeft [gedaagde] met de waarschuwingen, zoals zij uit de aangehaalde getuigenverklaringen blijken aan zijn voornoemde zorgplicht voldaan? Alvorens deze vraag te beantwoorden overweegt de rechtbank dat [gedaagde] een zeer hoge zorgplicht had te betrachten. Immers de kans en de ernst van mogelijke schade bij het afsteken van het meer dan gebruikelijk gevaarlijk vuurwerk moet als groot worden aangemerkt en [gedaagde] vond dat ook, gezien zijn eerdere waarschuwingen die middag.
5.20. In het licht daarvan acht de rechtbank relevant dat uit de getuigenverklaringen niet is gebleken, noch anderszins is gebleken, dat [gedaagde] [eiser] heeft gewaarschuwd voor het specifieke gevaar van de vuurwerkpot, namelijk het wellicht eerder tot ontploffing komen dan gebruikelijk.
5.21. Deze specifieke waarschuwing kon, gezien de hogere zorgplicht wel van [gedaagde] worden verwacht en hij diende deze te betrachten. Nu hij dat heeft nagelaten komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde] in deze vorenbedoelde zin onrechtmatig ten opzichte van [eiser] heeft nagelaten.
5.22. De schade dient naar het oordeel van de rechtbank echter geheel voor [eiser] te blijven, nu de schade het eigen handelen van [eiser] zelf nagenoeg voor 100% als causale factor heeft en het niet specifiek waarschuwen (waarschuwen voor het specifieke gevaar van het wellicht eerder tot ontploffing komen) door [gedaagde] als een omstandigheid dient te worden aangemerkt die nauwelijks tot de schade heeft bijgedragen, zeker in het licht van het feit dat er door [gedaagde] wel gewaarschuwd is.
5.23. Vervolgens is de rechtbank van oordeel, dat er sprake is van een zo uiteenlopende ernst van de wederzijds gemaakte fouten, dat er een billijkheidscorrectie dient plaats te vinden in dier voege, dat de vergoedingsplicht van [gedaagde] geheel dient komen te vervallen.
5.24. Als de door [eiser] gemaakte fouten merkt de rechtbank aan:
- het (af)pakken van de tas met vuurwerk zonder bij [gedaagde] en/of zijn vriendin te informeren naar aard (gevaarlijkheid) en soort van het vuurwerk;
- het vervolgens, zonder over de hiervoor bedoelde informatie te beschikken, toch gaan afsteken van het vuurwerk;
- daarbij niet de nodige voorzorgsmaatregelen in acht nemend, zoals het dragen van een vuurwerkbril;
- het uit de verklaringen van de getuigen [S. 2] en [G.] op te maken onzorgvuldig gedrag van [eiser], zoals: met hoofd en lichaam boven de pot en het wild bezig zijn met de pot en het naar de vuurhaard (al op de bult) verschuiven van de pot, waarbij de getuigen [W.] en [D.] eveneens verklaren over het dichter bij het vuur zetten.
5.25. Daar tegen over staat slechts dat [gedaagde] weliswaar wel gewaarschuwd heeft, maar niet specifiek.
5.26. Nu uit het vorenstaande voortvloeit dat [gedaagde] niet aansprakelijk is ten opzichte van [eiser] voor de door deze geleden en nog te lijden schade dient de verzochte verklaring voor recht niet te worden gegeven en dient deze vordering, evenals de daarop gebaseerde overige vorderingen te worden afgewezen.
5.27. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 1.185,00
- salaris advocaat 2.235,00 (2,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.420,00.
1. wijst de vorderingen af,
2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.420,00,
3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wolthuis en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.