ECLI:NL:RBASS:2011:BP6244

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605099-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedendelict met minderjarige: ontuchtige handelingen en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1977, had in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 december 2008 een relatie met het slachtoffer, dat op dat moment 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt. De rechtbank heeft de feiten als ernstig beoordeeld, vooral gezien het grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 601,-- te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht van de reclassering en de verplichting om de behandeling bij de GGZ voort te zetten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade afgewezen, maar heeft wel een vergoeding voor de materiële schade toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de vordering van de officier van justitie als wettig en overtuigend bewezen beschouwd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn en dat de verdachte strafbaar is. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van het slachtoffer en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605099-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 01 maart 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren te Shiraz op [geboortedatum] 1977,
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 februari 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. de Kleine, advocaat te Emmen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 december 2008, te Emmen, althans in de gemeente Emmen en/of te Enschede, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1993 te Veendam, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachte's penis en/of (een of meer van) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]/geduwd/gedaan en/of
- de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] zijn, verdachte's penis in haar mond heeft laten nemen;
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennis-neming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en over-tuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 6 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering;
* 200 uren werkstraf, subsidiair 100 dagen hechtenis;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 101 euro en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor wat betreft de immateriële schade.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoord van Politie Drenthe d.d. 27 januari 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoord van Politie Drenthe d.d. 12 januari 2010, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
- de verklaring van verdachte, afgelegd op de openbare terechtzitting van 15 februari 2011.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 december 2008, te Emmen of te Enschede, met [slachtoffer], geboren op 21 juni 1993 te Veendam, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn, verdachte's penis en/of een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gedaan en
- de vagina en de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
- die [slachtoffer] zijn, verdachte's penis in haar mond laten nemen.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zedendelict. Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode een relatie gehad met het toen 15 jarig slachtoffer [slachtoffer]. In die periode hebben er seksuele handelingen plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer.
Het hoeft geen betoog dat het handelen van verdachte zoals dat uit het dossier naar voren komt verwijtbaar is te noemen gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer. Daaraan doet de houding van het slachtoffer ten opzichte van verdachte niets af. De bescherming van het slachtoffer staat voorop en verdachte heeft zich moeten realiseren dat zijn handelen in strijd is met de sociaal-ethische normen in zaken als onderhavige. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij de belangen van het slachtoffer niet heeft laten prevaleren boven zijn eigen belangen.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit de verklaring van het slachtoffer naar voren komt dat de feiten hebben plaatsgevonden binnen de tussen het slachtoffer en verdachte bestaande affectieve relatie.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is met daarnaast een werkstraf van 200 uren.
De rechtbank acht het wenselijk dat de verdachte de contacten met de GGZ voortzet. De rechtbank zal daartoe een bijzondere voorwaarde koppelen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade bewezen, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade.
De vordering is niet weersproken voor wat betreft de materiële schade, zodat de vordering op dit punt kan worden toegewezen.
Verdachte heeft de immateriële schade weersproken en de rechtbank constateert met de officier van justitie en de verdediging dat dit deel van de vordering niet is onderbouwd met stukken.
De raadsman heeft namens de benadeelde partij aangegeven dat de benadeelde partij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank omtrent de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats nu veronderstelbaar is dat het slachtoffer in een bepaalde mate psychische gevolgen zal ondervinden van hetgeen haar is overkomen. De rechtbank stelt naar billijkheid de immateriële schade vast op 500 euro. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14c, 22c, 22d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van DRIE MAANDEN geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte de behandeling bij de GGZ dient af te maken, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
* een taakstraf bestaande uit 200 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 601,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 601,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. C.P. van Gastel en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 maart 2011.
Parketnummer: 19.605099-10
Uitspraak d.d.: 01 maart 2011 5
vonnis