ECLI:NL:RBASS:2011:BP3487

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
24 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84270 KG ZA 11-4
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen na scheiding

In deze zaak, die op 24 januari 2011 door de Rechtbank Assen is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een moeder en een vader over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen. De moeder, eiseres in conventie, verzoekt de voorzieningenrechter om de vader te veroordelen om de minderjarige [A] binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan haar af te geven. De vader, gedaagde in conventie, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt in reconventie om de minderjarige [B] bij hem te laten wonen. Hij voert aan dat de moeder zich schuldig maakt aan ernstige feiten, waaronder prostitutie, maar kan deze beschuldigingen niet onderbouwen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de thuissituatie van de minderjarige niet bedreigend is en wijst het verzoek van de moeder toe. De vader wordt veroordeeld om de minderjarige [A] af te geven aan de moeder. De voorzieningenrechter stelt vast dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, waarin is afgesproken dat de kinderen bij de moeder wonen, nageleefd moet worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit in de weg staan. Aangezien de vader geen bewijs heeft geleverd voor zijn beschuldigingen, wordt zijn verzoek in reconventie afgewezen.

De rechter compenseert de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de moeder het vonnis kan laten uitvoeren, zelfs als de vader in beroep gaat. De uitspraak benadrukt het belang van de vaststellingsovereenkomst en de noodzaak om de belangen van de minderjarigen voorop te stellen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 84270 / KG ZA 11-4
Vonnis in kort geding van 24 januari 2011
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [adres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
toegevoegd advocaat mr. D. Jakobs te Emmen,
tegen
[de man],
wonende te [adres],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T. Meier te Assen.
Partijen zullen hierna [de vrouw] en [de man] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het schrijven namens [de man] met als bijlage de conclusie van eis in reconventie;
- het schrijven met bijlagen d.d. 19 januari 2011 namens [de vrouw];
- het schrijven met bijlage d.d. 19 januari 2011 namens [de man];
- de mondelinge behandeling d.d. 20 januari 2010;
- de pleitnota van [de vrouw];
- de pleitnota van [de man] en de overgelegde productie (verklaring [basisschool]).
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben gedurende circa vijf jaren een affectieve relatie gehad.
2.2. Uit de relatie van partijen zijn de navolgende, thans nog minderjarige, kinderen geboren:
[A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], en
[B], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna: de minderjarigen).
2.3. [de man] heeft de minderjarigen erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen uit.
2.4. Partijen hebben ten aanzien van de gevolgen van het verbreken van hun relatie op 21 maart 2007 een vaststellingsovereenkomst getekend.
2.5. Nadat de relatie is hersteld, en partijen uiteindelijk in 2009 definitief uit elkaar zijn gegaan, geldt de destijds opgestelde vaststellingsovereenkomst weer als basis.
2.6. Blijkens artikel 1.5. van de vaststellingsovereenkomst hebben de minderjarigen hun hoofdverblijf bij [de vrouw]. Met [de man] wordt een omgangsregeling nagekomen.
2.7. Op 5 januari 2011 heeft [de man], nadat hij met de minderjarige [A] omgang had gehad, geweigerd om [A] weer bij de vrouw terug te brengen. Sindsdien verblijft [A] bij [de man]
3. Het geschil in conventie
3.1. [de vrouw] vordert samengevat – [de man] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, de minderjarige [A] af te geven aan [de vrouw], onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte daarvan dat [de man] in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, en tevens te bepalen dat indien [de man] blijft weigeren aan het vonnis te voldoen, [de vrouw] gemachtigd is de afgifte van [A] te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, en voorts [de man] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [de man] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [de man] vordert samengevat -[de vrouw] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, de minderjarige [B] af te geven aan [de man], zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte daarvan dat [de vrouw] in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, zonodig af te dwingen met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie.
4.2. Ter zitting vordert [de man] subsidiair dat zal worden bepaald dat de huidige situatie zal worden gehandhaafd.
4.3. [de vrouw] voert verweer.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Tussen partijen staat vast dat de tussen partijen in de op 21 maart 2007 gesloten vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken als basis gelden. Uitgangspunt voor de beoordeling van de voorliggende vorderingen is derhalve dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst wordt nageleefd, tenzij bijzondere omstandigheden aan nakoming daarvan in de weg zouden staan.
5.2. [de man] heeft aangevoerd dat hij de minderjarige [A] bij zich heeft gehouden omdat hij zorg heeft over de opvoedingssituatie bij [de vrouw] thuis. [de man] heeft deze zorg trachten te onderbouwen door het uiten van (ernstige) beschuldigingen jegens [de vrouw] en/of haar echtgenoot. [de man] heeft daarbij aangevoerd dat hij ten aanzien van deze beschuldigingen relevante informatie heeft verkregen van de politie nadat hij op 5 januari 2011 als verdachte door de politie is verhoord naar aanleiding van een incident tussen partijen waarbij [A] aanwezig was.
5.3. [de vrouw] heeft alle beschuldigingen van [de man] ontkend. [de vrouw] is op de hoogte van het feit dat bij de politie eerder (stelselmatig) anonieme meldingen zijn gedaan over aangelegenheden bij [de vrouw] thuis. Deze meldingen leidden vervolgens tot bezoek(en) van de politie aan [de vrouw], die vervolgens niets noemenswaardigs heeft/hebben opgeleverd. [de vrouw] is stellig van mening dat [de man] zelf de anonieme melder bij de politie is.
5.4. Nu [de vrouw] de door [de man] geuite beschuldigingen met klem heeft weersproken, en [de man] op geen enkele wijze zijn beschuldigen heeft onderbouwd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat bij [de vrouw] thuis sprake is van een situatie die bedreigend is voor (het welzijn van) de minderjarigen.
5.5. Nu de procedure in kort geding zich niet leent voor nadere bewijslevering zal het bewijsaanbod van [de man], om de politiefunctionarissen Sulman en Meijer als getuige te doen horen, worden gepasseerd.
5.6. Onder de hiervoor vermelde omstandigheden mag het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zo zijn dat [de man], in afwijking van hetgeen rechtens tussen partijen geldt, zelfstandig het hoofdverblijf van [A] wijzigt.
5.7. Nu partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen is de geëigende weg om de gewenste wijziging in het hoofdverblijf te bewerkstelligen, het voorleggen van een gezagskwestie aan de rechtbank ex artikel 1:253a B.W., welke kwestie op grond van de wet (artikel 1:253a lid 6 B.W.) binnen zes weken door de rechtbank dient te worden behandeld.
5.8. Op grond van het vorenstaande zal de vordering van [de vrouw] tot afgifte van [A] (desnoods te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie) worden toegewezen.
5.9. Nu geen afzonderlijk verweer is gevoerd tegen de gevorderde dwangsom zal deze eveneens worden toegewezen maar worden beperkt als na te melden.
5.10. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen en beslist zal de vordering van [de man] zonder nadere bespreking daarvan worden afgewezen.
6.2. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt [de man] om de minderjarige [A] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [de vrouw] af te geven;
7.2. bepaalt dat [de man] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [de man] in strijd handelt met het onder 7.1. bepaalde, aan [de vrouw] een dwangsom verbeurt van € 250,00, tot een maximum van € 2.500 is bereikt,
7.2. machtigt [de vrouw] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [de man] in gebreke blijft aan het onder 7.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
7.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5. wijst het meer of anders gevorderde af
in reconventie
7.6. wijst de vorderingen af,
7.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2011.