RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830014-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 25 januari 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[slachtoffer],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 januari 2011.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer] betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte onverwachts de vagina van die [slachtoffer] is binnengedrongen met zijn vinger(s) en/of dat verdachte gebruik heeft gemaakt van fysieke en of psychische overwicht op die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgend, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer] betast;
2. hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen (een) afbeelding(en) en/of een voorwerp/gegevensdrager, bevattende (een) afbeelding(en), te weten (een gsm met daarop/daarin) (een) foto('s) van verdachtes ontblote penis, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft aangeboden en/of vertoond aan de minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar;
3. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen, (telkens) zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten een door verdachte gebruikte slaapkamer die tevens als slaapkamer in gebruik was bij [slachtoffer], met ontblote penis heeft bevonden, althans zich daar (telkens) heeft afgetrokken, terwijl daarbij (telkens) die [slachtoffer] haars ondanks
tegenwoordig was;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- vrijspraak van feit 1 primair;
- gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De verdachte dient van het onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit met de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte onverwachts met zijn vingers de vagina van [slachtoffer] is binnengedrongen noch dat verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn fysiek of psychisch overwicht.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen houden het volgende in.
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 01 december 2009, inhoudende de verklaring van verdachte.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en de vagina en de borsten van die [slachtoffer] betast;
2. hij in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een gsm met daarop/daarin foto's van verdachtes ontblote penis, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft aangeboden of vertoond aan de minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, van wie hij wist dat deze jonger was dan zestien jaar;
3. hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 mei 2006 te Assen, telkens zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten een door verdachte gebruikte slaapkamer die tevens als slaapkamer in gebruik was bij [slachtoffer], heeft afgetrokken, terwijl daarbij telkens die [slachtoffer] haars ondanks tegenwoordig was;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: een gegevensdrager bevattende afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar,
strafbaar gesteld bij artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht,
onder 3: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij haars ondanks tegenwoordig is,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich aan een drietal zedendelicten heeft schuldig gemaakt.
Het hoeft geen betoog dat het handelen van verdachte zoals dat uit het dossier naar voren komt uiterst verwijtbaar is te noemen te meer gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer. De bescherming van het slachtoffer tegen gedrag als dat van verdachte staat voorop en verdachte heeft zich moeten realiseren dat zijn handelen in strijd is met de sociaalethische normen in zaken als onderhavige. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij zijn persoonlijk belangen heeft laten prevaleren boven de te beschermen belangen van het slachtoffer.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, met de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 december 2010 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soort gelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van de verweten feiten.
Ook de omstandigheid dat verdachte met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit, is gestopt met zijn handelen toen het tot hem doordrong dat het slachtoffer daarvan niet gediend was. Verdachte heeft op dat moment direct de woning van het slachtoffer verlaten. Bedoeld feit heeft zich eenmaal voorgedaan.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepast en geboden is. De rechtbank acht een lagere gevangenisstraf op zijn plaats dan door de officier van justitie is gevorderd gelet op wat de rechtbank in vergelijkbare gevallen oplegt.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. C.P. van Gastel en mr. H. de Wit, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 januari 2011.
Parketnummer: 19.830014-10
Uitspraak d.d.: 25 januari 2011 5