ECLI:NL:RBASS:2011:666

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
AWB-09_868
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanlegvergunning voor Waterberging-Natuur Roden-Norg en de ontvankelijkheid van bezwaren

In deze zaak gaat het om de aanlegvergunning die op 28 mei 2009 door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld is verleend aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe voor de uitvoering van bestek (3A) van het Inrichtingsplan Waterberging-Natuur Roden-Norg, vastgesteld door het Waterschap Noorderzijlvest op 4 juli 2007. De eisers, bestaande uit tien personen wonende in [Plaats], hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat door verweerder op 22 oktober 2009 ongegrond is verklaard. Hierop hebben de eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 1 maart 2011 behandeld, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door [Gemachtigde 1], [Eiser 8] en [Eiser 9]. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. P.J.M. de Goede en anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat de aanlegvergunning geen directe gevolgen voor hen heeft. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoende objectief bepaalbare, eigen, persoonlijke belangen hebben die hen onderscheiden van anderen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder de bezwaren ten onrechte inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de bezwaren van eisers alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 24,48, en is bepaald dat het door eisers betaalde griffierecht van € 150,- door de gemeente Noordenveld moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector Bestuursrecht
Kenmerk: 09/868BESLU
Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 12 april 2011.
in het geding tussen
[Eiser 1] ,
[Eiser 2] ,
[Eiser 3] ,
[Eiser 4] ,
[Eiser 5] ,
[Eiser 6] ,
[Eiser 7] ,
[Eiser 8] ,
[Eiser 9] ,
[Eiser 10],wonende te [Plaats] , eisers,
en
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld,verweerder.

I.Procesverloop

Bij primair besluit van 28 mei 2009 heeft verweerder aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe (GS) een aanlegvergunning verleend voor de uitvoering van bestek (3A) van een deel van het Inrichtingsplan Waterberging-Natuur Roden-Norg van het Waterschap Noorderzijlvest d.d. 4 juli 2007.
Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 28 mei 2009 ongegrond verklaard en laatstgenoemd besluit gehandhaafd.
Eisers hebben bij brief van 29 november 2009 tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 7 januari 2010 een verweerschrift ingezonden. Eisers hebben hiervan een afschrift ontvangen.
Tevens hebben zich gemeld als belanghebbenden om als partij aan het geding deel te nemen GS en de Bestuurscommissie Herinrichting Peize (Bestuurscommissie), Dienst Landelijk Gebied (DLG), alsmede het Waterschap Noorderzijlvest.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 1 maart 2011 alwaar eisers zijn vertegenwoordigd door [Gemachtigde 1] , [Eiser 8] en [Eiser 9] .
Voor verweerder is verschenen [Naam 1] GS en DLG en hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J.M. de Goede en [Naam 2] is verschenen namens de Bestuurscommissie, bijgestaan door mr. P.J.M. de Goede.
Namens het Waterschap Noorderzijlvest is verschenen mr. J.J. Feunekes.

II.Motivering

Feiten en omstandigheden
Op 19 mei 2009 heeft DLG namens GS een aanvraag ingediend voor een aanlegvergunning voor het realiseren van diverse werkzaamheden die binnen bestek 3(A) uitgevoerd dienen te worden. De werkzaamheden zijn ter uitvoering van het inrichtingsplan Waterberging-Natuur voor Roden-Norg dat op 4 juli 2007 door het algemeen bestuur van het Waterschap Noorderzijlvest is vastgesteld.
Bij primair besluit van 28 mei 2009 heeft verweerder aan GS een aanlegvergunning verleend voor de uitvoering van bestek (3A) van een deel van het Inrichtingsplan Waterberging-Natuur Roden-Norg van het Waterschap Noorderzijlvest d.d. 4 juli 2007.
Bij brief van 28 juni 2009 heeft [Eiser 1] hiertegen bezwaar gemaakt. Bij brief van 1 juli 2009 hebben [Eiser 2] , [Eiser 3] , [Eiser 4] , [Eiser 5] , [Eiser 6] , [Eiser 7] , [Eiser 8] , [Eiser 9] bezwaar gemaakt tegen het verlenen van de aanlegvergunning. Bij brief van 3 juli 2009 heeft [Eiser 10] bezwaar gemaakt tegen de aanlegvergunning.
De bezwaren van eisers zijn behandelend door de onafhankelijke commissie voor de behandeling van bezwaarschriften van de gemeente Noordenveld (commissie). Eisers hebben hun bezwaren mondeling toegelicht op de hoorzitting van 17 augustus. Een verslag van de hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken. Op 24 september 2009 heeft de commissie verweerder geadviseerd de bezwaren van eisers ongegrond te verklaren en de bestreden beslissing in stand te laten.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers ongerond verklaard.
Bij brief van 29 november 2009 hebben eisers aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij uitspraak van 15 december 2009 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek, met zaaknummer 09/867, afgewezen.
Bij brief van 14 november 2010 hebben eisers aan de voorzieningenrechter van de rechtbank wederom verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb.
Bij uitspraak van 23 december 2010 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek, met zaaknummer 10/761, afgewezen
Standpunten partijen
Eisers menen dat er een onjuiste beoordeling is gemaakt van de gevolgen voor het (Groot) Waal, nabij Roderwolde. Het alluviale bos van het Waal en de daarin veelvuldig voorkomende zeggekorfslak maken deel uit van en komen voor in het plangebied, maar behoren ook tot de instandlatingsdoelen zoals aangewezen in Natura 2000.
De in de aanlegvergunning genoemde werkzaamheden en gevolgen daarvan zijn volgens eisers niet in overeenstemming met de eerder afgegeven vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de in dat kader gemaakte passende beoordeling.
Eisers stellen zich op het standpunt dat hun mening ook wordt onderschreven door een onafhankelijke deskundige, dr. Stortelder.
Tevens menen eisers dat het begrijpelijk is dat de fietsroutes moeten worden afgesloten ten behoeve van de werkzaamheden, maar dat er voorzien moet worden in een veilig alternatief.
Verweerder heeft in het verweerschrift zijn standpunt gehandhaafd en daarbij de vraag opgeworpen of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verweerder terecht en op goede gronden de bezwaren van eisers ontvankelijk heeft verklaard.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), zie onder meer de uitspraak van 21 oktober 2009 (LJN: BK0831), dient een natuurlijke persoon om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb te kunnen worden aangemerkt een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
De rechtbank stelt vast dat de aanlegvergunning afgegeven is voor werken ten behoeve van een deel van het inrichtingsplan. De aanlegvergunning ziet op het realiseren van werken zoals onder meer het afgraven van een toplaag, het opschonen van de watergang, het aanbrengen van duikers, het aanleggen van een pad, het aanleggen van dammen, het verwijderen van dammen en het aanleggen van een kade. De rechtbank is van oordeel dat dit met name werken betreffen, die niet in een verre omtrek zichtbaar zijn.
Ter zitting is echter wel gebleken dat er een lange kade aangelegd zal worden met een hoogte van 1,50 meter. Naar het oordeel van de rechtbank is tussen partijen niet in geschil dat eisers, gelet op de ligging van hun percelen, zicht op de aan te leggen kade zullen hebben.
De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de afstand van de aan te leggen kade tot de percelen van eisers, waarvan het dichtstbijzijnde is gelegen op een afstand van 350 meter, en gelet op de hoogte van de kade, er geen zicht bestaat in die mate dat gesteld kan worden dat eisers door het verlenen van de aanlegvergunning rechtstreeks geraakt zijn in hun belangen als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Eisers kunnen derhalve naar het oordeel van de rechtbank niet als belanghebbenden worden aangemerkt. Voorts hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat het effect van het (gebruik van) het besluit zodanig is dat zij om die reden moeten worden geacht een rechtstreeks belang te hebben. De rechtbank overweegt op dat punt dat de aanlegvergunning aan GS niet het recht geeft om delen van het (Groot) Waal te kappen.
Gelet op het vorenoverwogene zal het beroep gegrond worden verklaard omdat verweerder de bezwaren ten onrechte inhoudelijk heeft beoordeeld, terwijl de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard had dienen te worden. Het bestreden besluit dient derhalve, onder gegrondverklaring van het hiertegen ingestelde beroep, op dit punt te worden vernietigd. Nu verweerder, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, na de vernietiging van het bestreden besluit de bezwaren van eisers slechts niet-ontvankelijk kan verklaren, bestaat er voor de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten, die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken en welke kosten worden begroot op € 24,48 zijnde de reiskosten voor het verschijnen ter zitting.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,- dient te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.

III.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • voorziet zelf in de zaak en verklaart de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 24,48 en bepaalt dat de gemeente Noordenveld deze kosten alsmede het door eisers betaalde griffierecht van in totaal € 150,- aan hen dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr.W.P. Claus, voorzitter, mrs. A.T. de Kwaasteniet en K.J. de Graaf, leden, bijgestaan door mr. H.E. Melissen, griffier.
mr. H.E. Melissen mr.W.P. Claus
In het openbaar uitgesproken op 12 april 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Het hoger beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.
Afschrift verzonden op: