ECLI:NL:RBASS:2011:2228

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
85361 / HA ZA 11-171
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vennootschap onder firma en geschil over winstverdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen is behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen die samenwerkten in een vennootschap onder firma. De eiser, die per 1 november 2010 uit de vennootschap is getreden, vordert een bedrag van € 90.000,00 van de gedaagde partij, vermeerderd met rente en kosten. De eiser stelt dat hij recht heeft op een evenredig deel van de winst en het klantenbestand van de vennootschap, terwijl de gedaagde partij betwist dat de winst evenredig verdeeld moet worden en stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de hoogte van de vergoeding die de eiser zou ontvangen.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 25 mei 2011 en een comparitie van 3 oktober 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt tussen partijen over de financiële afwikkeling na de uittreding van de eiser. De gedaagde partij heeft in reconventie een vordering ingesteld tot betaling van € 61.925,00, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat de eiser zijn werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen in conventie en reconventie samenhangend zijn en heeft beide gelijktijdig behandeld. De rechtbank heeft de gedaagde partij opgedragen bewijs te leveren van de door hen gestelde afspraken met de eiser over de vergoeding voor ingebrachte arbeid en het winstaandeel. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ASSEN

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 85361 / HA ZA 11-171
Vonnis van 2 november 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende en kantoorhoudende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.H.J. van der Maas te Haren,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te[plaats],
alsmede haar vennoten:
2.
[gedaagde],
wonende te [plaats],
3.
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.F. Dirkzwager.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 mei 2011, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 oktober 2011;
  • de conclusie van antwoord in reconventie 3 oktober 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn per 1 januari 2008 gaan samenwerken in een door hun opgerichte vennootschap onder firma.
2.2.
Op 1 mei 2009 is [gedaagde] toegetreden tot de vennootschap onder firma.
2.3.
[eiser] is op 1 november 2010 uit de vennootschap onder firma getreden.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 90.000,00 vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van hen om te gehengen en te gedogen dat hij zijn eigen cliënten bedient, alsmede dat de rechtbank het vennootschapsvermogen scheidt en deelt. Daartoe stelt [eiser], samengevat weergegeven, dat hij per 1 november 2010 uit de vennootschap is getreden en hij tot die tijd aanspraak heeft op een evenredig deel van de winst en het klantenbestand van de vennootschap. [eiser] stelt de hem toekomende winst, na verrekening met de aan hem betaalde voorschotten, op € 90.000,00.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot de niet-ontvankelijkheid van [eiser], althans afwijzing van zijn vordering en veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Daartoe stellen [gedaagde], samengevat weergegeven, dat zij afspraken hebben gemaakt over de hoogte van het bedrag dat [eiser] over de jaren 2008, 2009 en 2010 zou ontvangen aan vergoeding voor ingebrachte arbeid en zijn aandeel in de winst. Uitgaande van die afspraken, heeft [eiser] volgens [gedaagde] € 51.684,00 meer ontvangen dan waar hij recht op heeft. Daarnaast stellen [gedaagde] schade te hebben geleden omdat [eiser] zijn werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd. In reconventie vorderen [gedaagde] daarom, samengevat weergeven, veroordeling van [eiser] tot betaling van € 61.925,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
Het verweer van [eiser] in reconventie strekt tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde], althans afwijzing van hun vordering en veroordeling van
[gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hebben een zodanige samenhang dat de rechtbank beide gelijktijdig zal behandelen.
4.2.
Het geschil tussen partijen komt samengevat op het volgende neer. Per 1 november 2010 is [eiser] uitgetreden als vennoot uit de tussen partijen bestaande vennootschap. [gedaagde] hebben de vennootschap voortgezet. Ondanks daartoe strekkend overleg is tussen partijen geen overeenstemming bereikt over de vraag wat [eiser] toekomt naar aanleiding van zijn uittreding. Op deze vraag spitst het geschil tussen partijen zich toe.
4.3.
In het geval een van de vennoten uittreed en de overige vennoten de vennootschap voortzetten, dient er verdeling ten aanzien van de uittredende vennoot plaats te vinden. De uittredend vennoot heeft daarbij recht op teruggave van hetgeen hij heeft ingebracht in de vennootschap. Daarnaast heeft hij recht op een aandeel in de winst of is hij verplicht zijn aandeel in het verlies voor zijn rekening te nemen. Eén en ander voor zover tussen partijen geen afwijkende regelingen zijn getroffen. [eiser] maakt aanspraak op een evenredig deel van de winst.
4.4.
[gedaagde] betwisten dat de winst evenredig over de vennoten dient te worden verdeeld en beroepen zich daarbij op een afwijkende contractuele regeling met [eiser].
4.5.
Ten aanzien van de jaren 2008 en 2009 stellen [gedaagde] dat zij met [eiser] mondeling zijn overeengekomen dat [eiser] als vergoeding voor ingebrachte arbeid en zijn winstaandeel een vast bedrag zou ontvangen van € 2.500,00 per maand. [gedaagde] beroepen zich daarmee op de rechtsgevolgen van de door hun gestelde afwijkende contractuele regeling. Gelet op de betwisting van [eiser] dat deze afspraak is gemaakt zullen [gedaagde] tot het bewijs hiervan worden toegelaten.
4.6.
Ten aanzien van de vergoeding van het winstaandeel over het jaar 2010 stellen [gedaagde] dat [eiser] zijn winstaandeel over 2010 zou kunnen vergroten door zijn productiviteit te vergroten. Daartoe werd volgens [gedaagde] een target gesteld van 50%. Uit deze stelling blijkt niet van een afspraak tussen [eiser] enerzijds en
[gedaagde] anderzijds over het winst- of verliesaandeel van [eiser] over het jaar 2010. Andere feiten of omstandigheden waaruit een dergelijke afspraak kan volgen zijn niet gesteld. Ten aanzien van het jaar 2010 oordeelt de rechtbank dat [gedaagde] onvoldoende feiten of omstandigheden hebben gesteld die, na eventuele bewijslevering, tot het oordeel kunnen leiden dat een afwijkende contractuele regeling is getroffen ten aanzien van het winst- of verliesaandeel van [eiser].
4.7.
Gelet op het in rechtsoverweging 4.5. overwogene zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
BESLISSING
De rechtbank
in conventie en in reconventie
1. draagt [gedaagde] op feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat met [eiser] voor de jaren 2008 en 2009 een vaste vergoeding van € 2.500,00 per maand is overeengekomen voor ingebrachte arbeid en zijn aandeel in de winst van de vennootschap,
2. bepaalt dat, indien [gedaagde] het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. H.H. Kielman in het gerechtsgebouw te Assen aan Brinkstraat 4 op een nader te bepalen datum en tijdstip,
3. bepaalt dat [gedaagde] voor
30 november 2011opgave zullen doen van de door haar voor te brengen getuigen, alsmede de verhinderdata
van alle betrokken partijenen van de getuigen (
januari, februari, maart, april en mei 2012), waarna een datum voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld,
4. bepaalt dat [gedaagde], indien zij het bewijs
nietdoor getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank -  ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven, in dat geval zal het getuigenverhoor geen doorgang vonden en zal de zaak naar een nader te bepalen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door
[gedaagde],
5. bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Kielman en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2011.