Beoordeling van het geschil
3.1 De onroerende zaak betreft een hospice, voor mensen in hun laatste levensfase. De hospice heeft onder meer één gezamelijke woonkamer, vier verpleeg- dan wel privévertrekken (met eigen douche en toilet), een kantoorruimte, een logeerruimte een gemeenschappelijke keuken. Voor het heffingsjaar 2009 is voor de onroerende zaak een WOZ-waarde van € 521.000,-- vastgesteld. De afbakening van de onroerende zaak en de berekening van de vastgestelde WOZ-waarde zijn niet in geschil.
3.2 Op grond van artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet kan ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken onder de naam onroerendezaakbelasting worden geheven: een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, gebruiken (gebruikersbelasting).
Op grond van artikel 220c van de Gemeentewet is de heffingsmaatstaf voor de onroerende- zaakbelastingen de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 220.
Ingevolge artikel 220e van de Gemeentewet wordt in afwijking van artikel 220c bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelasting bedoeld in artikel 220, onderdeel a (de gebruikersbelasting) buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
3.3 De tekst van deze bepalingen is overgenomen in respectievelijk artikel 1, aanhef en onder a, artikel 3, eerste lid, en artikel 4, derde lid, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2009 van de gemeente Hoogeveen (hierna: de verordening).
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (bijvoorbeeld Hoge Raad 4 december 1991, BNB 1992/47) dient de term 'in hoofdzaak' te worden uitgelegd als: voor ten minste 70%.
3.4 Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat bij de onderhavige onroerende zaak sprake is van een niet-woning. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan zijn bewijslast heeft voldaan en overweegt hiertoe als volgt.
3.5 De vastgestelde feiten in hun onderling verband en samenhang beschouwd leiden tot het oordeel dat eiseres in de hospice een vorm van met verzorging en begeleiding omgeven huisvesting aanbiedt, zodanig dat de hospice mensen met een beperkte levensverwachting in staat stelt daar op een aangename manier het laatste deel van hun leven te verblijven. Dat de hospice er zoveel mogelijk naar streeft een huiselijke sfeer te creëren en het geheel een op een woning gelijkende opzet heeft, maakt niet dat reeds daarom de onroerende zaak (of delen daarvan) per definitie ook als woning in de zin van de wet moet worden aangemerkt. Voor het oordeel van de rechtbank is doorslaggevend dat het gaat om een tijdelijk verblijf, veelal korter dan zes maanden, en dat de aan "wonen" verbonden zekere duurzaamheid dus ontbreekt. Van belang hierbij is ook, dat er geen sprake is van een formele adreswijziging.
3.6 Ten aanzien van de verwijzing van eiseres naar een hospice in [plaats], waarbij wel zou zijn uitgegaan van een woning, overweegt de rechtbank dat dit, nog los van de omstandigheid dat eiseres dit niet heeft onderbouwd of anderszins heeft geconcretiseerd, niet ter beoordeling kan staan, nu er bij ieder object individueel dient te worden getoetst of sprake is van een woning dan wel een niet-woning.
3.7 Ook voorts zijn namens eiseres geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft dan ook terecht geen toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 220e van de Gemeentewet en heeft de hospice voor het belastingjaar 2009 terecht als niet-woning aangemerkt. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.