ECLI:NL:RBASS:2010:BO8054

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810172-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag met seksuele misdrijven als antecedent

Op 21 december 2010 heeft de Rechtbank Assen uitspraak gedaan in een zaak van gekwalificeerde doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor het doden van een 15-jarig meisje, na haar te hebben gedwongen tot orale seks. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op 10 mei 1993 het slachtoffer bij de keel greep en haar wurgte, niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat hij uit paniek handelde. De feiten kwamen aan het licht na een langdurig onderzoek, waarbij DNA-materiaal van de verdachte matchte met sporen die op het slachtoffer waren aangetroffen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer had verkracht en haar vervolgens had vermoord om straffeloosheid te verzekeren. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte 17 jaar lang zijn daden had verzwegen, wat aanzienlijke emotionele schade toebracht aan de nabestaanden. De rechtbank concludeerde dat de ernst van het delict en de impact op de samenleving een lange gevangenisstraf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810172-10
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 21 december 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in HvB Zwolle te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 7 december 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 10 mei 1993 te of nabij [plaats], althans in de voormalige gemeente [gemeente] (thans gemeente [gemeente]), althans in het arrondissement Assen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer] bij de keel/hals vastgepakt/vastgegrepen en/of die keel/luchtpijp van die [naam slachtoffer] dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden en/of (vervolgens) met zijn geschoeide voet op haar keel/hals gedrukt en/of gestaan, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
- verkrachting van die [naam slachtoffer] (artikel 242 Wetboek van Strafrecht) en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid van die [naam slachtoffer] (artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- wederechtelijk vrijheidsberoving van die [naam slachtoffer] (artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 mei 1993, te of nabij [plaats], althans in de voormalige gemeente [gemeente] (thans gemeente [gemeente]), althans in het arrondissement Assen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [naam slachtoffer] bij de keel/hals vastgepakt/vastgegrepen en/of die keel/luchtpijp van die [naam slachtoffer] dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden en/of (vervolgens) met zijn geschoeide voet op haar keel/hals gedrukt en/of gestaan, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 mei 1993, te of nabij [plaats], althans in de voormalige gemeente [gemeente] (thans gemeente [gemeente]), althans in het arrondissement Assen, opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer] bij de keel/hals vastgepakt/vastgegrepen en/of die keel/luchtpijp van die [naam slachtoffer] dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden en/of (vervolgens) met zijn geschoeide voet op haar keel/hals gedrukt en/of gestaan, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering1
De feiten
Op maandagavond 10 mei 1993 kwam bij de politie Drenthe de melding binnen dat de
15-jarige [slachtoffer], wonende te [plaats], die dag niet was thuisgekomen van school. Nog diezelfde avond begon de politie een zoekactie, die ook 's nachts voortduurde. De volgende dag, op dinsdag 11 mei 1993, omstreeks 14:15 uur, werd besloten om met behulp van speurhonden een zoekactie in de [naam locatie] te beginnen. Omstreeks 15:15 uur trof één van de speurhondgeleiders, op aanwijzing van de vader van [slachtoffer], nabij de [naam locatie] in de boswachterij [naam] het stoffelijk overschot aan van [slachtoffer].2 Uit de op 12 mei 1993 uitgevoerde sectie bleek dat zij om het leven was gekomen door verstikking als gevolg van gebleken inwerking van uitwendig mechanisch samendrukkend geweld op de hals (wurging).3
Op 11 mei 1993 werd er door de technische recherche een onderzoek ingesteld op de plaats delict. Hierbij werd onder meer met zelfklevend folie het sweatshirt van het slachtoffer afgeplakt.4 Het Gerechtelijk Laboratorium rapporteerde op 2 juni 1993 dat er op deze folie een schaamhaar was aangetroffen.5 In 2004 werd door het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek (FLDO) te Leiden in een extract van deze schaamhaar een DNA-profiel aangetroffen, bestaande uit 14 polymorfe autosomale DNA-kenmerken. Op grond van dit DNA-onderzoek werd geconcludeerd dat de haar afkomstig was van een onbekende man.6
Op 26 april 2010 ontving het Openbaar Ministerie bericht van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) dat er een match was gevonden tussen het uit de schaamhaar verkregen DNA-profiel van de onbekende man en het op 22 april 2010 in de DNA-databank voor strafzaken opgenomen DNA-profiel van de veroordeelde [verdachte]. Het NFI rapporteerde dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het in de schaamhaar aangetroffen DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.7
Op maandag 3 mei 2010 werd [verdachte] aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer].8 Vanaf het eerste verhoor bekende hij dat hij haar had gedood. Hij verklaarde dat het een opluchting was dat hij nu eindelijk was opgepakt.9 In totaal werd de verdachte acht keer gehoord. Tijdens deze verhoren verklaarde verdachte gedetailleerd over de gebeurtenissen op 10 mei 1993. Ter terechtzitting van de rechtbank op 7 december 2010 werden deze verklaringen door verdachte in grote lijnen bevestigd.
De verklaringen van verdachte
Begin mei 1993 zat verdachte - destijds 24 jaar oud - in de ziektewet, omdat hij op het werk in de vinger van zijn rechterhand had gezaagd. Uit verveling fietste hij in die dagen veel in de omgeving van zijn woonplaats [plaats]. Zo ook op maandag 10 mei 1993. Toen hij 's middags over de [weg] richting [plaats] fietste, kwam [slachtoffer] hem tegemoet fietsen. Verdachte passeerde haar, keerde zijn fiets een eindje verderop en fietste achter [slachtoffer] aan. Verdachte verklaart niet te weten wat er op dat moment door hem heen ging. "Het zal wel lust zijn geweest" zo verklaarde verdachte.10
Ter hoogte van een zandpad dat het bos inliep, haalde hij [slachtoffer] in en pakte haar bij haar arm. [slachtoffer] trapte op de rem. Verdachte verklaart hierover dat hij de indruk had dat [slachtoffer] dacht dat hij een bekende was, omdat zij niet erg leek te schrikken. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat zij mee moest komen, het bos in. Zij fietsten naast elkaar het zandpad op en stapten vervolgens af.11 Verdachte voelde onder [slachtoffer]'s shirt aan haar borsten.12 Zij liepen een stukje het bos in. Verdachte zei op enig moment: "We gaan even een wipje maken." [slachtoffer] gaf aan dat zij dit nog nooit had gedaan. Verdachte zei: "Pijp mij dan maar even." Hij duwde [slachtoffer] op haar knieën en stopte zijn penis in haar mond. Dit duurde maar heel even, omdat [slachtoffer] hem wegduwde en zei dat zij het benauwd kreeg. Ze zei: "Laat me even, ik loop niet weg." Vervolgens ging ze er echter toch vandoor. Al na een paar meter had verdachte haar weer te pakken.13
Hij pakte haar vast en liet haar struikelen met zijn voet achter haar been, zodat zij achterover op de grond viel. Verdachte ging vervolgens bovenop haar zitten, net onder haar borsten met zijn knieën op haar spierballen. Hij draaide zich linksom en maakte de rits van haar broek open. Hij raakte zo opgewonden, dat hij klaarkwam. Hij duwde zijn penis in de mond van [slachtoffer] en kwam klaar in haar mond. [slachtoffer] kokhalsde en spuugde het sperma uit.14
Op dat moment kwam er een auto aanrijden. De auto stopte ongeveer 50 meter van de plek waar verdachte en [slachtoffer] zich bevonden. De bestuurder van de auto stapte uit om te plassen. Verdachte duwde zijn hand op de mond van [slachtoffer] om te voorkomen dat zij zou schreeuwen. De automobilist stapte weer in en reed weg.15 Op dat moment pakte verdachte [slachtoffer] met twee handen bij de keel en kneep. Ze verweerde zich heel even, maar ze kon niets beginnen. Het was maar even en toen deed ze haar ogen dicht.16 Het leek alsof ze rustig in slaap viel. Toen ze helemaal stil lag en niet meer reageerde stond verdachte op en zette zijn voet op haar keel.17 Hij deed dit om er zeker van te zijn dat zij dood was.18 Verdachte haalde [slachtoffer]'s fiets op en legde deze bij [slachtoffer] neer. Vervolgens fietste hij naar huis. Thuis aangekomen vertelde hij zijn vriendin dat hij was gevallen met de fiets om daarmee zijn vieze kleren te verklaren.19
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde - de gekwalificeerde doodslag - heeft begaan.
Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en wederrechtelijke vrijheidsberoving en heeft verdachte het slachtoffer ten slotte gewurgd om aan zichzelf ter zake van deze feiten straffeloosheid te verzekeren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van het primair ten laste gelegde in de eerste plaats aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de kwalificerende feiten verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Volgens de raadsman kan enkel uit de verklaringen van verdachte volgen dat hiervan sprake is geweest, hetgeen onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
De raadsman heeft in de tweede plaats aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer heeft gewurgd met het oogmerk om aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren. Verdachte heeft verklaard dat hij niet bewust heeft gehandeld toen hij het slachtoffer wurgde. De gepleegde doodslag heeft derhalve niets te maken met de daarvóór gepleegde vrijheidsberoving en de aan verdachte verweten zedendelicten. Er is geen sprake van een gekwalificeerde doodslag, maar van een 'kale' doodslag. Het ten laste gelegde oogmerk is bovendien van dien aard, dat dit overeenkomt met de voorbedachten rade van het delict moord. Hiervan is geen sprake geweest.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht evenals de officier van justitie bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde doodslag, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte het slachtoffer heeft gedood toen hij op heterdaad werd betrapt bij de verkrachting en de doding heeft gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren.
De kwalificerende feiten
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer heeft verkracht, door haar te dwingen tot orale seks. Het bewijs voor dit kwalificerende feit steunt immers niet alleen op de verklaringen van verdachte, maar ook op de aangetroffen schaamhaar op het sweatshirt van het slachtoffer en op het feit dat de rits van de broek van het slachtoffer openstond toen zij gevonden werd20.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaringen omtrent de verkrachting betrouwbaar, omdat hij er vanaf het eerste verhoor over heeft verklaard, zijn verklaringen op hoofdlijnen consistent zijn en hij er op eigen initiatief over is begonnen. Verdachte kan hier van de buitenwereld niets over hebben vernomen, omdat het totdat verdachte hierover begon niet bekend was dat [slachtoffer] tot orale seks was gedwongen.
Het door de raadsman aangedragen feit dat er op de plaats delict en op of in het lichaam van het slachtoffer geen spermasporen zijn aangetroffen, hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet te leiden tot een vrijspraak. In zijn rapport van 1 juni 2010 heeft forensisch arts D. Botter van het NFI immers uiteengezet dat hiervoor meerdere verklaringen te bedenken zijn. Zo kan het onder andere zo zijn dat spermasporen verloren zijn gegaan door uitloop van vocht uit de mondholte en tijdsverloop. Het ontbreken van spermasporen leidt derhalve niet automatisch tot de conclusie dat er geen ejaculatie heeft plaatsgevonden. Terzijde merkt de rechtbank op dat ook zonder zaadlozing sprake is van verkrachting.
Ten aanzien van de overige twee ten laste gelegde kwalificerende feiten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat verdachte vanaf het moment dat hij haar bij de arm pakte de bedoeling had om seks te hebben met het slachtoffer. De wederrechtelijke vrijheidsberoving stond in dienst van de latere verkrachting en ook de feitelijke aanranding van de eerbaarheid - het betasten van de borst en het openritsen van de broek - vormde slechts een inleiding op het seksuele binnendringen. Deze feiten maakten aldus onderdeel uit van de verkrachting. Omdat de rechtbank deze feiten in het onderhavige geval niet als afzonderlijke delicten ziet, zal de rechtbank vrijspreken van deze kwalificerende feiten.
Oogmerk
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het wurgen van het slachtoffer een paniekreactie was op de auto die op enige meters afstand was gestopt. Volgens verdachte was het niet zo dat hij [slachtoffer] heeft gewurgd om te voorkomen dat hij gepakt zou worden. De rechtbank acht dit onderdeel van zijn verklaring niet geloofwaardig, gelet op het feit dat de door verdachte beschreven paniek niet valt af te leiden uit de door verdachte verrichte, door hemzelf beschreven handelingen.
Zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij, toen de auto aan kwam rijden, zijn hand heel zachtjes en voorzichtig op de mond van [slachtoffer] heeft gelegd. Pas toen de auto weer was weggereden, heeft hij zijn handen om de keel van [slachtoffer] gelegd en is hij gaan knijpen. Toen zij buiten westen was, is hij opgestaan en heeft hij, zo verklaart hij, "rustig" zijn voet op haar keel gezet. Hij heeft daarbij naar eigen zeggen beslist geen kracht gebruikt. Vervolgens heeft hij, alvorens er zelf vandoor te gaan, de fiets van [slachtoffer] opgehaald van het zandpad en bij haar neergelegd.21 Onderweg naar huis heeft hij nog een pakje shag gekocht.22
Naar het oordeel van de rechtbank duidt deze feitelijke gang van zaken niet op een paniekreactie, maar op weloverwogen handelen, gericht op het aan zichzelf verzekeren van straffeloosheid. Hooguit is er sprake van een schrikreactie. De rechtbank slaat daarbij eveneens acht op de door verdachte op 3 mei 2010 in zijn eerste verhoor bij de politie afgelegde verklaring. Op de vraag wat de reden van zijn paniek was, antwoordde de verdachte: "Voor hetgeen waarvoor ik het heb gedaan. Zeg maar dat het lust was. En dan ben je zo bang dat je opgepakt wordt, noem maar op, je weet dat je helemaal fout zit ... je weet het gewoon."23 Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren.
Aan de raadsman kan worden toegegeven dat dit oogmerk dicht in de buurt komt van het bestanddeel 'voorbedachten rade' in het strafbare feit moord. Het is ook niet voor niets dat gekwalificeerde doodslag hetzelfde strafmaximum kent als moord. Een reden voor vrijspraak levert dit in dit geval echter niet op.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 mei 1993 te of nabij [plaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer] bij de keel vastgepakt en die keel van die [naam slachtoffer] dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en vervolgens met zijn geschoeide voet op haar keel gedrukt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
- verkrachting van die [naam slachtoffer] (artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren.
De verdachte zal van het primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
strafbaar gesteld bij artikel 288 (oud), juncto artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van een omtrent verdachte opgemaakt multidisciplinair rapport d.d. 30 november 2010, opgemaakt door psychiater J.H. van Renesse en psycholoog P.A.E.M.T. Cremers, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum. De deskundigen komen hierin tot de conclusie dat er voorafgaande en ten tijde van het ten laste gelegde naar alle waarschijnlijkheid geen sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte wordt dan ook volledig toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusie en volgt deze.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu niet is gebleken dat het feit verdachte niet toegerekend kan worden en er ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van gekwalificeerde doodslag een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte slechts veroordeeld kan worden ter zake van een 'kale' doodslag. Ter zake van dit feit acht de verdediging, gelet op recente uitspraken in soortgelijke zaken, een gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren passend. Daarbij heeft de verdediging tevens in aanmerking genomen dat verdachte geen noemenswaardig strafblad heeft.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 10 mei 1993 heeft verdachte de 15-jarige [slachtoffer] gedwongen tot het hebben van orale seks met hem, waarna hij haar heeft gewurgd om te voorkomen dat hij zou worden gepakt. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan één van de ergste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. [slachtoffer] moet de laatste momenten van haar leven onvoorstelbaar bang zijn geweest. Verdachte heeft haar vernederd en heeft haar daarna het meest kostbare bezit dat zij had, haar leven, afgenomen. En dat alles alleen omdat verdachte zijn eigen lustgevoelens niet in bedwang kon houden en daarover vervolgens geen verant-woording af wilde leggen.
Na het plegen van dit vreselijke feit heeft verdachte daarover 17 jaren zijn mond gehouden. Al die jaren heeft hij de ouders van [slachtoffer] in onzekerheid laten verkeren over wat er met hun dochter was gebeurd en wie er verantwoordelijk was voor haar dood. Uit de door de moeder van [slachtoffer] ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt welke invloed dit heeft gehad op haar leven. Jarenlang heeft haar leven in het teken gestaan van het vinden van de moordenaar van haar dochter, tot zij er bijna gek van werd. Bijna alle mensen in haar omgeving heeft zij als mogelijke dader gezien.
Gedurende die 17 jaren hebben er voorts meerdere politieonderzoeken plaatsgevonden, waarbij meerdere mensen als verdachte zijn aangemerkt. Eén van deze verdachten is aangehouden, in voorlopige hechtenis genomen en voor de rechter gebracht. Ook dit heeft verdachte er niet toe kunnen bewegen om zichzelf bij de politie aan te geven. Gelukkig heeft dit er niet toe geleid dat een onschuldige man is veroordeeld; op 30 augustus 2002 is deze verdachte vrijgesproken.
Verdachte heeft met zijn handelen de nabestaanden van [slachtoffer], met name haar ouders, onbeschrijflijk veel leed berokkend. Zij moeten leven in de wetenschap dat hun dochter seksueel is misbruikt en vervolgens op gewelddadige wijze om het leven is gebracht. Ook de schok die het door verdachte gepleegde feit in de samenleving, met name in de kleine gemeenschap van [plaats], teweeg heeft gebracht, zal bij de strafoplegging worden betrokken.
Gelet op het voorgaande komt voor afdoening van het door verdachte gepleegde feit alleen een vrijheidsstraf van lange duur in aanmerking. Voor een 'kale' doodslag is het, zoals ook door de raadsman is aangevoerd, niet ongebruikelijk dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren wordt opgelegd. Een gekwalificeerde doodslag is echter een ernstiger delict. Verder is van belang dat verdachte, ook toen iemand anders voor de rechter werd gebracht, zich niet heeft gemeld. Weliswaar heeft ook hij 17 jaar dit grote geheim met zich mee gedragen, maar dat leidt in dit geval niet tot vermindering van straf. Wel van belang acht de rechtbank dat alle handelingen zich in een zeer kort tijdsbestek hebben afgespeeld en dat verdachte tot het moment van de wurging geen extreem geweld heeft gebruikt. Ook had verdachte geen eerdere veroordelingen op zijn naam staan en was het strafmaximum voor tijdelijke gevangenisstraf in 1993 20 jaar. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 (oud), 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair ten laste gelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en
mr. C.P. van Gastel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 december 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit pagina's van een dossier van de politie Drenthe genaamd Ratel, met nummer BVH 20100276670. Wanneer een proces-verbaal wordt aangehaald, betreft dit een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders vermeld.
2 Zie: een ongenummerd proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 1993, houdende de bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant], [naam verbalisant] en [naam verbalisant] (p. 234 t/m 238); een proces-verbaal van bevindingen met nummer AET/1993-035 d.d. 14 mei 1993, houdende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] (p. 239 t/m 241); een ongenummerd proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 1993, houdende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] (p. 242); en een akte van overlijden betreffende [slachtoffer], d.d. 14 mei 1993 (p. 243).
3 Zie het door patholoog C.J.J. Hens opgestelde verslag van de sectie inzake wijlen [slachtoffer], d.d.
28 juni 1993 (p. 899 t/m 904).
4 Zie het proces-verbaal van de technische recherche met nummer 93.05.11.07.06 d.d. 27 mei 1993, houdende de bevindingen van de verbalisanten [naam verbalisant], [naam verbalisant] en [naam verbalisant] (p. 797 t/m 803). Het betreft het spoor met nummer 17. Het folie is Filmolux zelfklevende folie.
5 Zie het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie d.d. 2 juni 1993
(p. 1020 t/m 1023).
6 Zie het rapport van het FLDO d.d. 16 maart 2004 (p. 1052 t/m 1055). In dit rapport wordt gesproken over het "extract van haar 2 uit Munster". Dat dit (een extract van) de op het sweatshirt van het slachtoffer aangetroffen schaamhaar betreft, blijkt uit: een kopie van een proces-verbaal met nummer 050404-(TR)AH-015 d.d. 14 oktober 2004, houdende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] m.b.t. de route die de schaamhaar gedurende de jaren heeft afgelegd (p. 1030 t/m 1035) en het verslag van de Universiteit van Munster d.d. 15 juni 1993, waarin de ontvangen haar met opschrift "tape ad 17 van sweater slo Pubic hair no. 6" onder punt 2 wordt genoemd (p. 1046 t/m 1048).
7 Zie het deskundigenrapport van het NFI, inclusief bijlage, d.d. 23 april 2010 (p. 911 t/m 913). Hieruit blijkt dat het DNA-profiel verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van de veroordeelde [verdachte] matcht met het DNA-profiel verkregen uit een "schaamhaar nr 6 van filmoluxfolie" met DNA-identiteitszegel ABX321#01. Dat deze schaamhaar de op het sweatshirt van het slachtoffer aangetroffen schaamhaar betreft, blijkt uit een deskundigenrapport van het NFI d.d.
2 november 2001, waarin wordt vermeld dat het spoor "schaamhaar nr 6 van Filmolux folie" met TR-nummer 17 door het NFI voorzien is van DNA-identiteitsnummer ABX321.
8 Zie het proces-verbaal van aanhouding, nummer PL033E 2010026670-4, d.d. 3 mei 2010 (p. 14 t/m 15).
9 Zie het proces-verbaal van het eerste verdachtenverhoor d.d. 4 mei 2010 (p. 39).
10 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
11 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
12 Zie het proces-verbaal van het tweede verdachtenverhoor d.d. 5 mei 2010 (p. 70).
13 Zie het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2010026670, d.d. 11 mei 2010, waarin verbalisant [naam verbalisant] de door verdachte in het Huis van Bewaring gemaakte aantekeningen heeft uitgewerkt (p. 532).
14 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
15 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
16 Zie het onder 12 genoemde proces-verbaal (p. 533).
17 Zie het proces-verbaal van het tweede verdachtenverhoor d.d. 5 mei 2010 (p. 69).
18 Zie het proces-verbaal van het achtste verdachtenverhoor d.d. 28 mei 2010 (p. 130).
19 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
20 Zie het proces-verbaal van bevindingen met nummer AET/1993-035 d.d. 14 mei 1993, houdende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] (p. 240).
21 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
22 Zie het proces-verbaal van het vijfde verdachtenverhoor d.d. 10 mei 2010 (p. 109).
23 Zie het proces-verbaal van het eerste verdachtenverhoor d.d. 4 mei 2010 (p. 41).
??
??
??
??
Parketnummer: 19.810172-10
Uitspraak d.d.: 21 december 2010 10
vonnis